De Wiba van Jan Brogg’n en Griet Oost

In het papieren blad Opraekelen, nummer 04/2 (juni 2004) van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkundige vurening uut Deever, staat in de serie ‘Bedrijvigheid in de voormalige gemeente Diever in de vorige eeuw’ het artikel ‘De Wiba van Jan Brugging en Griet Oost’. De schrijver van het artikel is wijlen Lambert Brugging, die toen in Tuk woonde. Het enige nog levende kind van Jan Brugging en Griet Oost is de in het artikel genoemde dochter Meintje. Zij gaf de redactie van ut Deevers Archief toestemming het artikel van haar broer op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is mevrouw Meintje Tuut-Brugging bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

Bedrijvigheid in de voormalige gemeente Diever in de vorige eeuw
De Wiba van Jan Brugging en Griet Oost

Het begin van de winkel
Mijn vader Jan Brugging werkte eerst in de bossen van Berkenheuvel. Daarna ventte hij met huishoudelijke artikelen en galanterieën. Hij ventte met een bakfiets vanuit zijn ouderlijk huis op Kalteren. Dit huis heeft nu als adres Ten Darperweg 9. Mijn moeder Griet Oost werkte aan de openbare lagere school in Wapse als handwerkonderwijzeres. Verder verrichtte zij naaiwerk voor verschillende gezinnen in Diever.

Op 17 februari 1934 trouwden met ouders en openden toen een winkel aan de Hoofdstraat in Diever. Deze werd gevestigd in het voorste gedeelte van het pand, dat thans genummerd is met Hoofdstraat 57, 57a en 59. In het achterste gedeelte van het huis was een boerderij aanwezig. De winkel had in het begin weinig vloeroppervlakte. Deze was ondergebracht in een ruimte, die vergeleken kan worden met een gang. In het begin stond mijn moeder in de winkel, terwijl mijn vader naast de werkzaamheden in de winkel in de omgeving van Diever ventte met de bakfiets. Die werd al spoedig voorzien van een hulpmotor. In 1935 werd een auto aangeschaft.

Het winkelpand en de boerderij
Het voorste gedeelte van het pand heeft een bewogen geschiedenis achter de rug. Het is in de loop der jaren voor verschillende doeleinden gebruikt. In verband met deze bestemmingen zijn veel mensen uit Diever en de omliggende dorpen in het huis geweest.

Burgemeester en wethouders van de gemeente Diever gaven Roelof Seinen op 3 maart 1882 een vergunning voor het uitoefenen van een café in dit pand. Het tijdstip van ingang was gesteld op 1 mei 1882. De vergunning was bestemd voor de verkoop van minder dan tien liter sterke drank, voor gebruik ter plaatse van verkoop of elders. Zij gold voor de beide voorkamers en de keuken, respectievelijk groot 39.2, 29.5 en 21.1 m². De vergunning is op 1 mei 1926 vervallen vanwege het overlijden van vergunninghouder Roelof Seinen. Voor zijn logement had Roelof Seinen op de zolder vijf slaapkamers aangebracht. In de kamer van het pand was lange tijd het gemeentehuis gevestigd. Her café-logement van Roelof Seinen en Hilligje Wiechers is te zien op een anschtikaart uit 1903

Roelof Seinen was tevens boer. Dit beroep oefende hij uit in het achterste gedeelte van het pand. Het echtpaar Roelof Seinen en Hilligje Wiechers kreeg vijf kinderen: Aaltje, Jan Thijs, Hilligje, Grietje (Iete) en Willem. Voor de nog in leven zijnde oudere Dieversen zullen vooral de eerste vier namen bekend zijn. Zij waren de laatste leden van het gezin Seinen, die op een gegeven moment nog in het pand woonden. Omstreeks 1930 lieten zij een nieuw huis aan de Hoofdstraat bouwen, schuin tegenover het Dingspilhuus en trokken daarin. Allen zijn inmiddels overleden. De naam Jan Thijs Seinenhof is gegeven aan de Dieverse dependance van het verzorgingshuis De Weijert in Dwingeloo. De Jan Thijs Seinenhof is gebouwd op de hof, die destijds eigendom was van Jan Thijs Seinen.

De familie Seinen verhuurde het boerderijgedeelte en de daarbij behorende woonruimte aan het echtpaar Hendrik Rozeboom en Klaasje Kleene. Per 1 mei 1931 betrok de familie Rozeboom de boerderij. Deze familie kwam uit Uffelte. De voor de familie Rozeboom ‘nieuwe’ buurman Jaap Hessels zorgde dat het vee vanuit Uffelte ter bestemder plaatse in Diever kwam. Het echtpaar Rozeboom kreeg vijf kinderen: Rieka, Roelof, Hendrik, Hendrikje en Jantje. Aan het eind van de jaren dertig is de familie Rozeboom verhuisd naar het huis van Klaas Houwer aan de Bosweg. Het boerderijgedeelte werd daarna in gebruik genomen door het echtpaar Tjibbe Krol en Jantje Kok. Zij hadden tot dan ingewoond bij de moeder van Tjibbe Krol. Moeder Krol woonde toen in het woongedeelte van het Schultehuis.

Wijkzuster Elje Broer-Doodhagen werd de huurster van het voorste gedeelte van het pand, bestaande uit de voormalige gelagkamer, de cafézaal en de daarboven liggende ruimten. Het echtpaar Willem Broer en Elje Doodhagen kreeg één zoon: Luite Wolter (Lu). Willem Broer is op 11 februari 1922 op jonge leeftijd aan de Spaanse griep overleden. Lu was toen drie jaar. Hij wist zich van zijn verblijf aan de Hoofdstraat in een gesprek, dat ik met hem had, het nodige te herinneren. De moeder van Lu verhuisde op 1 maart 1931 naar Diever. Zij kwam uit Wilhelminaoord. Lu volgde een maand later. De reden hiervan was, dat moeder het te druk had met haar studie en voorts het nieuwe huis moest inrichten. Lu verbleef in die tijd op de boerderij van zijn grootouders van moederszijde. Zij woonden aan de Friese Brug in Noordwolde.

Links van de voordeur was bij de komst van de familie Broer de gelagkamer. De hierin aanwezige zeer mooie tapkast werd verwijderd. In deze vrij grote ruimte richtte de moeder van Lu de keuken in. Links achterin werd een aanrecht met daarop een pompje voor de watervoorziening geplaatst. De oorspronkelijke cafézaal, rechts van de voordeur, werd als woonkamer gebruikt. Een achter deze kamer liggend gangetje met een zijdeur was voor gemeenschappelijk gebruik van de families Rozeboom en Broer. Dit was ook het geval met de enige in het pand aanwezige toilet (tonnetjes-systeem). Dit toilet was op de deel tegen de paardenstal aangebracht. Bij een bezoek aan het toilet gingen de leden van de familie Broer buitenom. Als het nacht of slecht weer was, dan werd het toilet  bereikt via de woonruimte van de familie Rozeboom.

Tussen de gelagkamer en de cafézaal was een toog aanwezig. Dat was de bedekking van de muuropening tussen beide ruimten. In dit geval niet rond maar rechthoekig in hout uitgevoerd. Bij de komst van de familie Broer en ook tijdens hun verblijf zat in de toog een zes- of zevendelige vouwwand. Deze toog is ook thans nog in het pand aanwezig, zij het, dat hierin in de loop der jaren een aantal keren wijzigingen zijn aangebracht.

In juni 1933 hebben zuster Broer en haar zoon Lu het pand verlaten. Ze zijn toen gaan wonen aan de Dieverbrug in het huis, waar later het gezin van Anne Blok heeft gewoond.

In februari 1934 zijn mijn ouders in dit gedeelte van het pand een winkel begonnen. Bij hun komst werd de vouwwand verwijderd en werd de toog dicht gemaakt door middel van planken en een deur. Deze deur gaf vanuit de woonkamer (de oorspronkelijke cafézaal) toegang tot de winkelruimte. Op de deel van de boerderij werd een tweede toilet gemaakt. De hierboven genoemde slaapkamertjes waren nog aanwezig. Een aantal hiervan werd door mijn ouders als opslagruimte voor de winkel gebruikt.

In de vloer van één van slaapkamertjes was nog een rond gat met een diameter van ongeveer vijfentwintig centimeter aanwezig. Het uitgezaagde gedeelte, een soort deksel, was voorzien van een plankje. Hierdoor kon dit gedeelte niet naar beneden vallen, als het in het gat werd geplaatst. Vanaf de zolder kon men door het gat in de gelagkamer en later in de woonkamer kijken. Toen wij in het huis woonden is mij nooit duidelijk geworden waarvoor zo’n gat diende. Van Jans Tabak heb ik begrepen dat, toen Roelof Seinen in het pand zijn logement had, deze gaten dienden om de slaapkamertjes te verwarmen. De uit de gelagkamer opstijgende warme lucht stroomde door het gat een slaapkamertje in. In de gelagkamer was wel een kachel aanwezig, maar in de slaapkamertjes niet.

Aan de kant van buurman Hessels werd een houten garage gebouwd.

De WIBA
Afbeelding 1
De firma Piet de Wit (de Wit’s Bazar, afgekort de Wiba) uit Meppel adverteerde
in 1934 in haar reclamefolder met de leuze ‘Koopen van Wiba: Wie Iets Beter Aankoopt’ (document uit de verzameling van wijlen mevrouw Griet Brugging-Oost, Diever)

Mijn ouders sloten in 1935 een contract met Piet de Wit’s Bazar (de Wiba). Deze was in Meppel gevestigd en had contracten met verschillende zaken in de omgeving van Meppel. De afgenomen artikelen hoefden niet direct te worden betaald. Dit gegeven en het feit dat mijn ouders het pand huurden van Jan Thijs Seinen waren de redenen, dat ze aanvankelijk niet veel geld hoefden te investeren in de zaak. Ze konden volstaan met de aanschaf van de winkelinrichting.

Piet de Wit’s Bazar (de Wiba) leverde goederen aan de aangesloten winkeliers, waaronder mijn ouders, in depot. De goederen bleven eigendom van het bedrijf in Meppel. Elke zaterdag moest aan de firma Piet de Wit rekening en verantwoording worden afgelegd over de afgelopen week en moest er afgerekend worden. De aangesloten winkeliers waren verplicht al hun koopwaar van Piet de Wit te betrekken. Andere spullen mochten niet in de winkel aanwezig zijn. Dit werkte belemmerend op de bedrijfsvoering. Na een aantal jaren bleek dat deze constructie financieel gezien niet aantrekkelijk was. Een te groot gedeelte van de verkoopprijs moest worden afgedragen aan Piet de Wit. Voorts kon hij niet alle goederen leveren waar de klanten naar vroegen. Mijn vader heeft het in 1939 aflopende contract met Piet de Wit niet verlengd.

Afbeelding 2
 Luite (Lu) Wolter Broer wist te vertellen, dat de afkorting Wiba in de Deeverse volksmond ook wel werd uitgelegd als ‘Wie In Bezuiniging Aankoopt’. Deze reclame stond in het programma van de zangersdag, die op 6 juni 1937 in Diever werd gehouden.(document uit de verzameling van wijlen mevrouw Griet Brugging-Oost).


Afbeelding 3
Voorkant van een prijslijst uit 1934 met aan de achterkant een uitgebreide lijst met artikelen van 10, 25, 50, 75 en 100 cent. (document uit de verzameling van wijlen mevrouw Griet Brugging-Oost, Diever)

Piet de Wit adverteerde op zijn bakfietsen, die hij  reizende winkels noemde, met eenheidsprijzen. Er waren slechts vijf eenheidsprijzen: 10, 25, 50, 75 en 100 centen.
Op de voorkant van de prijslijst uit 1934 waarschuwde Piet de Wit het koperspubliek vooral niet van de concurrentie te kopen: Er zijn op sommige plaatsen personen die met een soortgelijke bakfiets hun waar te koop aanbieden. Diegenen hebben dikwijls hoogere prijzen en minderwaardige kwaliteiten. Men lette op de naam Wiba.

Assortiment
Het assortiment goederen bestond in het begin uit huishoudelijke artikelen en galanterieën. In een prijslijst uit 1934 zijn ongeveer 225 artikelen vermeld, zoals nikkelen vorken, witte kastranden, zakjes Reckitts blauw, lokhouders, Klaverblad karnemelkzeep, Brasso koperglans, vrijgezellen knopen, bakelieten asbakken, asbestplaatjes, kolenscheppen, bouillonzeven, bussenboenders, karbiezen, sajet, luiers, kachelzeiltjes, Zebra kachelpoets, Ovaline kachelpoets, roestvaststalen veiligheidsspelden, zeilzwabbers, mondorgels, haren kamerstoffers, fietshandbeschermers, China matten en haarsnijmachines.

Afbeelding 4.
In de publicatie ‘Als de dag van gisteren, honderd jaar Drenthe, de Drenten en hun winkels’, uitgegeven door Waanders, in samenwerking met de Provinciaal Historicus en het Rijksarchief in Drenthe is bijgaand afgebeelde ‘winkelzakje’ opgenomen, met als bijschrijft: Alle wat grotere Drentse dorpen hadden een winkel waar je van alles en nog wat kon krijgen. De afkorting ‘enz.’ op
het zakje van de firma Brugging sprak in dit opzicht boekdelen.

In de loop van de tijd en vooral na de Tweede Wereldoorlog is het assortiment aanzienlijk uitgebreid. Zij bestond op den duur naast de genoemde huishoudelijke artikelen en galanterieën onder meer uit: textiel, papierwaren (onder meer lectuur, schrijfartikelen en ansichtkaarten), speelgoed, geschenkartikelen, touwwaren (onder meer koetouwen en dekkleden voor vee, maar ook vliegertouw), hengelsportartikelen, souvenirs, snoepgoed, lederwaren (onder meer portemonnees en tassen), sieraden, rietwerk, ijzerwaren (gereedschappen), kampeerartikelen (stoelen en dergelijke), kerstartikelen, vuurwerk, Sola-tafelgerei.

De uitbreiding van het assortiment werd onder meer veroorzaakt door de vraag naar nieuwe artikelen. Als een klant behoefte had aan een artikel dat niet voorradig was, dan zorgde vader dat het zo spoedig mogelijk werd ingekocht. Dit uiteraard binnen bepaalde grenzen. Ook werden wel artikelen als eenmalige verkoopactie in de collectie opgenomen. Zo herinner ik mij, dat mijn vader op een gegeven moment een collectie jurken voor een schappelijke prijs op de kop kon tikken om deze ‘aan de vrouw te brengen’.

Door de uitbreiding van het assortiment nam ook het aantal toeleveringsbedrijven (fabrieken en grossiers) toe. Er kwamen steeds meer vertegenwoordigers over de vloer. Op zeker moment lag het aantal tussen de vijftig en de zestig. De meeste van hen deden één of twee keer per jaar de winkel aan, onder meer voor de verkoop van seizoenartikelen, maar sommige vertegenwoordigers kwamen elke maand of elke twee maanden langs.

Enkele voorvallen met politieagent IJ. de Jong
Het pand lag en ligt ook nu nog in een bocht van de Hoofdstraat. Auto’s mochten niet worden geparkeerd in de bocht, hoewel deze overzichtelijk is. Sommige vertegenwoordigers negeerden deze regel, omdat in de buurt onvoldoende parkeergelegenheid was. Ze parkeerden hun auto vaak vlak voor de winkel in de binnenkant van de bocht.

De toenmalige politieagent IJsbrand de Jong had hier grote moeite mee. Hij fietste regelmatig voor de winkel langs, omdat hij niet ver van ons in de gemeentewoning naast de toenmalige openbare lagere school aan de Hoofdstraat woonde. Geparkeerde auto’s in de bocht kon hij uiteraard niet toestaan. Als hij zag dat een auto verkeerd was geparkeerd, dan trad hij handelend op door de betreffende vertegenwoordiger te verzoeken zijn auto te verwijderen. De Jong is hiervoor wel tientallen keren en misschien wel vaker bij ons in de winkel geweest. Ik kan me niet herinneren, dat hij hiervoor ooit een bekeuring heeft gegeven.

Een ander voorval met De Jong, waarbij ook de winkel zijdelings ter sprake kwam, is mij altijd bij gebleven. Het gaat hierbij om het volgende. Met een aantal kameraden was ik aan het fietsen. Bij de zuivelfabriek aan het Moleneinde liet De Jong ons halt houden. Hij gaf te kennen, dat hij de fietsen wilde controleren. Hierbij bleek, dat de fiets van een kameraad niet van een bel was voorzien. Hij trok zijn boekje, waarin hij de gegevens van de betrokkene noteerde. Op de vraag wat zijn beroep was antwoordde mijn kameraad: “magazijnmeester”. “Zeker bij de firma Brugging”, zei De Jong grijnzend. Hij had schik in deze opmerking, omdat hij wel wist dat mijn vader voor zo’n functie geen emplooi had. Hoe dan ook, mijn kameraad heeft geen bekeuring gekregen.

Uitbreiding van het winkeloppervlak
De uitbreiding van het assortiment, zoals hiervoor omschreven, had ook gevolgen voor het winkeloppervlak. Mijn ouders zijn met een klein winkeltje begonnen, zoals hiervoor is gemeld. Al gauw werd een naastliggende kamer bij de winkel getrokken. Na de oorlog vond een uitbreiding plaats door de keuken aan de winkel toe te voegen. Deze uitbreiding had niet alleen te maken met de toename van de voorraad. Het was ook de praktische oplossing van een probleem. Mijn moeder kookte namelijk in de keuken, die niet grensde aan de kamer waar werd gegeten. Ze moest daarom altijd met het warme eten door de winkel om de (eet)kamer te bereiken. Dit verspreidde soms geurtjes, wat voor ons en de klanten die zich in de winkel bevonden, niet aangenaam was. Daarom werd een deel van de woonkamer als keuken ingericht en de oorspronkelijke keuken aan de winkel toegevoegd.

De grootste uitbreidingen vonden aan het eind van de vijftiger jaren van de vorige eeuw plaats. Mijn vader had toen het hele pand (winkel en achterliggende boerderij) gekocht. De winkel kon pas tot een zeer aanzienlijke omvang naar achteren worden uitgebreid, nadat de familie Tjibbe Krol was verhuisd naar de Dieverbrug. Daarvoor werden alle aanwezige hokken afgebroken en werd in de voormalige boerderij een vloer van beton gestort. Deze uitbreiding is met een verschil van enkele jaren in twee fasen uitgevoerd. Niet alleen werd het vloeroppervlak flink uitgebreid, maar werd ook de winkeldeur verplaatst en werden drie grote etalages gebouwd. Voor de ouderwetse winkelramen met ruitjes kwamen grote ramen in de plaats. Deze zijn nu nog aanwezig.

Afbeelding 5 – De situatie in 1962

Aanvoer en verwerking van goederen
De goederen werden aangevoerd met de bodediensten van onder meer Strik en Koers, auto’s van de groothandel of de fabriek en werden soms zelf met de eigen auto gehaald. Het zelf halen van goederen kwam vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw steeds meer voor, als gevolg van een nieuw fenomeen, namelijk de zelfbedieningsgroothandel.
Het uitpakken en prijzen van de goederen gaf aanvankelijk soms problemen. Hiervoor was namelijk geen afzonderlijke ruimte beschikbaar. Het werk moest in de winkel of in de woonkamer gebeuren. De winkel was vooral bij grote partijen geen goede oplossing. Daarom werden deze werkzaamheden meestal in de woonkamer gedaan. Bij goede weersomstandigheden en vooral wanneer de goederen in dozen met stro of houtwol waren aangekomen, gebeurde het uitpakken ook buitenshuis. Als het weer minder goed was, dan werd ook hiervoor noodgedwongen de woonkamer gebruikt. Het laat zich raden, dat de kamer tijdens deze werkzaamheden behoorlijk op z’n kop stond.

Afbeelding 6
De voorgevel van het pand van Jan Brugging en Griet Oost aan de Hoofdstraat in Diever in het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw. (foto uit de verzameling van wijlen Lambert Brugging)

Openingstijden
Aan de openingstijden was aanvankelijk geen limiet gebonden. “De winkel was open zolang er volk bij de weg was”, aldus mijn ouders. Dit hield in, dat de winkeldeur elke werkdag om ongeveer zeven uur ’s morgens werd geopend en de hele dag open was, al naar gelang de belangstelling tot negen à tien uur ’s avonds. Het niet gesloten zijn tussen de middag gaf soms problemen op huishoudelijk gebied. Het was in die tijd normaal om ’s middags warm te eten. Dit werd ook bij ons gedaan. Het gevolg hiervan was dat, wanneer een klant in de winkel kwam, iemand de tafel moest verlaten om hem of haar van dienst te zijn.
Het bord met inhoud van hem of haar werd op de kolenkachel gezet om het zo goed mogelijk warm te houden (er waren toen uiteraard nog geen magnetrons). De maaltijd werd door betrokkene voortgezet nadat de klant was geholpen of een ander lid van het gezin hem in de winkel had vervangen. Uiteraard was dit geen prettige gang van zaken.

Bij de komst van de Winkelsluitingswet werd een eind gemaakt aan de ongebreidelde openingstijden van winkels. Er werden uren vastgesteld waartussen de winkels geopend mochten zijn. Het was verboden om buiten de openingstijden klanten in de winkel toe te laten. Op de handhandhaving hiervan zag de politie nauwlettend toe. In verband hiermee was het zaak om klanten, die bijvoorbeeld ’s avonds ‘achterom’ kwamen, nadat ze het gewenste hadden gekocht, ongezien de winkel uit te loodsen. Later zijn de openingstijden gewijzigd, in die zin dat winkeliers meer ruimte kregen om zelf de openingstijden in te vullen. Zo werd in Diever een vrije maandagmiddag ingevoerd, daarna in de wintermaanden een hele vrije maandag en een winkelsluiting van een half uur tijdens de middagpauze.

Beëindiging van de winkel en nieuwe bestemmingen van het pand
In 1963 is mijn vader overleden. Mijn moeder heeft daarna de winkel voortgezet. Er was inmiddels een winkelmeisje in dienst getreden, te weten Roelie Andreae. Daarna heeft ze assistentie gehad van achtereenvolgens Alie Moes, haar dochter Meintje, Roelie Tiemes, Antje Hummel en Dinie Vos. In september 1979 heeft moeder de bedrijfsvoering beëindigd. Ze verkocht Het pand en de inventaris van de winkel aan het echtpaar Frits van Veen en Greetje Dutmer uit Oldendiever.

Zij hebben de winkel op ongeveer dezelfde wijze voortgezet. Er werd een groter winkeloppervlak verkregen door de in de toog aanwezige planken te verwijderen, zodat de aan de straat liggende woonkamer bij de winkel kon worden getrokken. Frits is in 1987 plotseling overleden. Na zijn overlijden is Greetje nog drie maanden met de winkel doorgegaan. Na uitverkoop van de nog aanwezige artikelen heeft zij op 1 augustus 1987 de winkel gesloten. Daarna is getracht om het pand te verkopen. Dit lukte niet. Daarom werd besloten het pand in drie delen te splitsen. Dit had tot resultaat, dat de beide achterste gedeelten een woonbestemming hebben verkregen. Na een grondige verbouwing ging Greetje in het middelste en haar zuster met haar man in het achterste gedeelte wonen.

Het echtpaar Theo Claas en Maaike Bakker kocht in 1988 het voorste gedeelte. De bestemming van dit gedeelte bleef woon- en winkelruimte. Ook dit gedeelte werd verbouwd. Zo werd als scheiding met het daarachter gelegen gedeelte in de gehele breedte van het pand een brandwerende muur aangebracht. De in de winkel aan het plafond aanwezige board-platen werden verwijderd. Hierdoor kwamen de oude balken weer te voorschijn. Voorts werd door het aanbrengen van hout in de toog de hiervoor genoemde kamer weer aan de woonruimte toegevoegd, is inpandig schuurruimte gecreëerd en werden nieuwe slaapkamers op de zolder gemaakt. Deze werkzaamheden zijn grotendeels in eigen beheer uitgevoerd.

Afbeelding 7
Deze foto is gemaakt in de periode dat Theo Claas en Maaike Bakker eigenaren van de winkel en de woonruimte in het voorste deel van het pand waren. Gelet op de leeg ogende winkel kan het best zo zijn dat de foto is gemaakt tijdens de verhuizing van het echtpaar naar de Van Osstraat  (foto uit de verzameling van mevrouw Maaike Bakker)
Maaike, die van haar zesde tot haar zeventiende jaar elders in Diever woonde, vestigde in 1988 in het door haar en haar man gekochte deel van het pand een winkel in stoffen, kleding en patchwork- en quilt-artikelen. In 1989 namen zij het woongedeelte in gebruik. Inmiddels is het atelier op deze plaats verleden tijd. Maaike Bakker is met de winkel gestopt, omdat ze meer tijd wil besteden aan andere activiteiten. Het echtpaar verhuisde naar de Van Osstraat. Daar organiseert Maaike workshops en cursussen.

Per 1 juni 2001 heeft het echtpaar Meente Flokstra en Grietje Greveling, dat reeds in Diever woonde, het winkelpand met de daarbij behorende woonruimte aangekocht. Grietje heeft in het pand haar praktijk ‘De Egelantier’ ondergebracht. Zij behandelt daar mensen met lichamelijke of psychische klachten.

Afbeelding 8 – © Ut Deevers Archief – 15 november 2003 – Alle rechten voorbehouden
Deze foto is gemaakt in de tijd dat Grietje Greveling in de voormalige boerderij haar praktijk ‘De Egelantier’ uitoefende.

Afbeelding 9 (© Ut Deevers Archief – donderdag 22 april 2021 – Alle rechten voorbehouden)
Arbeiders van een kabellegbedrijf waren op donderdag 22 april 2021 bezig met het ingraven van de eerste glasvezelkabel in het dorp Deever in de flauwe overzichtelijke bocht bij de boerderij waarin vroeger het dorpswarenhuis ‘de Wiba’ was gevestigd.


Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Lambert Brugging heeft de geschiedenis van het winkel tot 2004 beschreven. De geschiedenis van het pand tussen 2004 en heden moet nog eens door iemand opgeschreven worden.
Jan Brugging is geboren op 20 augustus 1901 op Kalteren. Hij is overleden op 13 oktober 1963 in Deever. Margaretha Oost is geboren op 15 april 1903 op ut Kastiel in Deever. Zij is overleden op 15 februari 2001 op 97-jarige leeftijd in Dwingel. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Wijkverpleegster Elje Broer-Doodhagen werd in de Deeverse volksmond altijd zuster Broer genoemd. Zij geboren op 4 maart 1893 in Noordwolde. Zij is overleden op 23 januari 1985 op 91-jarige leeftijd in Deever. Zij is begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Roelof Seinen is geboren op 23 november 1842. Hij is overleden op 21 september 1925. Hilligje Wiechers is geboren op 19 juli 1843. Zij is overleden op 13 juni 1919. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
Het is niet zo dat de filiaalhouders van Piet de Wit altijd met een bakfiets venten. In de Wijk-Koekange ventte Roelof Hut met paard en wagen voor Piet de Wit’s Bazar.
Ook nadat het contract met Piet de Wit’s Bazar (de Wiba) in 1939 was beëindigd, bleef de winkel van Jan Brugging en Griet Oost in de Deeverse volksmond tot aan de opheffing van de winkel  in 1979 ‘de Wiba’ worden genoemd. We bint ee’m hen de Wiba ewest.
Het echtpaar Grietje Greveling en Meente Flokstra  is tegenwoordig de uitbater van Vacantie Accomodatie Egelantier.

Afbeelding ..
In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 19 februari 1935 is te lezen dat P. De Wit’s Bazar is ingeschreven in het Handelsregister.
De winkel van Jan Brugging en Griet Oost was dus een filiaal van  Piet de Wit’s Bazar ‘Wiba’, Jan Brugging was dus filiaalhouder van de Wiba. Het was dus logisch dan alleen maar spullen van de Wiba in de winkel aanwezig mochten zijn.   

This entry was posted in Neringdoende. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *