In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is als afbeelding 75 een afbeelding van een zwart-wit ansichtkaart van het studentenkamp aan de Bosweg bij het Mastenveldje tussen Deever en de Olde Willem opgenomen. De foto voor de afgebeelde ansichtkaart is gemaakt in 1937. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is enige aandacht besteed aan het ontstaan van de christelijke studentenkampen aan de Bosweg. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.
75 – Berkenheuvel – Studentenkamp aan de Bosweg – 1937
In de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Centrale (V.C.J.C.) waren verenigd de Centrale Raad, de Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond, de Vrijzinnig Christelijke Jeugd Bond en de Rijzende Kerk. De V.C.J.C. stelde zich tot doel vanuit een vrijzinnig christelijke overtuiging de jeugd te helpen bij de groei naar volwassenheid, opdat zij bereid is in gezin, kerk en maatschappij verantwoordelijkheid te aanvaarden.
De V.C.J.C. trachtte haar doel onder meer te bereiken door het organiseren van kampen. De vereniging had dan ook als insigne
twee evenwijdige schuin oplopende rode strepen, waartussen zich een kampvuurvlam bevond. Het hoofdbestuur van de Vrijzinnig Christelijke Studenten Bond (V.C.S.B.) huurde al vanaf 1917 een flink bosterrein bij het Mastenveldje van mr. Albertus Christiaan van Daalen. De studentenbond mocht op het terrein bouwen. Zo stond er een professorenhuis en een kampgebouw.
Het secretariaat van het in de universiteitsstad Leiden gevestigde hoofdbestuur van de V.C.S.B. schreef op 29 juli 1922 in een brief aan burgemeester Hendrik Gerard Van Os dat het terrein aan de Bosweg in het vervolg niet meer zou worden gebruikt voor conferenties, maar voor meisjes en jongenskampen. Dezelfde dag nog schreef de commissie voor het zomerwerk van deze studentenbond aan de burgemeester dat daar die zomer twee meisjeskampen en één jongenskamp zouden worden gehouden.
De kampbewoners hadden vrij toegang tot de eigendommen van Berkenheuvel, voor zover die met kaarten toegankelijk waren. De bosbaas en de beheerder hadden het recht de toegang in te trekken bij misbruik, baldadigheid, vernieling en het ontstaan van brandgevaar. Voor het houden van kampvuren moest, ongeacht eventueel benodigde vergunningen, toestemming zijn verkregen van de bosbaas of de beheerder van het landgoed Berkenheuvel.