In de Uitgaanskrant van het Algemeen Dagblad verscheen op 20 juli 1989 in de rubriek ‘Er op uit met Koos Smedes’ het volgende bericht met enige indrukken van het bezoek van de auteur van het bericht aan het toeristische dorp Deever
Spelen en spelevaren in en om Diever
Zelfs in de jaren vijftig toen er nog geen plezierjachten in de Drentse Hoofdvaart dobberden en het restaurant in Dieverbrug nog niet in Chinese handen was overgegaan, zelfs in die tijd was het nabije Diever al een toeristisch dorp van allure.
Dat kwam vooral door de openluchtspelen, die er al sinds 1946 in het bos worden opgevoerd door uitsluitend (!) inwoners van het dorp en waarbij het steevast om stukken van Shakespeare gaat. Dit jaar staat op een aantal dagen in juli en augustus Othello op het programma.
Toen ik er als knaap met mijn ouders heen moest (ik zag er de lol absoluut niet van in) kwam er op een gegeven ogenblik een heus paard het toneel ophollen. Tientallen mannen en vrouwen in prachtige kostuums – het resultaat van een half jaar noest werken in Diever – liepen ernaast en jawel, ineens vond ik het allemaal schitterend. Boven ons ruisten de bomen en nog veel hoger flonkerden de sterren. Ach hoe schoon, hoe romantisch dit alles toch was ! Sindsdien heeft niemand me ooit meer een kwaad woord horen zeggen over Shakespeare, al ben ik wel de naam vergeten van het stuk dat ik die avond heb gezien. Maar “what’s in a name”, nietwaar ?
Al deze herinneringen overspoelen mij als ik de laatste kilometers naar Diever afleg. Hoe zal het er nu zijn? De Drentse Hoofdvaart langs de Rijksweg tussen Meppel en Assen is alvast aardig aan deze tijd aangepast met al die jachten en blije vakantiemensen. Daar werd vroeger gewerkt en niet gerecreëerd.
Bij Dieverbrug, twee kilometers van Diever (en even ver van het mooie Dwingeloo aan de andere kant van het water), zijn stoplichten gekomen, constateer ik ietwat zenuwachtig. En rechts in het langwerpige restaurant bij de brug, met nog steeds dat ouderwetse ronde bierreclame-bord, wordt nu dus nasi-goreng geserveerd. Mijn hemel, blijft er dan niets hetzelfde ?
Onveranderd
Jawel. De oude wondermooie brink in Diever is onveranderd. Zo op het eerste gezicht tenminste. De kolossale oude beuken werpen een geheimzinnige schaduw op de deels 12-e eeuwse kerk, waaromheen de huizen en gebouwen in een wijde kring staan gerangschikt. Goed, goed, de snackbar en de wervende teksten op de tot prethuis omgebouwde ‘Boerderij’ (videotheek, kadowinkel, coffeeshop – 450 vierkante meter kijkplezier’) vallen wat uit de toon, maar toch is dit een van de mooiste brinken van ons land.
“Dat blijft helaas liet zo”, zegt Hetty van den Berg, die mij even later een bakje koffie voorzet in het bejaarde Schultehuis in Diever, waarvan zij de beheerster is. “De vijf mooiste en dikste bomen worden in oktober omgehakt. Daar is niets meer aan te doen. De gemeenteraad heeft zo besloten. Protesten van de bevolking en een handtekeningenactie hebben niet geholpen. Een boomchirurg heeft ons verzekerd dat de beuken niets mankeert, maar volgens de gemeente zijn ze ziek, maken ze de kerk vochtig en ontnemen ze het licht aan enkele treuressen. Het is om te grienen, maar het is niet anders. En, ha ha, we krijgen er nieuwe kleine boompjes voor in de plaats.”
Ze gaat op een leuker onderwerp over: het Schultehuis, waarvan alleen de grote kamer, met oude plavuizen, mooie kasten, een opmerkelijk balkenplafond en prachtige tegels, valt te bezichtigen. “Het is het oudste huis van Diever”, zegt ze. “Het werd rond 1600, kort na de verwoestingen door de Spanjaarden, gebouwd. Tot 1870 woonden hier de schultes. Een schulte was niet alleen burgemeester van de plaats, maar ook kantonrechter, notaris en deurwaarder. Jawel, in deze kamer hebben heel wat mensen terecht gestaan.”
Het door een haag van linden afgeschermde tamelijk onopvallende pand is tot oktober op werk- en zaterdagen (maar niet op woensdagen) te bezichtigen van 10-12 en van 14-17 uur.
In de kelder werden in 1944 zes door de Duitsers gevangen genomen onderduikers tijdelijk opgesloten. Thijs, Jan en Roelof Eggink, Hilbert Gunnink, Geert Gerhardus Koster en Hermannus Vos hadden zich lange tijd goed schuil kunnen houden in een hol midden in de bossen. Tot men hen verraadde en het zestal eerst naar het Schultehuis en later naar kampen in Duitsland werden vervoerd. Geen van hen kwam terug.
Macaber
Het gerestaureerde onderduikershol vormt nu een macabere attractie in het toeristische pakket van Diever, tezamen met andere zaken als een glasmuseum, een koetsenverzameling, een radio- en elektriciteitsmuseum en het Schultehuis.
Ruim 4000 hectaren natuur omhelst de Drentse plaats, die voor fietsers, wandelaars én voor de aanhangers van Shakespeare dan ook een waar dorado is. Zelfs zonder die mooie onvervangbare bomen op de nu nog ongeschonden Brink.
Tekst bij de afbeelding
De treuressen bij de oude kerk in Diever worden nu nog deels overschaduwd door prachtige machtige beuken, waarvan er echter vijf zullen worden omgehakt. Dat verschaft meer licht, maar maakt de zaak er zeker niet mooier op. (Foto Peter Kuiper)
Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De brink van Deever en de kerketuin rond het kerkgebouw aan de brink zijn in de periode 1955/1956 drastisch ‘aangepast’, zeg maar grondig vernield, vanwege de bouw van het megalomane, meiboomiaanse, veel te hoge en lompe gemeentehuis. Desalniettemin vond de schrijver van het bericht dat het een ‘oude wondermooie brink’ was gebleven. What’s in an experience ? To experience or not to experience, that’s the question. In 2019/2021 is de brink van Deever opnieuw drastisch aangepast aan de wensen van de Hoge Dametjes En Heertjes Van Het Grote Brinkengelijk In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuisoprijlaan In Deever.
De redactie heeft in verschillende berichten aandacht besteed aan het tot een ‘prethuis’ met de naam ‘de Boerderij’ (videotheek, kadowinkel, coffeeshop, 450 vierkante meter kijkplezier’).
Het is al lang niet meer zo dat het openluchtspel in het openluchttheater an de Heezeresch bee Deever uitsluitend wordt opgevoerd door inwoners van Deever. Tegenwoordig lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat het toeval is dat een gewone inwoner van Deever mee mag doen. De bulkend rijke toneelvereniging Deever is immers hard op weg een professioneel of op zijn minst semi-professioneel theatergezelschap te worden.
Het is toch wel enigszins verbazingwekkend dat de toneelvereniging Deever zich nog niet koninklijk mag noemen. De aanvraag voor de koninklijke erepenning had in 1996 bij het 50-jarig bestaan kunnen worden ingediend. De aanvraag voor de koninklijke erepenning had in 2021 bij het 75-jarig bestaan kunnen worden ingediend. Toch wel een erg gemiste kans. Hebben voorzitter Peter Sloot en de zijnen zitten slapen ? Heeft de commercieel georiënteerde happy few ons-kent-ons-club Village of Shakespeare ook zittten slapen ?
Bij een koninklijke erkenning in 2021 had de naam van de toneelvereniging Deever met geschwinde spoed en in gestrekte draf kunnen worden gewijzigd in Royal Dutch Shakespeare Company (® en™). Want Deever moet ten zeerste commercieel worden opgestoten in de vaart der toneelvolkeren. Nu kan pas een aanvraag voor de koninklijke erepenning bij het 100-jarig bestaan in 2046 worden ingediend.
De volledig op de toeristenindustrie georiënteerde gemiente Deever is niet museumbestendig en zal ook nooit museumbestendig worden. In Deever is aan museums geen droog brood te verdienen. Dus ondernemende particuliere initiatiefnemers, gij zijt gewaarschuwd, begin nooit een museum in Deever. Het bericht maakt gewag van het glasmuseum, het koetsenmuseum, het radiomuseum en het schultehuismuseum. Die bestaan uiteraard al lang niet meer. In het schultehuis huist tegenwoordige een soort van ‘prethuis voor oerbelevingen’, en is bepaald geen museum te noemen.