Frièrik haar veul leever boer dan tolk ewest

In het Nieuwsblad van het Noorden verscheen op 29 april 1966 een artikel over Friedrich Wilhelm Ackermann, die in 1919 het nog resterende deel van het landgoed van de erven van Lodewijk Guillaume Verwer kocht en in 1938 zijn landgoed Castra Vetera verkocht.

Frederik was veel liever boer dan tol
Als je één koe had, dan kreeg je veertig gulden; twee van die beesten leverden zestig op; had je drie koeien dan kreeg je niks, want dan was je een hele grote boer in de dertiger jaren” glimlacht Frederik Wilhelm Ackermann, een nog krasse baas van 78 die in afgemeten zinnetjes smeuïg over zijn enerverende leven kan vertellen Op 20 mei 1888 werd hij in Lutkemeerpolder bij Halfweg geboren. Van meet af aan wilde Frederik Wilhelm (“m’n voorvaders waren Duits, m’n vrouw trouwens later ook”) boer worden. Maar omdat zijn vader rond de eeuwwisseling zitting had in de commissie voor bevoorrading van de Stelling Amsterdam moest zoonlief talen gaan leren aan een instituut om pa in zijn internationale contacten taalkundig aan te vullen.

“Best loon”
Toch kocht Ackermann voor zijn vrije tijd een boerderijtje, boerde er naast zijn ambt als tolk er wat op, maar verkocht het spul weer wegens de te hoge lasten.
Volgens de scheurkalenders was het toen 1918, het jaar waarin Frederik Wilhelm Ackermann zijn activiteiten naar onze contreien ging verleggen. Hij tikte voor f 17.000 het landgoed van de Ruiter de Wildt in Zorgvliet bij Diever op de kop, bestaande uit een woonhuis met een twintig kamers, zestig hectare land en een koetshuis. Met behulp van acht arbeiders die ieder een rijksdaalder per dag verdienden (“een best loon voor die dagen”) begon hij zestien hectare als bouwland te ontginnen, de rest werd bos, wat het voor de Eerste Wereldoorlog ook geweest was.

“Rennen geblazen”
Door gebrek aan brandstof was het woud echter in 1917 gekapt en trof Ackermann alleen een groot gebied met verlaten stronken aan. Na veel moeite kreeg hij van de diverse instanties gedaan, dat hij die stronken met behulp van ’n springstof, die ook in zeemijnen werd gebruikt, mocht opblazen. “We groeven eerst met een grondboor een gat onder de wortels, plaatsten dan die springstof, en dan was het rennen geblazen. Die stronken spoten wel een honderd meter de lucht in, en de knal kon je tien kilometer verder horen. Per dag rooiden we zo een honderd stronken.”

“Varkensvoer”
De tijden werden voor Frederik Wilhelm Ackermann in de dertiger jaren ook minder. Eieren leverden hem twee cent per stuk op, een liter melk vier cent, en voor een mud aardappelen maakte hij zes en een halve gulden. “Die tijd kwam de tomaat net uit. Ik begon ze flink te verbouwen, maar je moet niet denken, dat die Drenten er een mond op wilden zetten. Als varkensvoer, anders kon ik ze niet kwijt. Het was hun te vreemd !”, verzucht de heer Ackermann, nu ik op zijn gehuurde kamertje aan de Ernst Casimirlaan 56 in Groningen-stad met hem zit na te praten. Zijn gezicht is hoekig verweerd; zijn brilletje is in de loop der tijden in zijn neus weggegroeid.

“Eten hele land op”
In 1938 verkocht ik dat spul in Zorgvliet; het was niet meer te doen. Ik ging naar Berlijn en zag daar duizenden vliegers en vliegtuigen, die in de grond verdwenen. Ik dacht, dat gaat mis, die eten straks in een week ons hele land op. Ik ben teruggegaan en heb onmiddellijk een schuilkelder in de Drentse bossen gebouwd, met slaapvertrekken en al. Toen ik later, in de oorlog in de stad Groningen woonde, ben ik er een keer naar toe gegaan. Maar toen er dichtbij een Messerschmitt naar beneden kwam, bij de aanval op Havelte, en alles in brand vloog, leek het me in de stad wel veiliger.”
Na de oorlog heeft de heer Ackermann zich beperkt tot het bijhouden van tuintjes, op zijn zeventigste begon hij te schilderen, op zijn vijfenzeventigste sloeg hij aan het fotograferen. Hij is wel tevreden met zijn leven zo op dat kamertje, “waar ze me al jaren uit willen hebben, maar dat lukt ze niet !”

“Handje helpen”
In 1963 kwam hij nog even in het nieuws toen hij de hele buurt sneeuwvrij maakte. Verder kennen weinigen hem. De buren doen wat geheimzinnig over zijn contacten met baronnen en professoren. Hij zelf praat er liever niet over, wel zegt hij dat hij zelf allicht ook van adel is. Wel heeft hij het graag over de landbouw:
“Het is me weer wat met die natte kleiboeren. Ze komen nooit klaar met dat regenweer. Ik las in het Nieuwsblad dat men weer met de hand wil gaan zaaien, maar dat er maar zo weinig mensen zijn die dat kunnen. Nou, ik heb het m’n hele leven gedaan en ik zou best nog eens een handje willen helpen.”

Blikvanger

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft zich een slag in de rondte gezocht naar de naam achter het pseudoniem Blikvanger, maar heeft die naam helaas nog niet kunnen vinden.
Friedrich Wilhelm Ackermann kocht in 1918 het landgoed niet van de Ruiter de Wildt, maar van de erven Lodewijk Guillaume Verwer.

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die nog steeds een verstokte liefhebber van het lezen van Deeverse artikelen op papier is, kan het hier weergegeven bericht ook ten zeerste lezen op de bladzijden 201, 202 en 203 van het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit zijn van dat papieren boekwerk of dat papieren boekwerk bij iemand in kunnen zien.

This entry was posted in Castra Vetera, Zorgvliet. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *