In het papieren blad Opraekelen, nummer 03/2 (september 2003) van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkundige vurening uut Deever, staat het artikel ‘Uit het leven van de A-Ford van Jan Brugging en Griet Oost’.
De schrijvers van dit artikel zijn wijlen Jacob en wijlen Lambert Brugging, de twee zonen van Jan Brugging en Griet Oost. Zij beschrijven niet alleen de ombouw van een A-Ford tot bestelauto en enig reilen en zeilen van de winkel van Jan Brugging en Griet Oost, maar ook enige belevenissen van de familie Brugging met de omgebouwde A-Ford.
Het enige nog levende kind van Jan Brugging en Griet Oost is dochter Meintje. Zij gaf de redactie van ut Deevers Archief toestemming het artikel van haar twee overleden broers op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie is mevrouw Meintje Tuut-Brugging bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
Uit het leven van de A-Ford van Jan Brugging en Griet Oost
Inleiding
Uit het Drentse provinciale register van kentekens blijkt, dat vóór de Tweede Wereldoorlog twee kentekens zijn afgegeven aan Jan Brugging, te weten op 30 augustus 1935 het kenteken D 10134 voor een auto en op 6 augustus 1937 het kenteken D-11249 voor een niet nader aangeduid motorvoertuig. Dit was ook een auto.
De eerst vermelde auto leek wat model betreft op de tweede auto met dien verstande, dat de kleur van de cabine groen was. Verdere bijzonderheden konden we niet meer achterhalen. Bij gebrek aan gegevens beperken wij ons hier tot de auto met het kenteken D 11249. Op 21 augustus 1947 is voor deze auto een nieuw kenteken afgegeven. Het kenteken werd toen D-16946.
De winkel aan de Hoofdstraat in Diever
Jan Brugging en Griet Oost, onze ouders, zijn in februari 1934 aan de Hoofdstraat in Diever begonnen met een winkel. De hier beschreven auto met kenteken D-11249 is voor de uitvoering van dit bedrijf aangeschaft. Het assortiment te verkopen spullen bestond aanvankelijk uit huishoudelijke artikelen en galanterieën.
Afbeelding 1
In het dorpswarenhuis ‘de Wiba’ verkochten Jan Brugging en Griet Oost, naast luxe artikelen, huishoudelijke artikelen en souvenirs, heel veel andere artikelen. Een voor de redactie van ut Deevers Archief erg belangrijk artikel was de ansichtkaart, zoals afbeelding 1 al doet vermoeden. In de loop van de jaren ná de Tweede Wereldoorlog tot de sluiting van de winkel in 1979 zijn vele tientallen uitgaven van ansichtkaarten met onderwerpen uit de gemiente Deever verkocht.
De op deze ansichtkaarten afgebeelde foto’s zijn een belangrijke bijdrage aan het historisch waardevolle beeldmateriaal uit de gemeente Diever. Daar is met het grootste gemak een mooi fotoboekje van samen te stellen. Driewerf hulde aan Jan Brugging en Griet Oost: hulde, hulde, hulde.
Onze ouders handelden de eerste jaren onder de naam Wiba (Ee’m hen de Wiba was in Deever een begrip), een afkorting van ‘De Wit’s Bazar’. Deze bazar was in Meppel gevestigd. Onze ouders betrokken hiervan goederen in depot. In de omgeving van Meppel waren meer zaken onder deze formule aanwezig. In 1939 is de samenwerking met De Wit beëindigd.
In 1979 is de winkel gesloten en is het pand verkocht. Het achterhuis is later verbouwd tot wooneenheden en aan de voorkant is nu (redactie: september 2000) de winkel en het atelier van Maaike Bakker gevestigd.
Afbeelding 2
De enig bekende foto van de verbouwde A-Ford met kenteken D 11249, later D 16946, van de familie Brugging uit Diever (verzameling wijlen Griet Brugging-Oost).
De ombouw van de A-Ford personenauto tot vrachtauto
De personenauto met kenteken D 11249 was een A-Ford uit 1930. De kleur van de cabine was donkerblauw, bij zwart af. Het was een personenauto. De auto moest eerst worden omgebouwd, omdat hij voor het venten was aangeschaft. Hiertoe werd het achterste stuk van de cabine verwijderd. Vervolgens werd de achterkant van het resterende voorste gedeelte met plaatwerk en een raampje dichtgemaakt. Bovendien werd een overkapping boven de cabine en de motorkap gemaakt. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door een plaatselijke smid, vermoedelijk Frederik Ofrein (Grote Frièrik). Timmerman Reint van Zomeren uit Wapse heeft op de plaats van het verwijderde gedeelte van de cabine een houten opbouw aangebracht. Daardoor werd de auto langer dan oorspronkelijk het geval was. De opbouw bestond uit een gesloten laadbak. Zowel de opbouw als de overkapping was met zink bedekt. De auto werd na de ombouw in de officiële papieren aangeduid als vrachtauto en soms ook wel als bestelauto. In de cabine was naast de bestuurder plaats voor één inzittende.
Technische ‘snufjes’
Na de aangebrachte veranderingen woog de auto 1320 kg. Wat opvalt in een zogenaamd ‘relaas van weging’ is, dat ingevuld moest worden van welk soort banden, luchtbanden of anderszins, de auto was voorzien. Na de Tweede Wereldoorlog waren autobanden voor de ouderwetse 19-inch draadspaak-wielen moeilijk meer te verkrijgen. Daarom zijn toen schijfwielen gemonteerd met een kleinere velgdiameter. Hiervoor waren wel banden verkrijgbaar.
De auto kon niet verwarmd worden. De deuren waren nooit op slot. Wat hiervan de oorzaak was, kunnen wij ons niet meer herinneren. Het kan zijn dat in de deuren geen sloten zaten of dat deze wel aanwezig waren, maar dat de sleutel ontbrak.
Er was geen contactsleutel. De spanning werd ingeschakeld met een in het dashboard gemonteerde trekschakelaar. Het starten ging als volgt. Met een handle, die links onder het stuurwiel aangebracht was, moest het tijdstip van ontsteking worden ingesteld. Met een handle aan de rechterkant onder het stuurwiel werd de stand van de gasklep gesteld. De stand van de gasklep, en dus de snelheid, kon onder het rijden worden geregeld, zowel met genoemde handle als met een grote knop op de vloer van de cabine, die als gaspedaal dienst deed. Vervolgens moest de kraan van de benzinetoevoer worden geopend. Daarna werd met de eerder genoemde trekschakelaar het contact ingeschakeld. Met een drukknop, die met een voet moest worden bediend, werd de startmotor in werking gesteld, terwijl met de rechterhand de choke moest worden bediend.
Als het op gang brengen van de motor met de startmotor niet lukte, dan moest de motor worden aangeslingerd. Dit gebeurde aan de voorzijde van de motorkap. De choke werd van buitenaf bediend door te trekken aan een touwtje, dat onder de motorkap aan het chokemechanisme bevestigd was. Het aanslingeren was een zwaar karwei, dat heeft menig zweetdruppeltje heeft.
Afbeelding 3
Van de A-Ford van Jan Brugging en Griet Oost is slechts één foto gemaakt. En dan nog wel van de achterkant. Jacob Brugging heeft het zijaanzicht van de auto getekend, teneinde de lezers een indruk te geven van het tot bestelauto omgebouwde motorvoertuig van zijn ouders (tekening Jacob Brugging).
Met de auto werd in de omgeving van Diever gevent
Voor de oorlog en ook nog enkele jaren daarna, werd de auto hoofdzakelijk gebruikt als ventauto. Daarvoor ventte onze vader met een bakfiets. Hij trok enkele dagen per week de boer op om spullen te verkopen. Venten gebeurde hoofdzakelijk in de omliggende buurtschappen. Soms ventte hij ook buiten de gemeente. Om de te verkopen artikelen goed te kunnen etaleren, was de opbouw van de auto aanvankelijk zowel van achteren als aan de zijkanten van glas voorzien. De ramen aan de zijkanten liepen op rails. Deze schuiframen zijn na de oorlog vervangen door oprolbare dekkleden.
Enkele van de verwijderde ramen hebben nog een tweede en derde leven gehad. Eerst zijn ze verwerkt in een keukenkast. Nadien is de ruimte, waarin deze kast stond, bij de winkel getrokken en zijn de ramen toegepast als afscheiding tussen een inpandig nieuw gebouwde keuken en de huiskamer.
De koopwaar was overzichtelijk in de auto opgesteld. Op de laadvloer lag een gedeelte, terwijl daarboven een soort stelling was aangebracht, waarop ook nog spullen lagen. Op de overkapping boven de cabine lagen grotere artikelen, zoals emmers, wasteilen en dergelijke.
De auto is de oorlogsjaren goed door gekomen
Gedurende het grootste gedeelte ervan heeft de motor niet gelopen. De auto stond in een houten garage, die tussen ons huis en dat van de buren stond, op ongeveer tien meter van de doorgaande weg. De garage is omstreeks 1958 afgebroken. De auto was tijdens de oorlog niet rijklaar. Hij was opgekrikt en de assen rustten op een stapel stenen. De wielen waren verwijderd. Deze werden op een andere plek verborgen gehouden.
De NSB heeft tenminste éénmaal belangstelling voor de auto getoond. Op een dag kwamen enkele mannen naar de auto kijken. Eén van hen was een NSB’er uit Meppel, een zekere Van der Meulen. Waarschijnlijk als gevolg van de toestand, waarin zij de auto aantroffen, hadden zij er geen belang bij. Na de oorlog werd de auto voor de dag gehaald. Het kostte toen heel wat moeite om hem na jarenlange stilstand weer aan de praat te krijgen.
Gebruik na de oorlog
Enkele jaren na de oorlog stopte onze vader met venten. Daarna werd de auto gebruikt voor het bezorgen van artikelen bij klanten en voor het ophalen van goederen bij grossiers in onder meer Assen, Groningen, Meppel, Zwolle en Zwaagwesteinde.
Zo werd enige tijd na afloop van de oorlog een auto vol weckflessen uit Groningen gehaald. Deze flessen werden hoofdzakelijk in Duitsland en Polen gemaakt en waren in de oorlog niet te verkrijgen. Toen dit wel weer het geval was, bestond hieraan dan ook een grote behoefte. Er was een run op de weckflessen. Het gevolg was, dat ‘s morgens bij aanvang van de verkoop, voor de winkel een grote menigte gegadigden aanwezig was. Bij de verkoop van de flessen werden de kopers in groepjes van drie of vier in de winkel toegelaten. Bovendien werd een maximum gesteld aan de per klant te verkopen flessen.
Uiteraard werd de auto ook voor privé-doeleinden gebruikt
Het was toen nog niet verboden om personen in de laadbak te vervoeren, zodat van deze mogelijkheid regelmatig gebruik werd gemaakt. De passagiers zaten niet op stoelen of iets dergelijks, maar op de laadvloer. Het zicht naar achteren was uitstekend omdat zich hier ramen bevonden. Degenen die achterin zaten, hadden regelmatig visueel contact met de inzittenden van auto’s die achter hen reden.
Naast ritjes in de omgeving gingen we een paar keer per jaar naar familie in Enschede. Deze reisjes verliepen niet altijd op de wijze zoals wij ons dat hadden voorgesteld.
De maximum snelheid van de auto was niet al te hoog, terwijl er vrijwel nog geen snelwegen bestonden. We waren dan ook uren onderweg. Zo blijkt uit een door één van ons op de lagere school in 1948 over de vakantie gemaakt opstel, dat we ‘s morgens om half tien van huis vertrokken en na een rusttijd van een half uur in de omgeving van Ommen om twee uur bij de familie in Enschede arriveerden.
De terugreis, een week later, duurde nog langer. Daar deden we volgens het opstel zeven uur over. Dat kwam, omdat vader onderweg als bijzondere attractie nog even de Lemelerberg aandeed. De weg naar de top van de berg was nog niet verhard. Bij de afdaling sprong het ventiel uit een van de achterbanden. Het kostte vader heel wat moeite om op de helling het wiel te vervangen. De lekke band werd in een garage in Ommen gemaakt.
De auto werd een paar keer beschadigd in een ongeval
Aan Ommen bewaren wij overigens geen goede herinneringen. Het was toen blijkbaar voor ons een onfortuinlijke plaats om door te rijden, want bij een andere reis kwam tijdens de passage van een spoorwegovergang een met de hand bediende spoorboom op de auto terecht. Een geluk bij een ongeluk was dat deze de achterkant van de auto raakte, zodat de auto niet vast kwam te zitten. De schade viel toen mee.
Meer schade ontstond toen wij bij een andere rit voor dezelfde overweg moesten stoppen en van achteren werden aangereden door een vrachtauto van een aannemersbedrijf uit Vriezenveen.
Een ander voorval dat ons met de auto overkwam, gebeurde in Zenderen. Deze plaats ligt tussen Almelo en Hengelo. Vader werd aangehouden door twee politieagenten. Het was hen om de papieren en de technische staat van de auto te doen. In die tijd waren er nog geen verplichte keuringen en periodieke onderhoudscontroles door garagebedrijven. De papieren waren in orde en ook de techniek zag er aardig uit.
Ter afronding van de controle werden de remmen getest. De passagiers moesten de auto te verlaten. Vervolgens werd waarschijnlijk een vertragingsmeter aan de treeplank vastgemaakt. Eén van de agenten ging op de treeplank staan en hield zich vast aan de railing van de overkapping. Toen bij een niet al te hoge snelheid het sein ‘remmen’ werd gegeven, maakte vader geen gebruik van de voetrem die hij niet vertrouwde, maar trok de handrem aan. Het gevolg was, dat de agent op de treeplank zich niet staande kon houden. Waarschijnlijk bezeerde hij zich hierbij. De heren waren in elk geval niet erg tevreden. Hoe het ook zij, wij konden met een opgelucht gevoel en niet zonder leedvermaak de reis vervolgen.
De auto is omstreeks 1953 buiten bedrijf gesteld
De auto heeft met uitzondering van de vijf oorlogsjaren achttien jaar zijn diensten bewezen. In 1953 kwam een einde aan zijn levensduur. Niet alleen werd het onderhoud steeds problematischer, maar ook het model van de auto was uit de tijd. Op de Nederlandse wegen waren in die tijd nauwelijks nog dergelijke auto’s te zien. Hij is toen vervangen door een andere auto. Een tijd lang heeft hij bij onze opa Barteld Oost op het erf gestaan, totdat hij werd opgemerkt door een bewoner van het woonwagenkamp op het marktterrein aan de Bosweg in Diever. Hij heeft de auto voor de sloop in eigendom overgenomen.
Afbeelding 4
Op de hier afgebeelde ansichtkaart van de Hoofdstraat van Diever, die omstreeks 1965 bij het dorpswarenhuis ‘de Wiba’ te koop was, is aan de rechterkant de boerderij, met daarin ‘de Wiba’ en de woning van het gezin Jan Brugging en Griet Oost, te zien. Aan de linkerkant is rechts van de boom de voorgevel van de kapperszaak van Geert Vierhoven te zien. De redactie zou wel graag willen weten welke boer de eigenaar van de melkbussen op het trottoir was. Het nummer op de melkbussen is uiteraard niet te ontcijferen. Boer Roelof Fransen ?