In het Algemeen Handelsblad van 8 september 1934 onder de rubriek Onderwijs verscheen het volgende artikel van de heer Jan Zuijderhoff over de studentenwerkkampen, die ondergebracht waren in de boerderij De Uilenhorst in de Olde Willem.
Staatschboschbeheer heeft de boerderij De Uilenhorst door de laatste jaren heen heel geleidelijk en stiekem aan gesloopt, nu staat ter plekke nog een tijdje een kleine ruïne. Het is de bedoeling van Staatschboschbeheer om op de cultuurgronden rond de langzaam verdwijnende boerderij cultuurnatureluur tot stand te brengen.
In het artikel beschrijft de verslaggever dat ter gelegenheid van de koninginnedag een eenzaam berkenboompje te wijden als Wilhelminaberk. Dus de grote vraag is of die Wilhelminaberk met gedenkplaat nog bestaat.
Het Studenten-werkkamp
Hoe het er toegaat
Nut en genoegen van lichamelijken arbeid
De heer Jan Zuijderhoff schrijft ons:
Het Handelsblad is destijds zoo vriendelijk geweest de op schrift gestelde enthousiaste indrukken van mijn deelneming aan het Eerste Nederlandsche Studenten-Werkkamp (1931) op te nemen.
Werkzaamheden in de maatschappij verhinderden mij, deel te nemen aan een van de volgende kampen. Dit jaar kon ik mij gelukkig niet geheel onbetuigd laten en kon ik aan een zakenreis verbinden een dag en een nacht overblijven op het Studenten-Werkkamp.
Het kwam zoo uit dat ik niet eerder dan tegen het vallen van den avond den fietstocht van Assen naar Diever, onder welke gemeente ‘de Uylenhorst’ – de boerderij waarop het kampement van het Studenten-Werkkamp is gevestigd – kon aanvaarden. Ik had mij al voorbereid op een nacht onder den blooten hemel; het was trouwens een mooie nacht.
Toch was het een uitkomst, dat ik een tot binnengaan lokkend Amerikaansch uitziend ‘restaurant’ aan den weg binnenging, omdat deze daad mij in aanraking bracht met den eigenaar, den heer Punter, die terstond zich bereid verklaarde den weg te wijzen.
Intusschen kwamen we toch, ondanks de hindernissen, nog eerder in het kamp dan ik dacht ! Hoe heerlijk vredig en fantastisch mooi in den maneschijn lag de eenzame boerderij van het Werkkamp midden in de hei !
Het was inmiddels bij elven geworden; zoodat de meeste kampers reeds ter stal waren gegaan in den letterlijken zin des woords. Maar daar mijn komst verwacht werd, was er in het woonlokaal – waartoe de dorschkamer was gepromoveerd, terwijl de zolder erboven als slaapruimte voor de meisjes was ingericht – toch nog eenig vertier te bekennen, oergezellig had men die woonruimte gemaakt.
De brandende groote kaarsen, die zoo maar in een waschblik geplant waren, gaven aan dit eenvoudige witgekalkte lokaal met simpele schragen en banken, een bijna heilige stemming. Wat dennegroen en de groote dubbele tochtdeur droegen intusschen zeker bij tot deze wondere stemming. Maar per slot was het werkkamp – waarvoor de deelnemers het pension tegen kostprijs betaalden, dus nog geld moesten toebetalen inplaats van loon te ontvangen – niet begonnen om ‘sfeer’, maar om kameraadschappelijken handenarbeid in de buitenlucht.
Om vijf uur werd reveille geblazen. En tegen half zes was het heele kampement buiten. Het was Koninginnedag, en zoo werd de dag begonnen met het plechtig hijschen van de driekleur in tegenwoordigheid van alle kampers en onder het zingen van het Wilhelmus. Na deze plechtigheid fietsten dé jongens naar het werk. De meisjes zorgden inmiddels voor het ontbijt, dat ze twee uur later op het werk zouden brengen om het daar gezamenlijk met de jongens te nuttigen.
Het werk bestond dan in het aanleggen van een weg door de hei. Een uiterst klein gedeelte van een groot werkverschaffings project van Staatsboschbeheer voerden de studenten uit. Men was bezig met behulp van kipkarren zand te verplaatsen om de goede niveauhoogte te verkrijgen.
Het werk werd na een poosje voor een half uur onderbroken voor het gemeenschappelijke ontbijt met de meisjes op het werk.
En omdat het nu juist Koninginnedag was, werd daarna de gelegenheid benut om een eenzaam berkenboompje op het nieuwe pad te wijden – een berkenboompje dat men bij het uitkappen van het dennenbosch, waardoorheen het pad gemaakt werd, met opzet had laten staan – als ‘Wilhelminaberk’. Mr. R. S. s’Jacob, de leider van de derde etappe van het kamp, sprak bij deze wijding eenige toepasselijke woorden.
De ‘kampma’, de studente Janna de Keijzer, onthulde de gedenkplaat. Daarop gingen de meisjes weer terug naar het kampement; de jongens werkten voort totdat de dagtaak van 7 uur volbracht was, sneller dan we dachten. Hoe kon het ook anders ? Men werkte kameraadschappelijk en zag langzaam maar zeker het werk vorderen. Ligt hierin niet een groote voldoening ?
Het werken was ook mij weer best bevallen. Het is wel geen geroutineerde vakarbeid, maar er schuilt een merkwaardige voldoening in dit soort handenarbeid in de buitenlucht, waarbij men bij het doorbreken van de zonnewarmte steeds meer kleeren uitdoet en ten slotte ten minste bij goed warm weer met ontbloot bovenlijf werkt. Men voelt op die oogenblikken, dat sport goed beschouwd een surrogaat is voor de natuurlijke behoefte aan lichamelijken arbeid in de buitenlucht.
Het speet mij dan ook echt, dat ik niet enkele dagen weer student onder de studenten kon zijn. Student op zijn best. Want in het Studenten Werkkamp kent men geen groote politiek en geen studentenpolitiek.
De studentenvereeniging ‘Studiosi Iuvare Delectamur’ en het Nederlandsch Comité van de International Student Service hebben het kamp op touw gezet.
Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De journalist fietste van Assen naar Deever en vandaar via de Bosweg – met een tussenstop in Paviljoen Berkenheuvel – en de Olde Willemsweg naar ‘de Uilenhorst’ . Wel een flinke omweg, want hij had ook bij de Hoogersmilde die andere Bosweg af kunnen fietsen en dan de Olde Willemsweg kunnen nemen.