Jan Kok an ’t waark mit de heujschudder

Jan Kok is geboren op 20 september 1917 aachter op ut Noord in Wittelte
Hij is een zoon van Lambert (Laamut) Kok en Aaltje (Oaltie) Harms.
Hij is overleden op 30 juni 1993.
Hij was ongetrouwd en woonde in een boerderij aachter op ut Noord. Deze boerderij heeft nu als adres Noordswegje 10.
Daar woonde hij met zijn twee ongetrouwde zusters Jantje en Jantina. Jantje Kok is geboren op 31 mei 1915 en is overleden op 3 augustus 1966. Jantina Kok is geboren op 9 september 1918 en is overleden op 30 januari 1996.
Jan Kok was een beetje boer. Daarbij werd hij vooral geholpen door zijn zuster Jantina. Op de hier afgebeelde foto is hij in hun land bij de boerderij bezig drogend hooi te schudden. Hij vond het blijkbaar handiger niet op de hooischudder te zitten, maar naast het paard te lopen. Jan deu al ut boer’waark mit sien pièd. Hee haar gien trekker. Sien pièd was sien trekker.
Op de foto is achter Jan Kok de bebouwing van en de bomen langs de Wapserveenseweg te onderscheiden.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan bij benadering aangeven in welk jaar deze foto is gemaakt.
De redactie van ut Deevers Archief verwijst de zeer gewaardeerde geïnteresseerde bezoekers van ut Deevers Archief voor meer gegevens graag naar het zeer informatieve boek Wittelte. Geschiedenis van de boerderijen vanaf 1770 tot heden, geschreven door de Witteler wijlen Klaas de Boer.

Posted in Boer'nlee'm, ut Noord | Leave a comment

Henk ter Hoor hef un stuk bee sien winkel anebaut

De redactie van ut Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief (papperrasje scannen en vervolgens in de oud-papier-container gooien) bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever zo nu en dan een door hem belangwekkend geacht bericht. De redactie wil zo één bericht natuurlijk niet onthouden aan de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief.
In de Olde Möppeler (Möppeler Kraante, Meppeler Courant) van 7 december 1970 verscheen op bladzijde 9 het volgende berichtje met foto over de uitbreiding van de kruidenierswinkel van Henk ten Hoor an de Peperstroate in Deever.

Te Diever: Henk Ten Hoor breidt uit
Diever – De heer H. ten Hoor, de nieuwe A&O kruidenier te Diever, is momenteel bezig zijn zaak uit te breiden. De zaak van voorheen Breimer heeft hij enkele maanden geleden overgenomen en nu wordt het pand enorm uitgebreid.
Er is een stuk bij de zaak aangekomen en er komt een parkeergelegenheid achter. De ingang is ook verplaatst. Op 16 december zal de zaak officieel worden geopend.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De kruidenierswinkel van de latere ondergoedtycoon en zwembadexploitant Henk ten Hoor stön op de hook van de Peperstroate en de Kruusstroate in Deever. De ingang van de winkel werd in 1970 verplaatst van de Peperstroate hen de Kruusstroate.
In enige berichten in het Deevers Archief is aandacht besteed aan de kruidenierswinkel van Jan Breimer en Lammigje Kloeze; zie het bericht Breimer – In ’t goede merk … is Centra sterk of het bericht A&O-winkel van Jan Breimer en Lammigje Kloeze.
De maker van de bij het berichtje geplaatste foto is de Deeverse dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm Hessels,

Posted in Haarm Hessels, Kruusstroate, Neringdoende, Peperstroate | Leave a comment

De modderkaamp op de Oeren bee Deever

De bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkoate van de soldoat’nkaamp op de Oeren tussen Kalteren en Wapse is op 21 september 1906 verstuurd aan de weduwe F. Radersma, Lodewijkstraat 48, Groningen.
De afzender was F. Pals, negende regiment, derde bataljon, tweede compagnie, modderkamp bij Diever.
Blijkbaar trof soldaat F. Pals tijdens zijn verblijf in het zomeroefenkamp van de landweer slecht weer en veel regen, vandaar die sagrijnige opmerking ‘modderkamp bij Diever’ in de schrijfruimte op de achterkant van de ansichtkaart.
Het is wel voorstelbaar dat de soldatenkampplaats op de Oeren bij veel regen veranderde in een modderpoel, want de ondergrond van de Oeren was leemachtig en bevatte ook ijzeroer (vandaar de naam de Oeren).

Posted in de Kaamp op de Oeren | Leave a comment

Bee Castra Vetera stön un Araucarea imbricata

In Onze Tuinen, geïllustreerd weekblad voor amateur tuiniers, verscheen op 26 april 1918 in jaargang 12, nummer 43 op bladzijde 544 – zie de afbeelding – een vraag over de Chileensche slangenboom, die de vraagsteller op Zorgvlied in de tuin van villa Castra Vetera zag staan.

Vraag No. 413:
Ik zag gisteren te Zorgvlied (Drenthe) een prachtige sierboom; van verre den vorm van een Den, groeit als een Den met kransen van takken.
Deze bestonden uit slangvormig hangende takken. Deze en de stam waren geheel geschubd. Kleur zeer donkergroen. Het geheel een prachteffect.
Men noemde den boom daar Chileensche slangenboom. De bewoner van den villa gaf hem mij als naam op Araucaria imbricata.
Kent u dezen boom ? En zoudt u mij kunnen mededeelen of en waar ik deze kan kopen ?
S.W.
Antwoord:
De boom welke u zag, is inderdaad Araucaria imbricata; den naam Chileensche slangenboom vind ik erg leelijk en Chileensche den (zooals men ook wel zegt is) is zeer onjuist. ’t Is te hopen, dat deze boom wat algemeener wordt, en dan onder den juisten naam. In Onze Tuinen is deze boom al vaak beschreven en afgebeeld. (Jgr. II, 323; III, 657,;V, 113; VI, 270; VII, 163;  IX, 210 en X, 74).
’t Is een prachtboom voor een open plaats, enigszins beschut tegen Noorden en Oosten winden. In groepjes geplant, zooals in Arnghem op een der pleinen, sterven de onderste takken af, wat aan de sierwaarde groote schade veroorzaakt.
Adressen mogen hier niet genoemd worden; maar in de Advertentie-rubriek vindt u meerdere adressen van boomkweekers, waar u uitstekend terecht kunt.
B.B.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Araucaria imbricata of Araucaria araucana wordt in het Nederlands slangenboom, slangenden, kandelaarden, apeboom, apetreiter, apepuzzel of apeverdriet genoemd. 
Het is verbazingwekkend te lezen dat amateur tuiniers zich al in 1906 konden abonneren op een geïllustreerd weekblad met de naam Onze Tuinen. Het is verbazingwekkend te lezen dat een voorbijganger in 1918 in de tuin van villa Castra Vetera op Zorgvlied een luxe exotische Araucaria imbricatia waarnam. Die apeboom moet daar al vóór de eeuwwisseling zijn geplant. Zou mr. Lodewijk Guillaume Verwer óf zijn echtgenote of een van zijn kinderen deze luxe exotische sierboom hebben geplant ? En dat in een tijd dat behoorlijk wat inwoners van de gemiente Deever nog in plaggen hutten zonder moestuin en zeker zonder siertuin moesten leven.

Posted in Castra Vetera, Zorgvliet | Leave a comment

Ut beeld Ut Behagen kö’j vanof de weg neet seen

De redactie van ut Deevers Archief vindt bij het digitaliseren van zijn papieren archief (papperrassjus scannen en vervolgens die papperrassjus in de container voor het oude papier gooien), bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders uut de gemiente Deever, en zo voort, en zo voort, en zo voort, zo nu en dan een door hem belangwekkend geacht bericht.
In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 1 september 1999 verscheen bijgaand bericht over de onthulling van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ bij het bedrijf Heluto an de weg tuss’n Deever en de Deeverbrogge. De redactie wil dit bericht met name vanwege het twintigjarige jubileum van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ in september 2019 de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief uiteraard niet onthouden

Fraaie plaats voor ‘Behagen’ langs het fietspad
Bedrijfsjubileum: kunstwerk voor Diever
Diever – ‘We staan hiet vanmiddag in feite door een actie van het personeel, dat haar waardering wil uitspreken over het bedrijf. Een werkgever die goed is voor haar personeel is dan ook lovenswaardig. Samen bent u sterk en dat leidt tot een beter produkt en dat is een visie die mij aanspreekt’. Dat zei burgemeester Anne Meijer van Westerveld toen hij maandagmiddag in Diever een kunstwerk onthulde.
Het is een schepping van kunstenaar Charles Henri de Vries, beeldend kunstenaar uit Meppel. Het beeld ‘het Behagen’ moet het behaaglijke binnenklimaat symboliseren dat bij het bedrijf Heluto heerst. Het kunstwerk is een kado van het personeel aan de direktie vanwege het 30-jarig bedrijfsjubileum van het Dieverder bedrijf.
Al eerder werden bedrijfsjubilea opmerkelijk gevierd, want ter gelegenheid van het zilveren jubileum ging men met het hele personeel op reis naar Curacao. ‘Geen dure receptie voor genodigden, want wij doen dit als personeel allemaal samen. Vandaar deze grote personeelsreis’, stelde de direktie indertijd.
Ditmaal koos men dus voor een mooi kunstwerk. Het is langs het fietspad van Dieverbrug naar Diever geplaatst en werd daardoor ook een kado voor de bevolking. Al fietsend van Dieverbrug naar Diever of omgekeerd passeert men het 1.80 meter hoge kunstwerk.
Twee beelden
Na het aanbieden van het kado was er een barbequefeestje voor de ongeveer 50 mensen die bij het bedrijf in Diever werken. ‘En we zijn bezig ons te certificeren, dus misschien komt er aan het eind van het jaar nog eens een feestje.’, zegt direkteur Geert Room.
De uitvoering, die de kunstenaar koos voor ‘het Behagen’ is uitgedrukt in twee beelden: de ene persoon spreidt behaaglijk een doek uit over de ander. Het behaaglijke is gekozen, omdat het bedrijf naam heeft gemaakt in een behaaglijke omgeving door een goed omgevingsklimaat met voldoende warmte en voldoende frisse lucht.
‘Slechts één procent van de 6 miljoen woningen in Nederland voldoet aan de normen voor binnenluchtkwaliteit’, stelde Heluto indertijd op haar offertemap, waarmee duidelijk werd gemaakt dat men zich heeft gespecialiseerd in luchtverwarming en uitgebalanceerde ventilatie. Volgens Meijer is het uniek dat men bij elke klant zoekt naar het meest geschikte systeem en dat elk personeelslid daarin kan meedenken. Dat werkt motiverend en is volgens de burgemeester de juiste filosofie voor succes.
Heluto maakt sinds 1978 deel uit van de club van installatiebedrijven, de KNG (Klimaatgroep Nederland), waarin ideeën en kennis worden uitgewisseld. Men probeert door kennis uit te wisselen samen tot betere prestaties te komen. Met haar systeem van uitgebalanceerd ventilatie, warmteterugwinning, kostenbesparing en maximaal woon- en werkcomfort maakte het Dieverder bedrijf ook naam in de VS. De NOM, de Noordelijke Ontwikkelings Maatschappij droeg het bedrijf indertijd voor als voorbeeldbedrijf.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) is toch wel een merkwaardig bericht. De voorzitter van de personeelsvereniging van het bedrijf Heluto wordt in het bericht niet genoemd en dat was toch wel de man om het beeld namens het personeel aan de eenkoppige directie aan te bieden. Het personeel zelf komt ook niet aan het woord. In het bericht wordt ook niet duidelijk of de eenmansdirektie van het bedrijf Heluto blij was met het kunstwerk.
Het toch wel erg realistische dubbelbeeld ‘het Behagen’ is vanaf het fietspad Deever-Deeverbrogge, goed verscholen in een klein paradijsje achter dicht struweel en wuivend riet, in zijn geheel niet te zien.
En wilde V.V.D.-burgemeester Anne Meijer zomaar het toch wel erg realistische dubbelbeeld ‘het Behagen’ onthullen, of stelden De Lage En Hoge Dametjes En Heertjes 
Van Het Absolute Puriteinse Behoudende Gelijk Van De Gemeente Westenveld daarbij als voorwaarde dat het dubbelbeeld niet zichtbaar mocht zijn vanaf de openbare weg en daarom discreet verdween in een paradijselijke omgeving achter dicht struweel en wuivend riet ?
In het bericht worden allerlei zaken aangehaald die helemaal niets met het onderwerp hebben te maken, maar meer lijken te dienen voor het opschroeven van de geldelijke vergoeding van de krantencorrespondent van dienst.
De kunstenaar Henri Charles de Vries uut Möppel, die werkte onder de schuilnaam Charles Henri, is de maker van het dubbel
beeld ‘het Behagen’. Kreeg hij een dubbelhonorarium voor een dubbelbeeld of matste hij de personeelsvereniging van het bedrijf Heluto en vroeg hij slechts een enkelhonorarium voor het dubbelbeeld ?
Bij het bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) is geen foto van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ geplaatst.
Op de bladzijde van Charles Henri in de online-encyclopedie Wikipedia is ook nog geen foto van het dubbelbeeld ‘het Behagen’ te vinden.
Op de luchtfoto van het bedrijf Heluto, die te zien is in de webstee www.heluto.nl, is het dubbelbeeld ‘het Behagen’ niet te onderscheiden.
In de webstee www.groenengroei.nl zijn wel enige belangwekkende gegevens van de kunstenaar Charles Henri te vinden, maar geen foto van het dubbelbeeld ‘het Behagen’.
De webstee www.drenthekunstbreed.nl toont een soort van enigszins kuise versie van het toch wel erg realistische dubbelbeeld ‘het Behagen’.
De redactie van ut Deevers Archief zag zich daarom toch wel een beetje genoodzaakt tijdens een fietstochtje even bij het bedrijf Heluto af te stappen en achter het dichte struweel en het wuivende riet te kijken, teneinde van de twee toch wel erg realistische beelden op een roestige sokkel van weervast staal aan de rand van een goedgevulde goudvissenbadkuip op maandag 27 juli 2019 bijgaande twee realistische kleurenfoto’s te maken.
Is het dubbelbeeld ‘het Behagen’ opgenomen in de plaatselijke kunstwerkenroute ? 

Posted in Beeld, Kuunst | Leave a comment

Ee’m middageet’n in de kaamp op de Oeren

In het Nieuwsblad van Friesland: Hepkema’s Courant verscheen op 26 juli 1905 het navolgende korte bericht over oefeningen van de landweer in de gemeente Diever.

Leeuwarden, 24 Juli.
De twee bataljons van het 9e regiment infanterie alhier gaan morgenvroeg per extra-trein, ter sterkte van 26 officieren en ongeveer 800 onderofficieren en manschappen naar Steenwijk, om vandaar naar Diever te marcheeren, waar zij het in gereedheid gebrachte kamp zullen betrekken voor het houden van bataljons- en velddienstoefeningen.
Met het bevel in de legerplaats is belast de majoor M.W. de Vries, commandant van het 1e bataljon van het Regiment.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Middenstanders, vroeger werden ze neringdoenden genoemd, tegenwoordig worden ze ondernemers genoemd, uit de omgeving van het soldatenkamp op de Oeren beseften dat ze met zo’n grote groep soldaten op oefening kansen hadden enig geld te verdienen aan de verkoop van ansichtkaarten van het legerkamp.
Bijgaand afgebeelde ansichtkaarten uit 1906 zijn exemplaren van een redelijk groot aantal verschillende in 1906, 1907 en 1908 uitgegeven ansichtkaarten van het militaire zomeroefenkamp op de Oeren. Het is de bedoeling van de redactie in ut Deevers Archief steeds meer van deze ansichtkaarten te tonen. Zo mogelijk alle in die jaren uitgegeven ansichtkaarten. Het verschil tussen beide afgebeelde ansichtkaarten is dat op een van de twee ansichtkaarten de naam van de uitgever staat vermeld: M. Bolkestein, Meppel
Afbeeldingen 2-1 en 2-2
Deze kaart is op 19 september 1906 verstuurd naar mejuffrouw A. Oenema, per adres den heer Arnold, Klanderij, Leeuwarden. De afzender was H.O., negende regiment, eerste bataljon, derde compagnie, kamp te Diever. De kaart is op 20 september 1906 gestempeld in Leeuwarden. De redactie heeft niet kunnen achterhalen wie mejuffrouw A. Oenema was en wie de afzender H.O. was.
Afbeeldingen 3-1 en 3-2
Deze kaart is in 1906 verstuurd naar mejuffrouw S. de Jong, per adres den weledelen heer S. de Jongj, Hijlaard – Friesland. De afzender is A. de Jong. De redactie heeft niet kunnen achterhalen wie mejuffrouw S. de Jong was en wie de heer A. de Jong was. wie de afzender H.O. was.

Abracadabra-1444
Afbeelding 2-1 – Voorkant

Afbeelding 2-2 – Adreskant van afbeelding 2-1

Afbeelding 3-1 – Voorkant

Afbeelding 3-2 – Adreskant van afbeelding 3-1

Posted in Ansigtkoate, de Kaamp op de Oeren, Wapse | Leave a comment

Sunig mit stien’n uut ’n nazi-Duutse startbène ?

In de nieuwsbrief ‘Brinkenplan Diever op Dreef’ van juni 2020, zijnde een officieel communicatiemiddel van de gemeente Westenveld, die nog te vinden is in de webstee van het zo genoemde Brinkenplan van de gemeente Westenveld, is aanwezig het schrikbarende artikeltje ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’. Dit schrikbarende artikeltje is hier als afbeelding opgenomen; zie afbeelding 1. Het ‘Brinkenplan Diever op Dreef” is de naam die de gemeente Westenveld heeft gegeven aan het in 2019 en 2020 uitgevoerde uiterst noodzakelijk geachte peperdure heronderbestratingwerkje van de straten van ut olde Deever, dat vele miljoenen euro’s belastinggeld heeft gekost.

Cultureel erfgoed in de brink van Diever
In Diever liggen op een aantal plaatsen nog stenen die afkomstig zijn van het vliegveld dat tijdens de Tweede Wereldoorlog door de Duitsers is aangelegd op het Holtingerveld in Darp.
Deze stenen (broodjes) lagen in de startbaan waarvan op het Holtingerveld twee waren aangelegd (kleine startbaan en grote startbaan).
Veel jonge mannen uit de omgeving waren door de Duitsers hier te werk gesteld om het vliegveld aan te leggen. Het vliegveld werd tijdens de oorlog veelvuldig door de geallieerden gebombardeerd, waardoor het vliegveld vaak onbruikbaar was.
Na de oorlog is het vliegveld ontmanteld en zijn de stenen gebruikt bij de aanleg van wegen. In Diever liggen deze stenen in de brink en de Brinkstraat. Dit straatwerk is dus een stukje cultureel erfgoed waar we zuinig op moeten zijn.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De Nederlandse vertaling van de Deeverse titel van dit bericht is: Zuinig zijn op stenen uit een nazi-Duitse startbaan  ?
De redactie wist absoluut, totaal, volstrekt, in zijn geheel niet, wös agin neet, tot het lezen van het schrikbarende bericht ‘Cultureel erfgoed in de brink van Diever’, dat in de straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis straatklinkers (broodjes) liggen uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg.
De redactie was veraldereerd na het lezen van dit schrikbarende bericht waarin wordt gemeld dat deze nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) zijn gebombardeerd tot ‘dus een stukje cultureel erfgoed’, waar ‘we’ zuinig op moeten zijn. Welke lomperiken zonder historisch besef hebben dit bedacht ?
De grote vragen liggen voor de hand: wie heeft besloten dat deze nazi-Duitse straatklinkers ‘een stukje cultureel erfgoed’ zijn en van wie is dit ‘stukje cultureel erfgoed’ en wie zijn ‘we’ en waarom moeten ‘we’ zuinig zijn op die nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) ?
Vast staat wel dat de straatklinkers (broodjes) uit de nazi-Duitse startbaan in de straat op de brink van Deever gelukkig geen cultureel erfgoed van de Nederlandse staat zijn en gelukkig ook geen cultureel erfgoed van de provincie Drente zijn.
De straatklinkers (broodjes) schijnen ook geen cultureel erfgoed van de gemeente Westenveld te zijn, althans deze staan niet in de schier onvindbare lijst van gemeentelijke monumenten van de gemeente Westenveld in het dorp Deever. De in de Public Policy Industry werkzame beleidsregisseur erfgoed, cultuurhistorie en monumenten van de gemeente Westenveld bevestigde dat op een vraag van de redactie van ut Deevers Archief. Maar bij de jarenlange overgedetailleerde en overgeorganiseerde voorbereiding van het hyperdure heronderbestratingswerkje ‘Brinkenplan Diever op Dreef” van die paar straten in het binnendorp van Deever kan het niet anders zo zijn geweest dan dat de beslissing de nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) op de brink van Deever de status van ‘cultureel erfgoed’ te geven, zorgvuldig en breed binnen het ambtenarenapparaatje (the Public Policy Industry) van de gemeente Westenveld is herkauwd en overwogen en genomen.
Weet de politiek verantwoordelijke wethouder van cultuur van de gemeente Westenveld dat de nazi-Duitse straatklinkers afkomstig uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg in de straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis de status van ondergeschoven gemeentelijk ‘cultureel erfgoed’ hebben gekregen ? Of hebben deze straatklinkers de aparte status van gemeentelijk ‘nazi-cultureel erfgoed’ ?
De redactie van ut Deevers Archief verwijst voor de goede orde en voor de volledigheid ook naar het bericht Bint klinkers uut un nazi-Duutse startbène aarfgood ?

Afbeelding 1
Het hier afgebeelde bericht is gepubliceerd in het officiële gemeentelijke communicatiemiddel ‘Nieuwsbrief Brinkenplan Diever op Dreef” van juni 2020.
Afbeelding 2
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

In een stukje straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis liggen straatklinkers (broodjes) die afkomstig zijn uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg.
Afbeelding 3
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

In een stukje straat op de brink van Deever vóór het Schultehuis liggen straatklinkers (broodjes) die afkomstig zijn uit een nazi-Duitse startbaan van het nazi-Duitse militaire vliegveld van de nazi-Duitse Luftwaffe op de Havelterberg. Op de voorgrond is duidelijk de grens te zien tussen de door het ambtenarenapparaat (the Public Policy Industtry) van het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld zo gekoesterde nazi-Duitse straatklinkers (broodjes) en de duurzame en klimaatbestendige en hittestressbestendige en circulaire Deever-op-Dreef straatklinkers. Let vooral ook op de brede en diepe overstromingsbestendige afwateringskanalen aan weerskanten van de straat met de nazi-Duitse klinkers (broodjes). Of zijn het geen afwateringskanalen, maar wadi’s ?

Posted in Brink, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Anne Mulder spreuk as ièste in un eup’mlochtspel

De redactie van ut Deevers Archief kreeg in de jaren 2000-2008 bij zijn bezoeken aan wijlen Anne Mulder – een Deeverse uut de Aachterstroate – die eerst an de Kloosterstroate in Deever, daarna in Gasselte en later in Assen woonde – steeds van hem verhalen, schrijfsels, artikelen, krantenknipsels en documenten over Deever ter hand gesteld met de bedoeling deze voor hem al dan niet in geredigeerde vorm te publiceren.
Het is de redactie bij het leven van Anne Mulder helaas niet gelukt al zijn Deeverse documenten in het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever te publiceren, dan maar posthuum – en met alle respect – en beetje bij beetje opnemen in
ut Deevers Archief.
Tussen de documenten zat ook een door hem zelf getypt verhaaltje met correcties – zie bijgaande afbeelding – over het eerste openluchtspel in Deever en zijn eigen rol als hertog Theseus in dat openluchtspel.

Waarom Shakespeare-toneel in Diever ?
De arts L.D. Broekema, die in juli 1945 huisarts te Diever werd, voelde veel voor toneelspel. Een toneelvereniging werd opgericht met Broekema als regisseur. Als eerste toneelstuk werd ‘de verdwenen ring’ van Jan Fabritius gespeeld.
Maar in dat stuk speelde maar een deel van het grote ledental mee. Vandaar dat dokter Broekema voorstelde een openluchtspel uit te voeren waar iedereen bij betrokken was. Het werd een midzomernachtsdroom van William Shakespeare (leefde van 1564 tot 1616 in Stratford upon Avon in Engeland). De eerste opvoering vond plaats op 31 augustus 1946.
Ik ga er prat op dat ik de allereerste woorden van de Dieverse openluchtspelen heb gesproken, namelijk als Theseus, hertog van Athene.
Sedertdien zijn steeds stukken van Shakespeare opgevoerd, behalve in 1949 toen ‘Peer Gynt’ van de Noorse schrijver Hendrik Ibsen werd gebracht.
Dokter Broekema werd na zijn overlijden opgevolgd door Wil ter Horst, die de regie na vele jaren in 1999 heeft overgedragen aan Jack Nieborg uit Groningen.
Was dokter Broekema de grote stimulator, er is in Diever nog een andere welkome omstandigheid die de spelen mogelijk maken. Dat is de HAVO/MAVO-scholengemeenschap. Een aantal leerkrachten speelt steeds in de stukken mee.
Handige Brabanders hebben op de bekendheid ingespeeld door van het reeds bestaande restaurant aan de Achterstraat in Diever een specialiteiten-restaurant met de naam ‘The Shakespeare’ te maken.
Een beeldje achter de Hervormde Kerk in Diever stelt een scene uit ‘een midzomernachtdroom’ voor, waarin handwerkslieden optreden. Deze scene is bedoeld als een spotternij op het amateurtoneel. Titiana, de elfenkoningin, wordt gekust door een ezel.
En toch de voornaamste spreuk uit ‘de droom’ is: ‘En nooit is iets verkeerd of ongepast wat eenvoud in oprechte ijver biedt’. Deze spreuk kan immers worden toegepast op het amateurtoneel !. Het is zelfs de lijfspreuk van de toneelvereniging Diever geworden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief

Anne Mulder speelde in 1946 de rol van Theseus, hertog van Athene.
In het in 1980 uitgegeven 1264 bladzijden tellende standaardwerk ‘The complete works of William Shakespeare’  van W.J. Craig is te lezen dat in scene 1 van akte 1 hertog Theseus als eerste aan de beurt is zijn mond open te doen en de volgende tekst uit te spreken:

Now, fair Hippolyta, our nutial hour
Draws on apace: four happy days bring in
Another moon; but O ! methinks how slow
This old moon wanes; she slingers my desires,
Like to a step-dame, or a dowager
Long withering out a young man’s revenue.

Regisseur en dorpsdokter Ludolf Dirk Broekema gebruikte in 1946 voor de opvoering van ‘een midzomernachtsdroom’  van William Shakespeare de mooie Nederlandse benadering van Leendert Burgersdijk uit 1880. Het ligt wel voor de hand aan te nemen dat Anne Mulder deze benadering declameerde:

Thans komt, Hippolyta, ons huwlijksuur
Met spoed nabij. Vier blijde dagen brengen
Een nieuwe maan, maar O! wat talmt die oude
Met af te nemen! Wat ik vurig wensch
Vertraagt ze, dralend als een weduwvrouw,
Die van haars stiefzoons renten ’t leven rekt.

Jan Jonk probeerde deze Engelse tekst als volgt te benaderen:

Ons huwelijksuur, mooie Hippolyta 
Nadert nu snel; vier dagen is het nog maar
Tot nieuwe maan: maar, O, hoe langzaam
Neemt de oude af! Zij tempert mijn verlangen, 
Zoals door stiefmoeder of douairière
Het kindsdeel langzaam wegteert van de zoon.

Koos Terpstra benadert de Engelse tekst als volgt:

Het duurt niet lang meer, Hippolyta, voor
We gaan trouwen. Nog vier dagen,
Maar alle mensen wat duurt het lang voor die tijd
Voorbij is! Ik wil maar één ding
En het duurt en het duurt maar. Het voelt als zo’n
Ellenlange zondagmiddag toen ik 8 was

En zo zijn nog wel tientallen arrogante of gedreven toneelfreaks en eigenwijze zelfverklaarde anti-dikdoenerige amateurtoneelregisseurs te vinden die gemeend hebben voor die prachtige schier onvertaalbare teksten van die vermaledijde Willem uit Stratford aan het riviertje de Avon in het Engelse graafschap Warwickshire met een betere en meer eigentijdse Nederlandse benadering dan die van de fraai besnorde dr. L.A.J. Burgersdijk uit 1880 op de proppen te moeten komen. De redactie verontschuldigt zich nederig voor de lengte van deze bepaald niet Shakespeariaanse zin.

Posted in Alle Deeversen, Cultuur, Deever, Eup’mlogtspel | Leave a comment

Wie bakt ur now nog rechthookugge knieperties ?

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 30 december 1886 verscheen het volgende berichtje over de oeroude traditie van ut knieperties bakk’n teeg’n ut olde joar.

De laatste dagen van het jaar leveren in de Drentsche dorpen in den regel een eigenaardige drukte op door het nieuwjaarskoeken bakken. Stapels dezer koeken worden in de meeste gezinnen gebakken en wel van roggen- of gerstenmeel.
Dagen te voren zijn de nieuwjaarskoeken-ijzers ter leen gevraagd door diegenen, die deze voorwerpen niet bezitten, en hen, die twee of drie ijzers tegelijk willen gebruiken en er slechts één bezitten. Het bij de dorpelingen veelal in toepassing gebrachte “dienst om wederdienst” doet zich vooral bij dit gebruik voor.
De nieuwjaarskoeken-ijzers zijn meestal zeer oud. Onze voorouders bakten geen ronde, doch langwerpig vierkante koeken. Hunne bakijzers zijn meestal zoodanig veranderd, dat men er thans ronde koeken in bakt. Dit soort ijzers zijn de oudste. Zij zijn voor het merendeel van het begin dezer eeuw, blijkens de daarin staande jaartallen, die men op de gebakken koeken terugvindt, gelijk ook de namen der toenmalige eigenaren.
Het eten van nieuwjaarskoeken is dus een goede gelegenheid om het aandenken aan het voorgeslacht te verlevendigen. de oorsprong van het nieuwjaarskoeken bakken verliest zich in het grijze verleden. De overlevering weet daarvan niets meede te deelen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kwam in het berichtje wel de term ‘langwerpig vierkante koeken’ tegen; de schrijver van het bericht zal bedoeld hebben ‘langwerpige rechthoekige koeken’.  

De redactie herinnert zich zeer goed dat zijn moeder aan de keukentafel voor al haar kinderen grote hoeveelheden knieperties bakte, niet in een smeedijzeren knijpijzer, maar met een elektrisch rond bakijzer. De knieperties werden na het afkoelen bewaard in grote luchtdicht afsluitbare blikken, dan werden ze niet slof. Ze bakte van het beslag platte ronde knieperties. Een deel van de platte ronde knieperties rolde ze direct na het bakken op met behulp van een stukje pijp van plastic.Die opgerolde knieperties noemden we rülegies.
De redactie weet niet of in de verwesterende en verdrentenierende gemiente Deever de oeroude traditie van ut sölf knieperties bakk’n nog bestaat. De redactie is op zoek naar een echt oud Deevers recept voor het bakken van knieperties. De redactie verneemt het graag van de trouwe bezoekers van ut Deevers Archief.

Posted in Traditie | Leave a comment

Villa Olde Legerplaèse op Zorgvliet in 1895

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is als afbeelding 6 een afbeelding van in 1904 verstuurde zwart-wit ansichtkaart van een in 1895 gemaakte foto van de in Deever geboren fotograaf Hans Kuiper uit Noordwolde opgenomen. Bij de afbeelding is  de volgende tekst over het verleden van Huize Zorgvlied van Jacobus Franciscus de Ruijter de Wildt en villa Castra Vetera van Lodewijk Guillaume Verwer opgenomen.

Zorgvlied – Villa Castra Vetera – 1895
Het huis met de achttien kamers werd in opdracht van Jacobus Fransiscus de Ruijter de Wildt, nazaat van admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruijter, gebouwd en in 1862 voltooid. De villa werd door zijn indrukwekkende afmetingen ook wel het Kasteel genoemd. Jacobus Franciscus de Ruijter de Wildt stierf hier op 25 november 1870.
In 1885 werd de villa bewoond door mr. Lodewijk Guillaume Verwer, zijn vrouw Johanna Cornelia Ludovica van
Wensen en hun kinderen Cecilia Johanna, Idse Johannes, Johanna Josephina Maria, Elisa Julia en Louisa Ysbranda Maria.
De vrome familie Verwer had blijkbaar heel goede contacten in de rooms-katholieke kerk, want op een audiëntie van Zijne Doorluchtige Hoogheid den Aartsbisschop van Utrecht bij Zijne Heiligheid Paus Leo XIII op 30 mei 1880 heeft Zijne Heiligheid welwillend toegestaan, dat alle dienstbaren -op welke wijze dan ook- van de familie Verwer in de huiskapel van Huize Zorgvlied hun zondagsplicht konden vervullen, behalve op de groote feestdagen, dan moesten zij naar hun eigen parochiekerk in Steenwijkerwold.
Het aardige is dat in dit verslag sprake is van de naam Huize Zorgvlied en niet van de Latijnse naam Castra Vetera, dat Oude Legerplaats betekent. Het dorpje dankt zijn naam aan Huize Zorgvlied.
Ouderen herinneren zich nog dat het plafond van de kamers op de begane grond waren voorzien van mooi stucwerk en fraaie decoraties. Deze waren geschilderd door de in Diever geboren decoratieschilder Hans Kuiper. Later legde deze zich ook toe op fotograferen. Op 27 november 1895 stond in de Leeuwarder Courant dat bij Hans Kuiper te Noordwolde een map met 24 foto’s van Zorgvlied was verschenen. Dit is één van de foto’s uit die serie.
Op de openbare verkoping van het landgoed Castra Vetera op 29 maart 1938 in café De Harmonie op Zorgvlied werd het herenhuis, met erf, tuin en 1.27.75 ha grond bij palmslag voor 2060 gulden verkocht, waarna het werd afgebroken.
Op Zorgvlied is materiaal van dit huis hergebruikt. Zo is in de bovenramen van de achterslaapkamer van het Amsterdamse Huis uit de villa afkomstig gekleurd-glas-in-lood aangebracht. In boerenschuren zijn de oude bakstenen verwerkt.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Van de betreffende bladzijde uit het boekwerkje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht een afbeelding opgenomen.

In de eerste regel van de tekst bij afbeelding 6 zit een foutje, Fransiscus moet zijn Franciscus.
De makers van het in 2020 verschenen boekwerkje ‘Uit de geschiedenis van Wateren, Zorgvlied en Oude Willem’  hebben de hier afgebeelde foto van Hans Kuiper helaas niet in hun onvolprezen geschiedkundige boekwerkje opgenomen. Hoe oud en geschiedkundig waardevol moet een oude foto eigenlijk zijn, om het waard te zijn getoond te worden in een plaatselijk geschiedkundig boekwerkje ?
Op het hier afgebeelde detail van een topografische kaart uit 1934 is met een rode pijl de plaats van villa Castra Vetera op Zorgvlied aangegeven. Het was op Zorgvlied bekend dat de bewoners van villa Castra Vetera vanuit de keuken van de villa recht een laan in konden kijken, die laan heeft daarom de naam Keukenlaan gekregen.
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Zorgvlied op bladzijde 201 een afbeelding van een exemplaar van de hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart opgenomen.

Posted in Ansigtkoate, Castra Vetera, de Ruiter de Wildt, Diever, ie bint 't wel ..., Hans Kuiper, Huize Zorgvliet, Verdwenen object | Leave a comment

Foto van de pas restoriède meule an de Westeresch

De redactie van ut Deevers Archief is fervent verzamelaar van mooie en lelijke afbeeldingen van korenmolen ‘de Vlijt’ in Oll’ndeever. Het maakt niet uit of deze molen op een gewone foto, op een ansichtkoate, op een tekening, op een schilderij, op een lucifersdoosje, op een suikerzakje, op een tegeltje, op een lepeltje, op een plakplaatje of op een asbakje is afgebeeld.
De redactie toont de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief hier een afbeelding van een zwart-wit foto (geen ansichtkaart) uit de tijd dat Arend Uiterwijk Winkel nog de molenaar was van deze molen aan de rand van de gave kale onvernielde Westeresch in Oll’ndeever.
De laatste beroepsmolenaar Arend Uiterwijk Winkel van molen ‘de Vlijt’ aan de rand van de kale gave onvernielde Westeresch in Oll’ndeever is in de zestiger jaren met zijn echtgenote en hun twee kinderen Bert en Anneke verhuisd naar Hoogeveen. Arend Uiterwijk Winkel is geboren op 22 september 1921 in Hoogeveen. Hij is overleden op 31 december 2009 in Meppel.
De foto is in elk geval gemaakt na de eerste grote restauratie van korenmolen ‘de Vlijt’ van na de Tweede Wereldoorlog.
Let vooral ook op de onvernielde gave kale Westeresch. Bouwakkers op de gave onvernielde kale Westeresch in de buurt van molen ‘de Vlijt’ hadden oude veldnamen, zoals Meulakkers, ut Knollegie, de Padakker, de Kaampe bee de Meule, Moessiesakker en Pachtkaampie. Hoe nostalgisch wil je het hebben ?
De redactie verneemt van de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief graag aavullingen op zijn tekst bij deze zwart-wit foto.
De redactie zal te gelegener tijd en zeker niet met geschwinde spoed en ook niet in gestrekte draf ongeveer staande op de plek van de fotograaf van deze foto en kleurenfoto maken en toevoegen aan dit bericht.

Posted in Meule van Oll’ndeever, Oll'ndeever, Westeresch | Leave a comment

In ut kaarkorgel laag un keuper’n deusie

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 6 juli 1955 – ten tijde van de grote restauratie van de gemeentelijke toren en het kerkgebouw aan de brink van Deever – verscheen van de hand van Anne Mulder, de Deeverse correspondent van de Olde Möppeler (Meppeler Courant) een berichtje over de vondst van een koperen doosje met inhoud in het orgel in het kerkgebouw.

Uit Diever en omgeving – Aardige vondst bij kerkrestauratie
Diever – Bij het demonteren van het orgel in de Hervormde kerk alhier vond men in het voorsgte gedeelte van het orgel een gesloten koperen doosje verborgen, dat bij opening een geschrift bleek te bevatten, dat verschillende aardige bijzonderheden vermeldt omtrent dit orgel.
We ontlenen hieraan, dat het werd vervaardigd door de heer Van Oeckelen te De Punt bij Groningen. De hangzolder, waarop het is geplaatst is gebouwd door de timmerlieden Hilbert Noorman, diens beide zoons Jans en Johannes en de leerling Geert Andreae.
De inwijding geschiedde op plechtige wijze op 11 april 1882 (Tweede Paasdag) onder leiding van de toenmalige predikant ds. R. H. Drijber, die ook het gevonden geschrift heeft vervaardigd. Als eerste organist trad op de heer Johannes Kuiper, van 15 april 1882 af, hoofd der school en koster van de kerk.
Te dien tijde waren kerkvoogden de heren Frederik Cornelis Offerein (president), Anneus Theodorus Andreae (secretaris), Roelof Jans bij de Berg, Hendrik Geerts Wesseling en Jacob Wichers van der Veen.
Het geschrift eindigt met de volgende bede:
Lang prijk’ dit instrument in Dievers heiligdom !
Lang spreek’ het treffend schoon tot ’t samengestroomd volk !
Diep roer het d’ eelste maar van ’t menschelijk gemoed !
En voer’ het op als in de hemelkoren !
Veel draag’ het bij tot liefde, hoop, geluk !

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De heer Van Oeckelen zal Cornelus Aldegundis van Oeckelen zijn geweest.
Hilbert Noorman is geboren op 24 mei 1814 in Wapse. Hij trouwde op 24 augustus 1839 met Grietje Vierhoven. De redactie heeft de datum van overlijden van Hilbert Noorman nog niet kunnen vinden in de openbare bronnen. Hilbert Noorman was timmerman in Wapse
Johannes Noorman is geboren op 3 februari 1854 in Wapse. Hij trouwde op 10 april 1880 in Deever met Grietje Andree (Andreae ?). Grietje Andree is een dochter van Anneus Theodorus Andree (Andreae ?). Johannes Noorman was timmerman.
Jan Noorman is geboren op 5 juni 1858 in Wapse. De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar de gegevens van Jan Noorman. Hij was timmerman.
Geert Andree (Andreae ?) is geboren op 8 september 1866 in Deever. Hij is overleden op 25 maart 1934 in Deventer. Hij was timmerman.
Dominee R. H. Drijber is Roelof Hermannus Drijber. Hij is geboren op 5 september 1850 in Grijpskerk. Hij trad op 13 mei 1877 aan als dominee van de Hervormde kerk en nam op 17 januari 1886 afscheid.
Het hoofd der school was niet alleen schoolmeester, maar vaak ook koster van de kerk en voorzanger in de kerk. De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar de gegevens van hoofdmeesterJohannes Kuiper.
Frederik Cornelis Offerein is geboren op 24 januari 1813 in Deever. Hij is overleden op 10 februari 1887 op 74-jarige leeftijd in Deever. Frederik Cornelis Offerein was smid in Deever
Anneus Theodorus Andreae (Andree ?) is geboren op 11 augustus 1824 in Deever. Hij is overleden op 21 januari 1907 in Deever. Anneus Theodorus Andreae (Andree ?) was winkelier in Deever
Roelof Jans bij de Berg is geboren op 3 oktober 1818 in Wittelte. Hij is overleden op 6 november 1888 in Wittelte. Roelof Jans bij de Berg was boer in Wittelte
Hendrik Geerts Wesseling is geboren in 1817. Hij is overleden in 1890. De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar de gegevens van Hendrik Geerts Wesseling. Hendrik Geerts Wesseling was boer in Wapse.
Jacob Wichers van der Veen is geboren op 27 maart 1838. De redactie moet in de openbare bronnen nog op zoek naar de gegevens van Jacob Wichers van der Veen. Jan Wichers van der Veen was boer in Wapse.
De hier getoonde ansichtkaart met daarop afgebeeld het orgel in het kerkgebouw aan de brink van Deever is in juni 1959 uitgegeven door JosPé in Arnhem en was te koop bij Lubbert Wanningen, winkelier in Luxe en Huishoudelijke Artikelen en Souvenirs in de Heufdstroate bee de brink van Deever.

Posted in Kaarke an de brink | Leave a comment

De fumilie Halman woonde op Woater’n en Zorgvliet

De redactie van ut Deevers Archief ontving van Frank Halman bijgaand interview van Greta Heesterbeek-Halman.. Hij is een zoon van Bernardus Valentinus Halman (zie een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n), die een zoon is van Johannes (Johan, Jan) Halman. De familie Johannes Halman heeft in de periode mei 1908 – maart 1924 op Zorgvlied gewoond. Greta Heesterbeek-Halman is Margaretha Bernardina Halman, een tante van Frank Halman. De redactie is de heer Frank Halman bijzonder erkentelijk voor het toezenden van dit bericht. De redactie heeft de tekst van het interview in enige mate aangepast en chronologisch geordend. 

Greta Heesterbeek-Halman vertelt over haar ouders Jan Halman en Griet Brinkmann
Ten tijde van het interview was Greta in de tachtig en sprak met een licht Brabants accent. Soms, als de herinneringen bovenkomen, dan kwam in haar stem de oude Zorgvliedse tongval weer boven.
Mijn vader Jan Halman was in 1899 als 18-jarige al slim op Grietje Brinkmann. Maar Grietje moest hem niet. Dus gooide mijn vader de kop in de wind, want hij was een stijfkop …
Hij ging toen als boerenknecht naar Duitsland. Mijn vader heeft het goed gehad in Duitsland. Hij vertelde dat hij net zoveel melk kon drinken als hij wilde. Mijn vader is zeker een paar jaar in Duitsland geweest. Hij vertelde dat de Duitse boer verbaasd was over de melkproductie: “Wat doe je toch met die koeien ? Ze leveren veel meer melk dan als ik voor ze zorg.” Mijn vader gaf de koeien op een andere manier voer: “Met bieten en zo.” Ja, ze waren in Duitsland best tevreden over hem.
Mijn zus Hannie heeft nog een kaart, die vader Jan uit Duitsland heeft gestuurd aan mijn moeder Griet in Zorgvlied. Hij was haar al die tijd niet vergeten.
Na een paar jaar kwam hij terug in Zorgvlied en toen werd het toch echt iets tussen Grietje en hem. Toen hij verkering met haar had, is hij een keer afgebatterd door jongens uit het dorp. Dat ging vroeger zo. Hij kwam zelf niet uit Zorgvlied. Hij kwam uit Steggerda.
Later is zijn moeder en zijn enige broer ook van Steggerda naar Zorgvlied gekomen. Dat was mijn grootmoeder Cathrina Voklage. Moeder vertelde dat ze zelf acht zusters en een broer had. Die ene broer was oom Volkert, die was zo klein bij de geboorte dat hij wel in een klomp paste.
Eerst woonden we in een boerderijtje aan de Zandlaan. Mijn vader was een goede, maar wel een driftige man. Ik weet nog, toen woonden we nog op de boerderij, dat hij de varkens moest voeren in de grote boomgaard. Die varkens liepen hem steeds tegen de benen aan. Toen werd mijn vader een keer zo kwaad dat hij de hele emmer slobber op het land gooide in plaats van in de bak waaruit de beesten moesten eten.
Vandaar zijn we verhuisd naar de bakkerij. Eigenlijk was hij geen bakker, maar hij had een oude bakkerij gehuurd. Hij ging zelf met paard en kar de omgeving van Diever rond om brood te bezorgen. In de winter haalde hij een hele grote slee tevoorschijn en zette het paard op scherp. Dan stapelde hij brood op de slee en ging zo bij de mensen langs.
Mijn zusje is nog daar in Zorgvlied gestorven. Zondags gingen we naar het kerkhof. Onderweg naar het kerkhof hingen we flessen in de berkenbomen. Dat was om berkenwater te tappen wat we voor het haar gebruikten. Bij het kerkhof was een beukenhaag, waar we jonge vogeltjes uit het nest haalden om deze te bekijken. Daarna zetten we de vogeltjes weer terug in het nest. We gingen samen met de neven en nicht Emy van ome Volkert.
Mijn moeder was trouwens ook heel pienter, heel slim. Zij was ook erg praktisch. Dat had ze allemaal van haar moeder geleerd. Die wist voor alle kwaaltjes een middel. Tante Anna had suikerziekte. Zij diende bij de familie Verwer. Op een dag kwam ze thuis, omdat ze niet meer kon lopen, ze was met het rijtuig thuisgebracht. Toen ging mijn grootmoeder, ze had een heel oud receptenboekje, kijken naar iets voor opgetrokken pezen en zenuwen. In het boekje stond dat ze peren moest zoeken en die op brandenwijn zetten. Daar werd tante Anna mee ingesmeerd. “Je kunt het geloven of niet,” zei moeder, “na een week kon ze weer om de tafel heen lopen.” Dat soort dingen deed mijn moeder ook. Smeerwortel en zo. Als je een zwerende vinger had, dan deed ze weegbreeblad op die vinger. Als je pijn in de keel had, dan kreeg je een kletsnatte doek om je keel, met daar om heen een dikke sjaal. “Ach kind.” zei ze dan.
We hadden knechten in de bakkerij, die bij ons thuis in de kost waren. Alleen waren die knechten niet katholiek. Maar ’s nachts zaten ze aan de deur van de meisjesslaapkamer te rammelen. En dat wilde mijn moeder niet meer.
Nadat de bakkerij was verkocht, hebben we een jaar gewoond op een boerderij met de naam Landzicht. Van daar was het een heel eind lopen naar het dorp, de school en de kerk. Dan liepen we langs het bos. Mijn vader moest in die tijd natuurlijk wel wat doen voor de kost. Ik herinner me dat hij op een gegeven moment eieren langs de deur verkocht. En ik herinner me nog dat we elke avond eierpannenkoeken moesten eten. Want als hij ’s avonds thuiskwam, dan bracht hij weer een bak vol gekneusde eieren mee.
Hij had toen al acht kinderen, want de pil was er nog niet. Hij had toen de boerderij en hij had de bakkerij goed verkocht.
Op een dag zei hij: “Morgen gaan we naar Friesland.” Hij had een stuk hooiland gehuurd. Om vier uur ’s ochtends gingen we allemaal hooien. Ook zijn broer Jozef broer was daarbij. Het staat me nog heel goed bij. Als we moe werden, gingen we slapen in het hooi. Toen we klaar waren en weer lopend naar huis gingen, hadden we goed geld verdiend.
We zijn veel verhuisd. Vader was heel pienter, heel slim. Vader was een ondernemende man en hij kon geen baas boven zich hebben. We zijn uit Zorgvlied weggegaan, toen onze Riek een jaar of veertien was en mijn tweede zus in Steenwijkerwold op kostschool zat. Ook zei mijn moeder dat in Zorgvlied voor ons, de kinderen, geen werk was. Zelf heeft mijn moeder en hebben haar twee zussen bij de Verwers gediend. Volgens Greta waren er meerdere redenen om weg te gaan. De belangrijkste reden was dat er geen werk en geen toekomst voor de kinderen zou zijn. Volgens Greta noemde haar moeder Griet nog een reden: “Het was ook om het plagen en de ‘minsen’ (mensen)”. Greta herinnerde zich dat ze uitgescholden werden met een liedje: ” ……de katholieken klimmen in de bomen om bij Maria te komen.”
Bij de verhuizing naar Ankeveen gingen we met z’n allen in een vrachtwagen. Moeder droeg het bedje met de baby erin. Ze ging in de vrachtwagen zitten naast het bedje. Op een gegeven moment moesten we met de vrachtwagen op een pont over een water. We waren aan de overkant en de auto zou de pont afrijden, maar de pont wilde al weer wegvaren. De vrachtwagen moest toen op volle kracht de wal optrekken. Vader riep: “Duwen kinderen, duwen!!” Alle kinderen duwden de vrachtwagen, anders gingen we het water in. De vrachtwagen had hij gehuurd, maar die wagen kon het niet trekken. Ik kan dat niet vergeten, want het waren griezelige momenten. In Ankeveen had mijn vader een hotel gekocht. Maar daar hebben we maar een jaar gewoond. We zijn van Ankeveen naar Eindhoven gegaan.
Ik heb nog hele goede herinneringen aan Zorgvlied. Volgens mij zijn de familie Damhuis en de familie Sweering later ook vertrokken. Mijn vriendinnetje Catharien Sweering is later naar het klooster gegaan. We gingen ’s avonds schaatsen. Het was een plezierige meid en die is naar het klooster gegaan. Daar snap ik niets van. Van de Brinkmannen is niemand het klooster ingegaan. Ze waren wel heel katholiek en heel trouw. Brinkmannen hadden een pienter verstand, ze dachten eerst goed na. Ze liepen niet zomaar overal achteraan. Dat was opvallend, toen ik later in Brabant woonde. De mensen uit het Noorden waren veel slimmer. Kijk, God heeft ons de tien geboden gegeven, maar wij wisten best wel hoe we dat moesten regelen. Ik zeg maar als je een goed mens bent, dan zijn alle geboden goed.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Greet (Greta) Hesterbeek-Halman is Margaretha Bernardina Halman. Zij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n. Jan Halman is Johannes Halman. Griet Brinkman is Maria Margaretha Brinkmann.

Johannes Halman
Hij is geboren op 23 oktober 1881 in Vinkega in de gemeente Weststellingwerf. Hij is overleden op 2 februari 1966 op 84-jarige leeftijd in Eindhoven. Johannes Halman trouwde op 9 mei 1908 in Deever met Maria Margaretha Brinkmann. De trouwacte vermeldt dat Johannes Halman landbouwer is.
Maria Margaretha Brinkmann
Zij is geboren op 7 juni 1886 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Zij is overleden op 31 mei 1959 op 72-jarige leeftijd in Eindhoven. Zij is een dochter van Bernardus Frederik Brinkmann (geboren op 8 december 1845 in Haskerdijke, overleden op 28 februari 1901 op Zorgvlied) en Johanna Elisabeth Meijer van Putten (geboren op 15 mei 1850 in Zuidveen, overleden op 25 oktober 1914 op Zorgvlied).

Het echtpaar Johannes Halman en Maria Margaretha Brinkmann kregen een grote schare kinderen:
Hendrika Maria Halman
Zij is geboren op 21 februari 1909 op Zorgvlied in de gemiente Deever. De geboorteacte vermeldt dat vader Johannes Halman arbeider is. Zij is op 19 november 1937 op 28-jarige leeftijd in Waalre getrouwd met Franciscus Bonifacius Flapper. Zij is overleden op 9 oktober 1999 in Aalst.
Johanna Anna Maria Halman
Zij is geboren op 7 juli 1910 op Zorgvlied in de gemiente Deever. De geboorteacte vermeldt dat vader Johannes Halman landbouwer is.
Johanna Maria Halman
Zij is geboren op 26 januari 1912 op Zorgvlied in de gemiente Deever. De geboorteacte vermeldt dat vader Johannes Halman landbouwer is. Zij is overleden op 25 september 1919 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Haar overlijdensacte vermeldt dat vader Johannes Halman van beroep bakker is.
Alida Elisabeth Halman
Zij is geboren op 21 mei 1913 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Zij is getrouwd op 23 september 1938 op 25-jarige leeftijd in Waalre met Thomas Joseph Maria Strijbos. Zij is overleden op 21 oktober 2003 in Veldhoven.
Johannes (Jan) Jozeph Halman
Hij is geboren op 14 januari 1915 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Hij is overleden op 4 april 1984 op 69-jarige leeftijd in Eindhoven. Hij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n.
Bernardus Valentinus Halman
Hij is geboren op 26 september 1916 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Hij is overleden op 16 mei 1999 op 82-jarige leeftijd in Eindhoven. Hij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n.
Margaretha Bernardina Halman
Zij is geboren op 9 juni 1918 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Zij is overleden op 24 december 2008 op 90-jarige leeftijd overleden in Waalre. Zij staat op een in 1925 gemaakte foto van leerlingen van de skoele op Woater’n.
Joseph Antonius Halman
Hij is geboren op 14 mei 1922 op Zorgvlied in de gemiente Deever.
Elisabeth Hendrika Halman
Zij is geboren op 6 februari 1925 in Luyksgestel.
Valentinus Johannes Antonius Halman
Hij is geboren op 5 mei 1931 in Waalre.

Van de vijf na 1912 op Zorgvlied geboren kinderen, te weten Alida Elisabeth Halman, Johannes Jozeph Halman, Bernardus Valentinus Halman, Margaretha Bernardina Halman, Joseph Antonius Halman, is nog steeds geen geboorteacte te vinden in de webstee www.alledrenten.nl.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Mijn vader Jan Halman was in 1899 als 18-jarige al slim op Grietje Brinkmann.
Toen vader Johannes Halman in 1899 achttien jaren oud was, toen was zijn latere vrouw Maria Margaretha Brinkmann nog maar dertien jaren oud. De afstand tussen Steggerda en Zorgvlied was ongeveer 15 kilometer, een uurtje fietsen. Johannes Halman trouwde op 9 mei 1908 in Deever met Maria Margaretha Brinkmann. Toen was Johannes Halman 26 jaren oud en was Maria Margaretha Brinkmann 21 jaren oud.

Inzake de volgende tekst in het interview: Mijn zus Hannie heeft nog een kaart, die vader Jan uit Duitsland heeft gestuurd aan mijn moeder Griet in Zorgvlied.
Zus Hannie is Johanna Anna Maria Halman. Vader Jan is Johannes Halman. Moeder Griet is Maria Margaretha Brinkmann. Ook Frank Halman, zoon van Bernardus Valentinus Halman en kleinzoon van Johannes Halman was in het bezit van een Duitse ansichtkaart, die zijn grootvader Johannes Halman naar zijn grootmoeder Maria Margaretha Brinkmann op Zorgvlied stuurde. Wellicht heeft Johannes Halman bij een boer in Voltlage in het Munsterland in Duitsland gewerkt. Wellicht bij familie van zijn moeder Hendrika Vroklage, want die familie kwam uit Voltlage. Vroklage is een verbastering van Voltlage.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Toen hij verkering met haar had, is hij een keer afgebatterd door jongens uit het dorp.
De jongens van Zorgvlied hebben Johannes Halman een keer ‘afgebatterd’, omdat hij verkering had gekregen met een meisje op Zorgvlied. Dat was in die tijd zo de gewoonte. Een jongen uit een ander dorp werd gezien als een concurrent, als een indringer. Afbatteren is een werkwoord dat in het Brabantse dialect wordt gebruikt. Dit werkwoord komt niet in ut Deevers voor. Deeverse vertalingen van ‘afbatteren’ zijn bijvoorbeeld ‘op sien falie sloan’, ‘un pakkie klapp’n gee’m’, ‘op de peinse gee’m’ of ‘un pakkie meet’n’.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Later is zijn moeder en zijn enige broer ook van Steggerda naar Zorgvlied gekomen. Dat was mijn grootmoeder Cathrina Voklage.
Hier vergiste de geïnterviewde mevrouw Greta Heesterbeek-Halman zich. De naam van haar grootmoeder was Hendrika Vroklage. Hendrika Vroklage is geboren op 1 augustus 1847 in Oldeholtpade (gemeente Weststellingwerf) en is overleden op 25 mei 1933 in Wolvega. De broer van Johannes Halman is Joseph Halman. Hij is geboren op 26 april 1880 in Vinkega en is overleden op 18 juli 1947 in Leeuwarden. De redactie heeft in de openbare bronnen nog niet kunnen vinden of grootmoeder Hendrika Voklage en Joseph Halman ook daadwerkelijk op Zorgvlied hebben gewoond.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Eerst woonden we in een boerderijtje aan de Zandlaan.
Johannes Halman en Maria Margaretha Brinkmann zijn waarschijnlijk al direct na hun huwelijk in het boerderijtje aan de Zandlaan gaan wonen. Het echtpaar zal dit boerderijtje hebben gepacht. De redactie heeft nog niet uitgezocht waar de Zandlaan was te vinden en in welk boerderijtje aan de Zandlaan de familie Halman heeft gewoond. Het adres van het boerderijtje aan de Zandlaan was Wateren 52.

In het bijvoegsel van de Staatscourant van zaterdag 18 juli 1908 is de oprichtingsacte van de Coöperatieve Roomboterfabriek ‘De Drie Gemeenten’, te Elsloo, gemeente Weststellingwerf, opgenomen, waaruit blijkt dat Johannes Halman, van beroep veehouder, behoort tot de achtenveertig boeren die de fabriek hebben opgericht.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Vandaar zijn we verhuisd naar de bakkerij.
In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 11 maart 1916 verscheen de in bijlage 1 getoonde advertentie over een boeldag op Zorgvlied, vanwege de afschaffing van de boerderij van de familie Johannes Halman. De familie Halman zal in 1916 zijn verhuisd van het boerderijtje aan de Zandlaan naar de woning annex bakkerij aan de Dorpsstraat op Zorgvlied.

Wie denkt dat Johannes Halman na de afschaffing van zijn boerderij en na de verhuizing naar de woning annex bakkerij op Zorgvlied het boerenvak niet meer uitoefende, die vergist zich, want in een advertentie in de Oprechte Steenwijker Courant van 23 december 1922 biedt hij twee beste drachtige varkens te koop aan. Zie bijlage 3. Was Johannes Halman een boerkende bakker of was hij een bakkerende boer ?

Inzake de volgende tekst uit het interview: Mijn zusje is nog daar in Zorgvlied gestorven.
Het zusje is Johanna Anna Maria Halman. Zij is overleden op 25 september 1919 op Zorgvlied in de gemiente Deever. Haar overlijdensacte vermeldt dat vader Johannes Halman van beroep bakker is.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Tante Anna had suikerziekte. Zij diende bij de familie Verwer.
Tante Anna is een zuster van haar moeder Maria Margaretha Brinkmann, omdat haar vader Johannes Halman alleen broer Jozeph had. Tante Anna is Anna Brinkmann. Zij is geboren op 13 mei 1884 op Zorgvlied. Zij is overleden op 16 april 1957. Zij trouwde op 21 mei 1904 in Deever met Johannes van Opzeeland. De trouwacte vermeldt dat Anna Brinkmann het beroep dienstbode heeft. De redactie moet in de openbare bronnen nog nazoeken bij wie van de familie Verwer Anna Brinkman dienstbode is geweest. 

Inzake de volgende tekst uit het interview: Nadat de bakkerij was verkocht, hebben we een jaar gewoond op een boerderij met de naam Landzicht.
De familie Halman is in eind maart 1924 uit Zorgvlied vertrokken. Dus de familie Halman zal in het voorjaar van 1923 zijn verhuisd naar de boerderij met de naam Landzicht. Op 27 januari 1925 verkocht een zekere heer Dijkstra het woonhuis annex bakkerij aan de heer Alle Brouwer. De heer Dijkstra is bakker Roelof Dijkstra. Zie de foto van het woonhuis annex bakkerij annex kruidenierswinkel van Alle Brouwer.
De redactie heeft in de openbare bronnen nog niet kunnen vinden of het echtpaar Halman het woonhuis annex bakkerij destijds heeft gekocht en in 1923 heeft verkocht aan bakker Roelof Dijkstra, of dat het echtpaar Halman in de periode 1916-1923 het woonhuis annex bakkerij heeft gehuurd van bakker Roelof Dijkstra.
Het echtpaar Halman zal de boerderij met de naam Landzicht hebben gepacht. De redactie heeft nog niet uitgezocht waar de boerderij met de naam Landzicht stond. Het adres van de boerderij was Zorgvlied 30. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief weet waar boerderij Landzicht stond ?

Inzake de volgende tekst uit het interview: We zijn uit Zorgvlied weggegaan, toen onze Riek een jaar of veertien was en mijn tweede zus in Steenwijkerwold op kostschool zat.
Onze Riek was Hendrika Maria Halman. Zij is geboren op 21 februari 1909 op Zorgvlied. De genoemde tweede zus is Johanna Anna Maria Halman, maar die is op 25 september 1919 overleden op Zorgvlied.

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 15 maart 1924 verscheen de hier getoonde advertentie, zie bijlage 2, over een boelgoed op Zorgvlied, vanwege het vertrek van de familie Johannes Halman naar Ankeveen in de gemeente Weesperkarspel. De familie Halman is op 26 maart 1924 uit het bevolkingsregister van de gemiente Deever geschreven.

Inzake de volgende tekst uit het interview: Mijn vriendinnetje Catharien Sweering is later naar het klooster gegaan.
De door mevrouw Greet Heesterbeek-Halman (Margaretha Bernardina Halman) genoemde Catharien Schwering is Catharina Sophia Schwering, geboren op 26 september 1902 op Zorgvlied. Een zuster van haar was Sophia Maria Josephina Schwering, geboren op 1 maart 1908 op Zorgvlied. De redactie moet in zijn aantekeningen nog uitzoeken wie van de twee zusters Schwering in het klooster is gegaan. Het is aannemelijk dat -gelet op de leeftijdverschillen- geen van de twee zusters Schwering vriendinnetje is geweest van de in 1918 geboren Margaretha Bernardina Halman. 

Bijlage 1 – Advertentie in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 11 maart 1916

Boeldag Zorgvlied.
Notaris Bon te Dwingeloo, zal op dinsdag 14 maart aanstaande, des voormiddags 11 uur, ten huize en ten verzoeke van Johannes Halman te Zorgvlied, wegens afschaffing der boerderij, publiek verkoopen: 5 stuks hoornvee (waaronder 4 melk- en kalfde koeien (vetgehalte gemiddeld omstreeks 4 %, waarvoor melkbriefjes ter inzage)) en 1 vaarskalf, 2 varkens (waaronder 1 drachtig), varkenshok, ruim 100 draadpalen, varkensboeien met stukken, wan, een partij beste eetaardappelen en wat meer te voorschijn zal worden gebracht. Voorts 8 zware dennen op Laanzicht en 1 populier, die door B. Klaster worden aangewezen. Borgbriefjes worden niet aangenomen.


Bijlage 2 – Advertentie in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 15 maart 1924

Boelgoed – Zorgvlied (Wegens vertrek.)
Notaris Bolk te Dwingeloo zal op dinsdag 18 maart 1924, des voormiddags 10.30 uur, ten huize en ten verzoeke van den heer Johannes Halman te Zorgvlied, publiek verkoopen: 2 voorj. kalfde koeien, 9 loopvarkens, zoo goed als nieuwe breack (geschikt voor bakker en venter), stookpot, waschmachine, kruiwagen, ladder, draadpalen, kippegaas, eenig huisraad, als: kolomkachel, kast, stoelen, ledikanten en wat verder te voorschijn zal worden gebracht. Kopers moeten twee bekende en solide borgen stellen.


Bijlage 3 – Advertentie in de Opregte Steenwijker Courant van 23 december 1922.

Posted in Alle Deeversen, Woater’n, Zorgvliet | Leave a comment

Jan hef un koatie hen sien maegie Griet estuu’d

Frank Halman vond in de verzameling van zijn ouders een meer dan honderd jaar oude ansichtkaart, waarvan hier beide kanten van de kaart zijn afgebeeld. De redactie van ut Deevers Archief is Frank Halman bijzonder erkentelijk voor het op 1 februari 2021 beschikbaar stellen van deze ansichtkaart.
Johannes (Johan, Jan) Halman verstuurde deze ansichtkaart op een 23 mei tussen 1905 en 1908 met de hartelijke groeten (H.G.) aan mejuffrouw Maria Margaretha (Griet) Brinkman op Zorgvlied, Drente, Holland. Johannes (Johan, Jan) Halman wist toen blijkbaar nog niet dat haar achternaam niet Brinkman, maar Brinkmann was. De toevoeging van Holland aan het adres doet vermoeden dat Johannes (Johan, Jan) Halman de kaart vanuit het buitenland heeft verstuurd. En dat vermoeden blijkt ook juist te zijn geweest, want hij heeft enige jaren in Duitsland gewerkt. De grote vraag is natuurlijk: uit welke plaats (Sch….) in Duitsland is de hier afgebeelde ansichtkaart verzonden ?
Johannes (Johan, Jan) Halman is de grootvader van Frank Halman. Maria Margaretha (Griet) Brinkmann is de grootmoeder van Frank Halman. Johannes (Johan, Jan) Halman is geboren op 23 oktober 1881 in Vinkega (gemeente Weststellingwerf) en is overleden op 2 februari 1966 in Eindhoven. Maria Margaretha (Griet) Brinkmann is geboren op 7 juni 1886 op Woater’n en is overleden op 31 mei 1959 in Eindhoven.
Johannes (Johan, Jan) Halman en Maria Margaretha (Griet) Brinkmann trouwden op 9 mei 1908. Hun trouwacte vermeldt dat Johannes (Johan, Jan) Halman landbouwer is en dat Maria Margaretha (Griet) Brinkmann dienstbode is. De bruiloft zal wellicht zijn gehouden op Zorgvlied in het logement van haar moeder Johanna Elizabeth Meijer van Putten, de weduwe van Bernardus Franciscus Brinkmann. Maar wat was het adres van dit logement ?
Johannes (Johan, Jan) Halman stuurde de ansichtkaartkaart voor zijn meisje Maria Margaretha (Grietje) Brinkmann naar het volgende adres: Den Heer J.J. Verwer. Hier vergiste afzender Johannes (Johan, Jan) Halman zich een beetje. Het was niet Den Heer J.J. Verwer, maar Den Heer I.J. Verwer. Idse Johannes Verwer was directeur van de Noordelijke Hypotheekbank op Zorgvlied. Hij is geboren op 27 augustus 1874. Hij is een zoon van Lodewijk Guillaume Verwer en Johanna Cornelia Ludovika van Wensen. De familie Idse Johannes Verwer was woonachtig op het adres Zorgvlied 42.
Frank Halman weet te melden dat zijn grootmoeder Maria Margaretha (Griet) Brinkmann dienstbode was bij de familie Idse Johannes Verwer.

Posted in Alle Deeversen, De aandere kaante van de Deeverse bos, Zorgvliet | Leave a comment

Koffiesaele van de Saandkaamp an de Heezeresch

Op 21 april 1965 verscheen in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) het volgende bericht over de opening van pension-theehuis ‘de Zandkamp’ door burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd). 

De Zandkamp geopend
Diever –
Donderdagmiddag heeft burgemeester J.C. Meyboom het pension-theehuis van de heer H. Kamphuis aan de Hezenes te Diever bij het parkeerterrein van het openluchttheater officieel in gebruik gesteld door onthulling van een boven de schouw in het pand aangebracht bord met genoemde benaming van het pension.
Dank zij de vlijt en het doorzettingsvermogen van het echtpaar Kamphuis is het zover gekomen, dan men thans gereed is om pensiongasten te ontvangen.
Gezien de grote vraag, die op dit punt in Diever bestaat betekent ‘de Zandkamp’ aan de rand van Dievers uitgestrekte bossen een welkome aanwinst.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie dacht eerst dat de foto voor de hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart was gemaakt in de recreatiezaal (kantine) van het niet meer bestaande (afgebroken) kampeercentrum Ellert en Brammert an de Deeverbrogge. 
Na enig zoeken naar de ansichtkaart en bij nader inzien is op de afbeelding van deze zwart-wit ansichtkaart de koffiezaal (recreatiezaal) van pension-theehuis de Zandkamp van de familie H. Kamphuis in het Grünedal an de Heezeresch bee Deever te zien.
Her mag toch wel een beetje merkwaardig worden genoemd dat het pension-theehuis een koffiezaal had. Wellicht duikt vroeg of laat ook een ansichtkaart op van het interieur van de theezaal.
Het interieur van de koffiezaal straalt krachtig de knusse en kneuterige sfeer van recreatieondernemingen in de zestiger jaren van de vorige eeuw uit.
De redactie kan boven de schouw in de koffiezaal geen bord met de naam ‘de Zandkamp’ ontwaren. Of hing het bord boven de schouw in de theezaal ?
De hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart is in juli 1965 werd verkocht door H. Kamphuis, eigenaar van pension-theehuis ‘de Zandkamp’, Hezenes 26, telefoon 05219-1793. De kaart is in juli 1965 gedrukt bij JosPé in Arnhem.
De ansichtkaart is uitgegeven in het jaar dat pension-theehuis ‘de Zandkamp’ in gebruik werd genomen. Wellicht is het de eerste interieurfoto van dit pand.


Posted in Ansigtkoate, de Saandkaamp, Grünedal, Heezeresch, Toeristenindustrie | Leave a comment

Un tiekening van de Brogge an de Gowe uut 1985

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever in de map 1986 bijgaande afbeelding, die de redactie de zeer gewaardeerde trouwe bezoekers van ut Deevers Archief niet wil onthouden.

Op de afbeelding is te zien het kalenderblad voor de maand maart van het jaar 1986 van een kalender die de R.A.B.O.-bank uut Dwingel speciaal ter gelegenheidheid van zijn 75-jarig bestaan (1911-1986), zomaar grateloos cadeau gaf aan zijn vaste klanten.
Bij elke maand stond een tekening. De maart-tekening is een prachtige fantasierijke tekening van de brogge over de voart an de Gowe van de kunstenaar André Winkel. De tekening heeft als voor de hand liggende titel ‘Gezicht op Geeuwenbrug’.
De kunstenaar André Winkel beheerst de kunst van het weglaten van wel aanwezige bebouwing, waardoor de blik vooral naar de brogge wordt getrokken. En ook een beetje naar rechts, naar het café van Zwatte Hendekie. Of was in het pand in 1985 geen café meer gevestigd ?
Heeft de tekenaar André Winkel zijn tekening ter plekke gemaakt of heeft hij zich in zijn atelier laten inspireren door één of andere (door hem zelf gemaakte ?) foto ?
De redactie weet niet of de greinse tuss’n de gemiente Deever en de gemiente Dwingel links van de brug, rechts van de brug of precies midden over de brug loopt. Wie het weet, die mag het natuurlijk melden.
De redactie vraagt zich af of de R.A.B.O.-bank uut Dwingel ter gelegenheid van zijn 100-jarig bestaan (1911-2011) weer een kalender met mooie tekeningen heeft uitgegeven, met bijvoorbeeld een tekening van de brogge van Deever of een tekening van ’t Olde Voatie an de Oldendeeversebrogge of een tekening van de Stroombrogge in Wittelte. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief het weet, die mag het natuurlijk melden.
Of misschien heeft de heemkunduge vurening uut Deever in 2018 ter gelegenheid van zijn 24-jarige bestaan wel een door deze vereniging zo genoemde ‘historische kalender’, met afbeeldingen van oude tekeningen en schilderijen uut de gemiente Deever, waarop de drie laatst genoemde objecten staan, uitgebracht.
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 april 2022.

Posted in de Gowe, de Voat, Kuunst, Tiekening | Leave a comment

Wie hef meister Jan van der Meer ekent ?

Op verzoek van Esther van der Meer plaatsen we bijgaand bericht met daarin een verzoek gegevens van haar vader Jan van der Meer, uit te tijd dat hij in het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ an de Gowe (aan de Geeuwenbrug) als dienstweigeraar werkte, naar ut Deevers Archief te sturen.

Ik ben op zoek naar gegevens uit de periode 1959-1962. In die periode heeft mijn vader Jan van der Meer als dienstweigeraar in het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ aan de Geeuwenbrug gewerkt als leerkracht (vervangende dienstplicht). Wie kent Jan van der Meer ? Wie heeft foto’s uit die periode ? Welke ex-collega’s of kinderen die in de periode in het kamp zaten, herinneren zich mijn vader ? Ik verneem het graag !
Mijn vader hoopt 80 jaar te worden in maart 2016 ! Ik ben bezig om een speciaal jubileummagazine voor hem te maken, welke gemaakt wordt met medewerking van zijn kinderen, kleinkinderen, vrienden, en ex-collega’s. Alle binnengekomen gegevens en foto’s worden begin februari aangeboden aan een drukkerij, die er een prachtig magazine van gaat drukken. Vandaar dat ik overal gegevens probeer te achterhalen.
Kinderfoto’s van hem heb ik wel, maar een foto uit de periode dat hij vervangende dienstplicht in het jongenskamp ‘de Eikenhorst’ aan de Geeuwenbrug moest doen, heb ik helaas niet!
Ik weet dat hij toen tussen de 23 en 26 jaar moet zijn geweest en dat de jongens in een internaat verbleven. In de weekeinden mocht mijn vader naar huis. Hij woonde toen in Hengelo in Overijssel.
In de loop van 1962 had hij zijn vervangende dienstplicht erop zitten. Inmiddels was hij vader geworden van een zoontje (mijn broer Paul).
Ik hoop dat iemand zich mijn vader herinnert uit deze periode, iemand die misschien een leuke herinnering of foto heeft uit die periode. Ik verneem het graag !

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

Ut swatte pattie hen Oll’ndeever

De redactie van ut Deevers Archief vervangt zo nu en dan voor de broodnodige variatie de kopafbeelding van ut Deevers Archief.
Als jij in het bezit bent van een mooie afbeelding uut de gemiente Deever en jij acht deze echt wel geschikt als kopafbeelding van deze webstee, aarzel dan niet deze afbeelding naar de redactie te sturen.
Het formaat van een kopafbeelding is 940 x 198 puntjes (300 dpi).
Als jij de hier afgebeelde kopafbeelding lelijk vind als kopafbeelding van ut Deevers Archief, aarzel dan niet jouw mening luid en duidelijk aan de redactie kenbaar te maken.
Als jij de hier afgebeelde reeds getoonde kopafbeelding graag nog een keer als kopafbeelding van ut Deevers Archief wilt zien, aarzel dan niet dit luid en duidelijk aan de redactie kenbaar te maken.
De redactie heeft de kleurenfoto van de Kloosterstroate en ut Swatte Pattie hen Oll’ndeever gemaakt in juli 2016.
De uitsnede van de kleurenfoto is als kopafbeelding voor het eerst te zien geweest op 28 september 2017.

Posted in Kloosterstroate, Kopplètie, Oll'ndeever, Veentiesweg | Leave a comment

De kaarke van Deever hef wè un hiele bulte laand

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 12 februari 1916 verscheen de hier afgebeelde aankondiging van de verhuring van groen- en bouwland in de gemiente Deever. In de aankondiging zijn de groen- en bouwlanden met de in 1916 gebruikte veldnaam weergegeven.

Verhuring Diever
Notaris Bon te Dwingeloo, zal op woensdag 16 februari aanstaande (alzoo niet op donderdag 10 februari) des voormiddags 10 uur, in het logement Seinen te Diever, voor den tijd van 6 jaren publiek verhuren: de navolgende perceelen groen- en bouwland, gelegen in de gemeente Diever.

1. Voor de kerkvoogden van Diever:
Groenland:
Wringe, Slingermaatje, In het maatje van Bennen, Kerkemaat,
Bouwland:
de Vogelpoel, de Zolderlange, de Zolderlange, Boelenakker, het Wevertje, de Goornakker, de Zolderlange, Doove, Doove, het Kruisje, het Builigje, de Ypering, op de Oeren, de tweede Boschjesakker, de vierde Boschjesakker, Kuipershofje, Utterlange, de Hilgensteen, de Hilgensteen, Oosterkamp in 2 percelen, Achterste Aarlange, de Polle, de Polle op Molenesch, Achter de Kerkakker, de Polle in de tweede lengte, de Aarlange, Molenakker, Kleineschje, Noordesch tegen de Boskamp, Noordesch, Noordesch, Noordesch, Heezenesch, Heezenesch bij Fledderuskamp, Tegen de Beust, Achter Jans Blokskamp, Noordesch, Kleineschje, Tipakker, Smalakkertje, de eerste akker van de Grote Hoek op de Westeresch, de vijfde akker van de Grote Hoek op de Westeresch, de zevende akker van de Grote Hoek op de Westeresch, de negende akker van de Grote Hoek op de Westeresch, de eerste akker van de Achterste Westereschhoek, de derde akker van de Achterste Westereschhoek, Achterste Westeresch bij Hakkenkamp, het zuidelijke gedeelte van de Westereschakker, Brandakker, Westerlange, Wegakkertje achter Houwerskamp, Tusschendarp bij Draatshuis, de tweede akker van de Zuurlange van Kruit en Kok, de vierde akker van de Zuurlange van Kruit en Kok, Achter Schultingshuis, het Hoegje, zuidkant van de Oldendieverschekamp, noordkant van de Oldendieverschekamp, tweede akker van de Groote Westereschhoek, derde akker van de Groote Westereschhoek, de Giere.
2. Voor Jan Mulder te Zwolle:
Groenland:
het Vonkje, dit moet zijn het Vorkje (Vorkie of ’t Vorkje, sectie C2 – 147),
Bouwland:
de Smalle, de Paalakker, de Paalakker (aangekocht van Brommer), het Bultien, het Breegje,  de Rouwe, de Polle, de Zandakker, de Zandakker, de Giere.
3. Voor Klaas Hummelen Smidt:
Westereschakker, oostkant Groote Akker op Westeresch, westkant Groote Akker op Westeresch, Noordeschakker in twee percelen, Middelwand, de Kromme.
4. Voor Roelof Seinen:
Bakkertje op Noordesch, Kerkakker bij Koop Boer.
5. Voor J. Mulder Wzn:
De Leggeloërweide in gebruik geweest bij R. Venema.
6. Voor Geert Moes:
Het Vroomskampje.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw werden in de gemiente Deever bouw- en groenlanden nog vaak aangeduid met hun eeuwen oude veldnaam. Hoe eenvoudig kon het zijn.
De heemkundige vereniging uut Deever heeft met langdurig en geduldig uitzoekwerk gelukkig zoveel mogelijk oude veldnamen in alle dorpen van de gemiente Deever in kaart gebracht. Deze veldnamen hebben grote cultuurhistorische waarde. Veldnamen zijn erfgoed. De heemkundige vereniging uut de gemiente Deever heeft de resultaten van haar veldnamenonderzoek in februari 2013 uitgebracht in de publicatie ‘Veldnamen Gemeente Diever Omstreeks 1832’.
Met het in de vorige eeuw doordrukken en uitvoeren van de zo genoemde ruilverkaveling, het verdwijnen van de kleinschalige landbouw en het verdwijnen van de boerenstand uut de gemiente Deever is helaas ook het gebruik van de oude veldnamen van bouw- en groenlanden verdwenen.

De redactie heeft uitgezocht of de in de advertentie genoemde namen van groen- en bouwlanden wel of niet voorkomen in de publicatie ‘Veldnamen Gemeente Diever Omstreeks 1832’, hierna verder voor de eenvoud ‘publicatie Veldnamen’ genoemd.
Wat in de advertentie direct opvalt is dat de Nederlands Hervormde Kerkgemeente in 1916 in het bezit was van een aanzienlijk aantal percelen groen- en bouwland in Deever en in Wapse. Deze kerkgemeente was ongetwijfeld één van de grootste landbouwgrondbezitters in de gemiente Deever.
In 1916 werden voor de in de advertentie vermelde groen- en bouwlanden nog in belangrijke mate de ook in 1832 gebruikte veldnamen gebruikt. Enige uitzonderingen daarop zijn de percelen met de veldnaam de Grote Hoek op de Westeresch of Grote Westereschhoek en Achterste Westereschhoek, die vermoedelijk door samenvoeging van akkers na 1832 zijn ontstaan.

De advertentie vermeldt Wringe. De publicatie Veldnamen vermeldt Wringen (sectie C2 – nr. 185). De Wringe is een niet nader aangeduide akker in de groep akkers met de veldnaam de Wringen.
De advertentie vermeldt Slingermaatje. De publicatie Veldnamen vermeldt Slingermaatje (sectie C2 – nr. 185). De akker met de veldnaam Slingermaatje ligt in de Wringen.
De advertentie vermeldt In het maatje van Bennen. In de publicatie Veldnamen komt deze veldnaam niet voor. Wel komt bijvoorbeeld Het Maatje (sectie C2 – nr. 199) voor. Het zou best eens zo kunnen zijn dat In het maatje van Bennen een akker is in de groep akkers met de veldnaam Het Maatje. Deze groep akkers ligt in de Holten.
De advertentie vermeldt Kerkemaat. De publicatie Veldnamen vermeldt Kerkemaat (sectie C3 – nr. 211). De Kerkemaat ligt in de Sprakelingen bij de Kwasloot.
De advertentie vermeldt de Vogelpoel. De publicatie Veldnamen vermeldt Vogelpoel of Groote Vogelpoel (sectie F5 – nr. 123). De Vogelpoel ligt in de Veenhuiziger Made.
De advertentie vermeldt de Zolderlange. De publicatie Veldnamen vermeldt Zolderlangen (sectie F3 – nr.25). De Zolderlange is een akker in de groep akkers met de veldnaam Zolderlangen. De Zolderlangen liggen op de Nul.
De advertentie vermeldt de Zolderlange. De publicatie Veldnamen vermeldt Zolderlangen (sectie F3 – nr. 25). De Zolderlange is een akker in de groep akkers met de veldnaam Zolderlangen. De Zolderlangen liggen op de Nul.
De advertentie vermeldt Boelenakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Boelensakkers (secte E3 – nr. 95. De Boelenakker is een akker in de groep akkers met de veldnaam Boelensakkers. Deze groep akkers ligt op de Binnenesch van Wapse.
De advertentie vermeldt het Wevertje. De publicatie Veldnamen vermeldt het Wevertje (sectie E3 – nr. 97). Het Wevertje ligt op de Binnenesch van Wapse.
De advertentie vermeldt de Goornakker. De publicatie Veldnamen vermeldt de Gorenakkers of de Goornakkers (sectie F4 – nr. 87). De Goornakker is een akker in de groep akkers met de veldnaam de Goornakkers. Deze groep akkers ligt in de Aa-landen.
De advertentie vermeldt nog een keer de Zolderlange. De publicatie Veldnamen vermeldt de Zolderlangen (sectie F3 – nr. 25). De Zolderlange is ook een akker in de groep akkers met de veldnaam Zolderlangen. Deze groep akkers ligt op de Nul.
De advertentie vemeldt Doove. De publicatie Veldnamen vermeldt Dooven (sectie B4 – nr. 108). De Doove is een akker in de groep akkers met de veldnaam Dooven. Deze groep akkers ligt op de Heezeresch.
De advertentie vemeldt nog een keer Doove. De publicatie Veldnamen vermeldt Dooven (sectie B4 – nr. 108). Deze Doove is ook een akker in de groep akkers met de veldnaam Dooven. Deze groep akkers ligt op de Heezeresch.
De advertentie vermeldt het Kruisje. De publicatie Veldnamen vermeldt Kruisakkers, het Kruis, ’t Kruis (sectie C1 – nr. 131). Het Kruisje is een akker in de groep akkers met de veldnaam Kruisakkers. De Kruisakkers liggen aan het Katteneinde tegen Deever aan.
De advertentie vermeldt
het Builigje. De publicatie Veldnamen vermeldt Builigje (sectie E4 – nr. 160). Het Builigje is een smalle akker op de Binnenesch van Wapse.
De advertentie vermeldt de Ypering. De publicatie Veldnamen vermeldt IJpering of Iepering (sectie E4 – nr. 179). De Ypering is een akker op de Oeren
De advertentie vermeldt op de Oeren. De publicatie Veldnamen vermeldt Oeren (sectie E4, nr. 183). Op de Oeren is een akker in de groep akkers met de veldnaam Oeren.
De advertentie vermeldt de tweede Boschjesakker en de vierde Boschjesakker. De publicatie Veldnamen vermeldt de Boschjesakker (sectie F3 – nr. 61). De Boschjesakker is een klein akkertje op de Oeren, dat nota bene ook nog eens werd opgedeeld in te verhuren perceeltjes.
De advertentie vermeldt Kuipershofje. De publicatie Veldnamen vermeldt Kuipershofje (sectie F3 – nr. 59). Het Kuipershofje is een akkertje op de Oeren.
De advertentie vermeldt Utterlange. De publicatie Veldnamen vermeldt Utterlangen of Uitterlangen (s
ectie F3 – nr. 38). De Utterlange is een akker in de groep akkers met de veldnaam Utterlangen of Uitterlangen. Deze groep akkers ligt op Nul.
De advertentie vermeldt twee keer de Hilgensteen. De publicatie Veldnamen vermeldt Hilgensteen of Hilgenstien (sectie B4 – nr. 15). De twee akkers met de veldnaam de Hilgensteen zijn akkers in de groep akkers met de veldnaam Hilgensteen of Hilgenstien. Deze akkers liggen op de Molenesch.
De publicatie Veldnamen vermeldt nog een keer Hilgensteen of Hilgenstien (sectie C2 – nr. 157). De twee akkers met de veldnaam de Hilgensteen zijn in dit geval akkers in de groep akkers met de veldnaam Hilgensteen of Hilgenstien. Deze akkers liggen echter op de Zuurlanderesch.
De advertentie vermeldt Oosterkamp, in 2 delen te verhuren. De publicatie Veldnamen vermeldt Oosterkampen of Oosterkaampen (sectie B4 – nr. 19). De Oosterkampen bestaan uit twee percelen en liggen op de Molenesch.
De advertentie vermeldt Achterste Aarlange. De publicatie Veldnamen vermeldt Achterste Aarlange (sectie B4 – Nr. 22). De Achterste Aarlange is een lange smalle akker op de Molenesch.
De advertentie vermeldt de Polle. De publicatie Veldnamen vermeldt de Pol (sectie B4 – nr. 25). De Polle is een akker in de  groep akkers met de veldnaam de Pol. Deze groep akkers ligt op de Molenesch.
De advertentie vermeldt de Polle op de Molenesch. De publicatie Veldnamen vermeldt de Pol (sectie B4 – nr. 25). De Polle op de Molenesch is een akker in de groep akkers met de veldnaam de Pol. Deze groep akkers ligt op de Molenesch.
De advertentie vermeldt Achter de Kerkakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Achter de Kerkakker of Achterste Kerkakker (sectie B4 – nr. 31). Dit akkertje ligt op de Molenesch.
De advertentie vermeldt de Polle in de tweede lengte. De publicatie Veldnamen vermeldt de Polle in de tweede rij (sectie B4 – nr. 38). Dit is een lange smalle akker op de Molenesch.
De advertentie vermeldt de Aarlange. De publicatie Veldnamen vermeldt Aarlangen, Aerlangen, Haarlangen (sectie B4 – nr. 21). De Aarlangen is een akker in de groep akkers met de veldnaam Aarlangen, Aerlangen, Haarlangen. Deze groep akkers ligt op de Molenesch. De publicatie Veldnamen vermeldt nog een keer Aarlangen (sectie F3 – nr. 24). In dit geval is de Aarlange een akker in de groep akkers met de veldnaam Aarlangen, die op de Nul liggen.
De advertentie vermeldt Molenakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Meulakkers of Molenakkers (sectie B4 – nr. 55). Dit is een akker op de Molenesch vlak bij de beltmolen aan het Katteneinde in Deever.
De advertentie vermeldt Kleineschje. De publicatie Veldnamen vermeldt Het Kleine Eschje, Kleine Essie (sectie B4 – nr. 59). Het Kleineschje is in dit geval een akker in Deever.
De advertentie vermeldt Noordesch tegen de Boskamp. De publicatie Veldnamen vermeldt Noordesch tegen de Boschkamp (sectie B4 – nr. 77). Dit is een akker op de Noorderesch.
De advertentie vermeldt drie keer Noordesch. De publicatie Veldnamen vermeldt de Noordeschakkers (sectie B4 – nr. 66). De drie percelen Noordesch zijn akkers in de groep akkers met de veldnaam Noordeschakkers. De Noordeschakkers liggen op de Noorderesch.
De advertentie vermeldt Heezenesch. Dit is een erg vage vemelding. De publicatie Veldnamen vermeldt geen perceel met de naam Heezenesch.
De advertentie vermeldt Heezenesch bij Fledderuskamp. De publicatie Veldnamen vermeldt Fledderuskamp of Fledderuskaampe (sectie B4 – nr. 111). Dit is een akker op de Heezeresch.
De advertentie vermeldt Tegen de Beust. De publicatie Veldnamen vermeldt Tegen de Beust (sectie B4, nr. 162). Dit is een akkertje op de Heezeresch.
De advertentie vermeldt Achter Jans Blokskamp. De publicatie Veldnamen vermeldt Achter J. Blokskamp of Achter Blok’skamp of Blokskaampe (sectie B4 – nr. 139).
De advertentie vermeldt Noordesch. De publicatie Veldnamen vermeldt de Noordeschakkers (sectie B4 – nr. 66). Noordesch is een akker in de groep akkers met de veldnaam Noordeschakkers. Deze groep akkers ligt  op de Noorderesch.
De advertentie vermeldt Kleineschje. De publicatie Veldnamen vermeldt het Kleine Eschje (sectie B4 – nr. 97). Het Kleineschje is in dit geval een akker op de Heezeresch.
De advertentie vermeldt Tipakker. De publicatie Veldnamen vermeldt de Tipakker (sectie B4 – nr. 53) op de Molenesch en de Tipakker (sectie C1 – 53) op de Westeresch.
De advertentie vermeldt Smalakkertje. De publicatie Veldnamen vermeldt het Smalakkertje (sectie C1 – nr. 41). Het Smalakkertje is een zeer smal akkertje op de Westeresch.
De advertentie vermeldt de eerste, vijfde, zevende en negende akker van de Grote Hoek op de Westeresch. In de publicatie Veldnamen is geen veldnaam Grote Hoek op de Westeresch te vinden. Wellicht is de Grote Hoek op de Westeresch na 1832 ontstaan uit een samenvoeging van meerdere akkers.
De advertentie vermeldt de eerste en derde akker van de Achterste Westereschhoek. In de publicatie Veldnamen is geen veldnaam Achterste Westereschhoek te vinden. Wellicht is de Achterste Westereschhoek na 1832 ontstaan uit een samenvoeging van meerdere akkers.
De advertentie vermeldt Achterste Westeresch bij Hakkenkamp. De publicatie Veldnamen vermeldt Achterste Westeresch bij Hakkenkamp of Bij Hakkenkampje (sectie C1 – nr. 61). Deze akker ligt op de Westeresch.
De advertentie vermeldt het zuidelijke gedeelte van de Westereschakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Westereschakker of Westeresakkers (sectie C1 – nr. 13) De Westereschakkers is een groep akkers op de Westeresch van Deever. De vraag is natuurlijk welke Westerschakker is bedoeld in de advertentie.
De advertentie vermeldt Brandakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Brandakkers of Braandakkers (sectie C1 – nr. 63). De Brandakker is een akker in een groep akkers met de naam Braandakkers op de Westeresch van Deever.
De advertentie vermeldt Westerlange. De publicatie Veldnamen vermeldt de Westerlange (
sectie C1 – nr. 16). De Westerlange is een lange smalle akker op de Westeresch van Deever.
De advertentie vermeldt Wegakkertje achter Houwerskamp. De publicatie Veldnamen vermeldt Wegakkertje achter Houwerskamp (
sectie C1 – nr. 100). Het Wegakkertje achter Houwerskamp is een akkertje in Oll’ndeever.
De advertentie vermeldt Tusschendarp bij Draatshuis. De publicatie Veldnamen vermeldt Bij Draad (sectie C1 – nr. 127). Bij Draad is een akker op het Tusschendarp in Deever.
De advertentie vermeldt de tweede en de vierde akker van de Zuurlange van Kruit en Kok. De publicatie Veldnamen vermeldt Zuurlangen (sectie C2 – nr. 146). De Zuurlangen zijn een groep akkers op de Zuurlanderesch. De tweede en de vierde akker van de Zuurlange van Kruit en Kok is een akker die behoort tot de groep akkers met de veldnaam Zuurlangen.
De advertentie vermeldt Achter Schultingshuis. De publicatie Veldnamen vermeldt Achter Schultingshuis,
Achter het Schultingshuis of Kolde (sectie C2 – nr. 141). Achter Schultingshuis is een akker op de Zuurlanderesch.
De advertentie vermeldt het Hoegje. De publicatie Veldnamen vermeldt het Hoegje (sectie C1 – nr. 97). Het Hoegje is een akker op de Westeresch van Deever.
De advertentie vermeldt zuidkant en noordkant van de Oldendieverschekamp. De publicatie Veldnamen vermeldt de Ouden Dieversche Kamp (sectie C1 – nr. 109). De Ouden Dieversche Kamp is een akker in Oll’ndeever.
De advertentie vermeldt de tweede en de derde akker van de Groote Westereschhoek. In de publicatie Veldnamen is geen veldnaam Grote Westereschhoek of Grote Hoek op de Westeresch te vinden. Wellicht is de Grote Westereschhoek of Grote Hoek op de Westeresch na 1832 ontstaan uit een samenvoeging van meerdere akkers.
De advertentie vermeldt de Giere. De publicatie Veldnamen vermeldt Gieren (sectie B4, nr. 123). De Gieren is een groep akkers op de Heezeresch. In de publicatie Veldnamen komen onder meer ook de Lange Giere, de Groote Giere, de Giere van Blok, de Giere van Roelof Bennen, In de Gieren, Groote Giere, het Kleine Giertje, de Kleine Giere voor.
De advertentie vermeldt het Vonkje, een vergissing, dit moet zijn het Vorkje. De publicatie Veldnamen vermeldt Vorkie of ’t Vorkje (sectie C2 – nr. 147. Het Vonkje was een lange smalle akker op de Zuurlanderesch.
De advertentie vermeldt de Smalle. In de publicatie Veldnamen is geen perceel met deze veldnaam te vinden. Of de redactie moet deze naam over het hoofd hebben gezien.
De advertentie vermeldt de Paalakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Paalakkers of Poalakkers (sectie C2- nr. 147). De Paalakker is een akker in de groep akkers met de veldnaam Poalakkers. De Poalakkers liggen op de Westeresch van Deever.
De advertentie vermeldt de Paalakker (aangekocht van Brommer). De publicatie Veldnamen vermeldt Paalakkers of Poalakkers (sectie C2- nr. 147). De Paalakker (aangekocht van Brommer) is een andere akker in de groep akkers met de veldnaam Poalakkers. De Poalakkers liggen op de Westeresch van Deever.
De advertentie vermeldt het Bultien. De grote vraag is welk Bultien het betreft. De publicatie Veldnamen vermeldt het Bultien (sectie B4 – nr. 169). Deze akker ligt op de Heezeresch, vlak bij het hunnebed. De publicatie Veldnamen vermeldt het Bultien (sectie C1 – nr. 119). Deze akker ligt in Deever.
De advertentie vermeldt het Breegje. De publicatie Veldnamen vermeldt het Breegien (sectie B4 – nr. 150). De akker met de veldnaam het Breegje ligt op de Westeresch van Deever.
De advertentie vermeldt de Rouwe. In de publicatie Veldnamen komt de Rouwe niet voor. De publicatie Veldnamen vermeldt wel Rouwakkers (sectie B4 – nr. 44). De redactie vermoedt dat de akker met de veldnaam de Rouwe een akker is in de groep akkers met de naam Rouwakkers en na 1832 is afgesplitst van de Rouwakkers. De Rouwe ligt op de Molenesch.
De advertentie vermeldt de Polle. De publicatie Veldnamen vermeldt de Pol (sectie B4 – nr. 25). De Polle is een akker in de  groep akkers met de veldnaam de Pol. Deze groep akkers ligt op de Molenesch.
De advertentie vermeldt twee keer een perceel met de naam de Zandakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Zandakkers of Zaandakkers (sectie B4 – nr. 145). De twee Zandakkers zijn akkers in de groep akkers met de veldnaam Zaandakkers. De Zaandakkers liggen op de Heezeresch. De naaorlogse uitbreidingen van de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever liggen op de Zaandakkers.
De advertentie vermeldt de Giere. De publicatie Veldnamen vermeldt de Gieren (sectie B4 – nr. 123). De Giere is een akker in de groep akkers met de veldnaam de Gieren. De Gieren liggen op de Heezeresch. In de buurt van de Gieren liggen onder meer de Lange Giere, de Groote Giere, het Kleine Giertje, het Giertje.
De advertentie vermeldt Westereschakker. De publicatie Veldnamen vermeldt Westereschakkers (sectie C1 – nr. 13). De Westereschakker is een akker in de grote groep akkers met de veldnaam Westereschakkers. De vraag is natuurlijk welke akker ? Daar is alleen achter te komen door middel van een notariële acte waarin voor deze Westereschakker de kadastrale gegevens zijn vermeld.
De advertentie vermeldt oostkant en westkant van Groote Akker op Westeresch. De publicatie Veldnamen vermeldt de Groote Akker (sectie C2 – nr. 143). De Groote Akker is een akker op de Westeresch, zoals de advertentie al vermeldde.
De advertentie vermeldt de Noordeschakker in twee percelen. De publicatie Veldnamen vermeldt Noordeschakkers (sectie B4 – nr. 66). De Noordeschakker is een akker in de grote groep akkers met de veldnaam Noordeschakkers. De Noordeschakkers liggen uiteraard op de Noorderesch.
De advertentie vermeldt Middelwand. De publicatie Veldnamen vermeldt Middelwand (sectie B4 – nr. 69). De Middenlwand is een akker in de grote groep akkers met de naam Middelwand. De akkers met de veldnaam Middelwand liggen op de Noorderesch.
De advertentie vermeldt de Kromme. De publicatie Veldnamen vermeldt de Kromme (sectie C2 – nr. 138). De akker mit de veldnaeme de Kroeme lig op de Zuurlanderesch an de weg van Deever hen de Deeverbrogge en an ut begun van de Bolderhook.
De advertentie vermeldt Bakkertje op Noordesch. De publicatie Veldnamen vermeldt wel een perceel met de veldnaam de Bakker (sectie B4 – nr. 91), maar dat perceel ligt op de Heezeresch van Deever.  De redactie heeft het vermoeden dat de advertentie had moeten vermelden Bakkertje op Heezeresch.
De advertentie vermeldt Kerkakker bij Koop Boer. De publicatie Veldnamen vermeldt Kerkakkers of Karkakkers op de Molenesch (sectie B4 – nr. 32). De publicatie Veldnamen vermeldt Kerkakker of Karkakker op de Zuurlanderesch (sectie C2 – nr. 158). De publicatie Veldnamen vermeldt Kerkakkers op de Oosteresch van Wittelte (sectie D2 – nr. 76). De grote vraag is natuurlijk welke Kerkakker wordt bedoeld. De redactie heeft het vermoeden dat het gaat om de Karkakker op de Zuurlanderesch, omdat Koop Boer, die an de Deeverbrogge woonde, daar ook land in eigendom had.  

De publicatie vermeldt het Vroomskampje. In de publicatie Veldnamen komt een perceel met de veldnaam het Vroomskampje niet voor. De grote vraag is of het perceel met de veldnaam het Vroomskampje wel in de gemiente Deever ligt ?

 

Posted in Veldnème | Leave a comment

Ut holt’n sitbaankie an de Betonweg hef ut neet ered

In het in 2019-2020 uitgevoerde peperdure onderbestratingswerkje van het binnendorp van Deever met de naam Diever op Dreef (Deever op Drift), zie afbeelding 3, moest ook de merkwaardige klomp zwerfstenen met de naam Burgemeester Van Osbank op ut kaampie grond bij de Betonweg en naast de woning met adres Hoofdstraat 1 in Deever verdwijnen. De Van Osbank werd op tactische redenen verplaatst naar het paardenmarktterrein aan het begin van de Bosweg in Deever.
Het duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke circulaire fairgetrade houten zitbankje met de reclamesticker van de Koninklijke Landmacht met de wervende tekst ‘Reservist bij de Koninkljke Landmacht. Je moet het maar kunnen’ was op woensdag 22 april 2020 nog aanwezig. Op die datum heeft de redactie van ut Deevers Archief bij wijze van afscheid nog even op dat duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke circulaire fairgetrade houten zitbankje in de zon gezeten, zij het met opgetrokken benen op de berg zand voor het bankje.
Het was de redactie op die datum volstrekt duidelijk dat de Hoge En Lage Dametjes en Heertjes Van Het Onweerspreekbare Grote Gelijk Van De Inrichting Van De Openbare Ruimte Van Ut Dörp Deever Zetelend In Het Luxe Kantoorparkencomplex Aan De Gemeentehuislaan In Deever dit duurzame toekomstbestendige milieuvriendelijke circulaire fairgetrade houten zitbankje binnenkort zouden gaan elimineren, liquideren en vernietigen. Eliminist bij het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld. Je moet het maar durven.
De redactie hoopte in een eerder bericht dat dit eerlijke zitbankje niet zou worden vervangen door een snorkerig, superlux, superduur, onduurzaam, niet-circulair, toekomstonbestendig, milieuonvriendelijk, vandaalonbestendig geverfd metalen zitbankje van het type Ikarus van het bedrijf Gardelux b.v. Met een plaatselijk gemaakt zitbankje van plaatselijk bewerkt hout uit plaatselijke duurzaam beheerde productiebossen van de Stoat zijn de doelstellingen van de circulaire economie wel direct en met geschwinde spoed en in gestrekte draf te bereiken.
Maar die hoop was bij voorbaat al diep de grond in geslagen en bovendien werd op ut kaampie grond niet één exemplaar, maar twee exemplaren van het geverfde metalen zitbankje van het type Ikarus van het bedrijf Gardelux b.v. geplaatst. Zie de afbeeldingen 1 en 2. Tussen de twee zitbankjes is een voorgeprogrammeerd verhard slijtpad van een of ander merkwaardig soort kunstachtig materiaal aangelegd.
Van het indoctrinatiedocumentje Diever The Place To Be Or Not To Be dat nog steeds onder de naam Leporello is te vinden op een webstee van de gemeente Westenveld is bladzijde 14 weergegeven in afbeelding 5. Op die bladzijde 14 staan ten aanzien van de plaatsing en de beleving van het openbare zitmeubilair in het kader van het peperdure werkje Diever op Dreef de volgende volkomen volslagen onbegrijpelijke opgeklopte lulkoek brabbeltekst: Voor dit plan is een belangrijke vraag: waar staan de bankjes, en welk uitzicht heeft degene die erop zit en wat is het uitzicht voor degene die de bank passeert ? Wat voor tafereel wordt er geboden aan de zitter ? Kan dat tafereel opnieuw betekenis krijgen of kan de werking van het uitzicht versterkt worden ?

Mien vèè see seins: skroet’n en in de brook driet’n bint gien kuunst.

Afbeelding 1 – De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 2 – De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 3 – De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.
Afbeelding 4 – De redactie heeft deze kleurenfoto op woensdag 11 december 2019 gemaakt.

Afbeelding 5 – Bladzijde 14 uit het indoctrinatiedocument Diever The Place To Be Or Not To Be.

Posted in Heufdstroate, Verdwenen object | Leave a comment

Un soldoat’nkeuk’n in de Kaamp op de Oeren

In het in 1999 verschenen fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is als afbeelding 14 een zwart-wit ansichtkaart van soldaten in een soldatenkeuken in de Kaamp op de Oeren opgenomen. Deze zwart-wit ansichtkaart is in 1907 verstuurd. In de tekst bij de afgebeelde ansichtkaart is enige aandacht besteed aan de geschiedenis van het soldatenkamp. Een afbeelding van de betreffende bladzijde uit het fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is in dit bericht opgenomen.

14 – Wapse – Soldatenkeuken in de Kaamp op de Oeren – 1907
Een deel van het grote tentenkamp van de landmacht is op de foto rechts op de achtergrond te zien. Het kamp op de Oeren stond op kroem heideveld, dat wil zeggen onvlak en drassig heideveld, vol met veldkeien. De schietoefeningen werden gehouden bij de kogelvangers in het Wapser Zand. Als de soldaten naar de schietbaan marcheerden, dan werden ze begeleid door een eigen muziekcorps. In de buurt van de schietbaan stond ook de schijvenloods.
De in 1904 geboren Jannes Santing herinnerde zich uit zijn jonge jaren dat Wapsers vertelden dat in de kaamp een helder köppeltie soldoat’n zaat. Op prentbriefkaarten is te lezen dat bijvoorbeeld gelegerd waren het 9-de regiment, 1-ste bataljon, 3-de compagnie en het 9-de regiment, 2-de bataljon, 3-de compagnie. In het tentenkamp waren ongeveer 2400 soldaten gelegerd. Op de voorgrond is één van de veldkeukens met zijn watervoorziening te zien. Het water werd met behulp van pompen uit de grond gehaald. Daarvoor had de genie buizen tot in de welle geslagen.
Bij het zien van deze foto herinnerde Jannes Santing zich dat op het land van Johannes Hilberts nog jaren daarna zogenaamde Norton-pompen hebben gestaan. Ook wist hij te vertellen dat zijn vader en hij de achtergebleven buizen later uit het heideveld van Harm Eleveld (Harm Prakken) mochten halen.
Ik vertelde Jannes Santing dat het zo jammer was dat van de kaamp heel weinig op papier is terug te vinden. Zijn reactie was aandoenlijk. Hij zei: ’t Is moar net hoe aij ’t bekiekt. Vervolgens rommelde hij wat in de krantenbak naast zijn stoel in zijn gezellige kamer in het rusthuis en haalde het boekje van Arend Mulder te voorschijn. Feilloos zocht de krasse negentiger bladzijde honderdentwintig op en zei: Zuuk moar neet langer. Hier steet alles over de kaamp. ‘K mag ’t so now en dan nog graeg ies lees’n.

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Jannes Santing was in zijn werkzame leven de smid van Wapse.
Johannes Hilberts is geboren op 29 november 1908 en is overleden op 30 januari 1983. Hij was getrouwd met Margje Eggink. Zij is geboren op 25 januari 1910 en is overleden op 17 januari 1959.
Harm Eleveld (Harm Prakken) is geboren op 26 november 1879 en is overleden op 3 september 1955. Hij was getrouwd met Aaltje Stevens. Zij is geboren op 5 februari 1883 en is overlden op 7 juni 1919.

Op 10 augustus 1905 verscheen in de Provinciale Drentsche en Asser Courant het navolgende korte bericht.

De zorg voor de officieren-menage bij de in September aanstaande te houden manoeuvres in den omtrek van Diever is opgedragen aan onzen stadgenoot den restaurateur Th. Bakker.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De schrijver gebruikte in dit éénregelige berichtje drie Franse woorden. In het Nederlands luidt deze zin:
De zorg voor het eten van de officieren bij de in September aanstaande te houden troepenbewegingen in den omtrek van Diever is opgedragen aan onzen stadgenoot den gaarkok Th. Bakker.
Blijkbaar kregen de heren officieren niet te eten uit een gewone soldatenkeuken in de kaamp op de Oeren, maar werd hun eten apart bereid door een daarvoor ingehuurde gaarkok uit Assen.

Abracadabra-1286

Abracadabra-510

Posted in Ansigtkoate, de Kaamp op de Oeren, Diever, ie bint 't wel ..., Smedereeje Santing, Wapse | Leave a comment

Funerair mosaiek op de groeve van Jan Westendorp

De redactie van ut Deevers Archief was op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever wel vaker langs de groeve van Jan Westendorp gelopen, maar was nooit toe gekomen aan het maken van een foto van het mozaíek van disse groeve.
De redactie heeft bijgaande kleurenfoto van het vrolijke kleurrijke mosaiek op de groeve eindelijk gemaakt op vrijdag 29 november 2020. Bij een vrolijk kleurrijk funerair mosaiek hoort ook enige funeraire rijmelarij.
De zon scheen lachend, de hemel was stralend blauw, herfstbladeren bedekten jouw koele aarde, de vogel wiekte naar de horizon, het was genoeg geweest, je wiekte achter die horizon, waar tijd en ruimte niet bestaan, je vrijheid tegemoet.
In de hoeken onder de naam Jan Westenbrink zijn de mosaieksteentjes jammer genoeg verdwenen, desalniettemin is dit mosaiek wel een beetje te beschouwen als funeraire kunst.
De redactie raadt de Hoge en Lage Dametjes En Heertjes Van Het Winstgevend Exploiteren Van De Kaarhof An De Grönnegerweg Bee Deever Gevestigd In Het Kantoor Van Het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld Aan De Gemeentehuislaan In Deever bij disse groeve vooral geen paars liquidatiebordje te zetten.
De redactie heeft gezocht naar gegevens van Jan Westendorp, maar heeft alleen de volgende overlijdensaktegegevens kunnen vinden in de openbare bronnen.
Overlijden, Diever, 19 september 1944, aktenummer 14, overleden: Jan Westendorp, geboren te Rotterdam, beroep: werkmeester timmerbedrijf, overleden op 16 september 1944 te Diever, oud: 46 jaar, gehuwd met Marigje Broekzitter, zoon van Willem Westendorp en Jacoba van der Graaf 
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft andere gegevens van Jan Westendorp ? Wat had een werkmeester van een timmerbedrijf uit Rotterdam in 1944 in de Tweede Wereldoorlog in Deever te zoeken ? Wat was de politieke gezindheid van Jan Westendorp ?
Of betreft het een andere Jan Westendorp ?
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief heeft de juiste gegevens van de begraven Jan Westendorp ?

Posted in Kaarkhof an de Grönnegerweg | Leave a comment

Un mooi eulievaarfskildereeje van bee de Hoarsluus

De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. (Jaap van Zyderveld, Jacob Maria Zijderveld) is geboren op 25 september 1919 in Den Haag en is overleden op 8 maart 1985 in Den Haag.
Jaap van Zijderveld sr. heeft het bijgaand afgebeelde prachtige olieverfschilderij in 1976, staande of zittend, bee de Hoarsluus an de Gowe gemaakt. Het olieverfschilderij is in het bezit van de kinderen van kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. en komt uit hun ‘voorraad’. De kunstenaar heeft het schilderij links onder aan het schilderij voorzien van zijn handtekening en het getal 76 (1976).
Jaap van Zijderveld sr. tekende en schilderde altijd ter plekke. De redactie van ut Deevers Archief hoefde dus ook bij dit schilderij niet naarstig op zoek te gaan naar een foto of een ansichtkaart, die de kunstenaar als voorbeeld zou kunnen hebben gediend.
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van een dochter (van de kinderen) van Jaap van Zijderveld sr. deze afbeelding van het olieverfschilderij te tonen in ut Deever Archief. De redactie is die dochter (de kinderen) bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
Zij wist het volgende te vertellen. ‘We logeerden in Diever in een vroegere boswachterswoning. Die woning was toen particulier bezit van een familie uit Wassenaar. Aan welke weg de boswachterswoning lag, dat weet ik niet meer. Wel lag de bosingang aan de doorgaande weg, die langs de Drentse Hoofdvaart loopt.”
De toegangsweg – de Kanaalweg – naar hun vacantiewoning bevond zich vlak bij de Haarsluis. Het is voorstelbaar dat Jaap van Zijderveld in die productieve schildervacantie in 1976 het eerst de Haarsluis heeft geschilderd, die lag op een korte loopafstand van de vacantiewoning.

Posted in de Gowe, Hoarsluus, Kuunst, Skildereeje | Leave a comment

Un ereboge veur de neeje keuneginne

In de Heufdstroate van Deever staat bij de schilderswinkel van Geert Koster en de Boerenleenbank een ereboog.
Die staat daar ter gelegenheid van de kroning van Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina, prinses der Nederlanden, prinses van Oranje-Nassau, hertogin van Mecklenburg, prinses van Lippe-Biesterfeld, tot koningin der Nederlanden, op 4 september 1948. De inhuldiging vond plaats op 6 september 1948 in de Nieuwe Kerk in Amsterdam.
De Heufdstroate was tot an de Brink versierd met een merkwaardig soort van plantenbakken. De kroning werd zo te zien als een soort van volksfeest gevierd. Met een optocht van versierde wagens ?
Onder de boog is aan de rechterkant te zien eerst het woonhuis van de smederij van de Kloeze en daarachter het rechthoekige postkantoor met woonhuis van de familie Schoemaker.
De redactie van ut Deevers Archief wijst de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief, die in het bezit zijn van het onvolprezen boekwerkje Diever, zoals het was in de voormalige gemeente 1930-1980, op bladzijde 58 van dat boekje, waarop een foto van een vergelijkbare ereboog aan het begin van de Peperstroate staat afgebeeld.
De hier getoonde afbeelding is een scan van een foto, die aanwezig was in de verzameling van wijlen mevrouw Margaretha (Griet) Oost, die getrouwd was met Jan Brugging (Jan Wiba), die samen een winkel – een soort van dorpswarenhuis – hadden an de Heufdstroate. De redactie wil graag de naam van de maker van de hier afgebeelde foto vermelden. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie aan die naam helpen ?

Posted in Heufdstroate | Leave a comment

Ai’j neet mièèr sunder ut internet könt

De redactie van ut Deevers Archief is druk bezig met het digitaliseren (scannen) van zijn veel ruimte in beslag nemende papieren archief (papperrassies scannen en vervolgens die papperrassies in de container voor het oude papier gooien), bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders uut de gemiente Deever, en zo voort, en zo voort, en zo voort.
Tot dit grote karwei behoort ook het digitaliseren (scannen) van oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Deever, Van Goor’s Blattie). De redactie vond bij het scannen van jaargang 1997 van ut Deevers Blattie op het voorblad van ut blattie van 18 september 1997 de hier afgebeelde geschiedkundig zeer waardevol geworden advertentie.

Openbare Bibliotheek
In de bibliotheek voordelig nader kennis maken met nieuwe media !

De gehele maand september staat de bibliotheek in het teken van nieuwe media. Het betreft hier een nadere kennismaking met internet en cd-rom. Na de introductie in april zijn er faciliteiten bijgekomen, zoals een cd-romserver, die de bibliotheek graag aan het publiek wil presenteren. Dit gebeurt onder de noemer Bi-point wat staat voor Bibliotheek Interactief.
Bi-point in de bibliotheek biedt u ook de mogelijkheid om tegen een zeer voordelig tarief van slechts f. 3,50 per half uur zelf met internet te werken. En als u de smaak van internet goed te pakken heeft, dan bestaat de mogelijkheid om tegen gereduceerd tarief een 10-strippenkaart te kopen. Deze kost in september slechts f. 25,00 in plaats van f. 31,50.
op donderdag 25 september van 18.20 – 20.30 uur kunt u onder deskundige begeleiding gratis komen net-surfen. Ook kunt u dan alle vragen over internet en cd-rom stellen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Ut Deevers Archief is een steeds groter wordende verzameling van flarden uit de geschiedenis van de voormalige gemiente Deever, zeg maar van gedigitaliseerde (gelukkig geen papieren) fragmenten uit het verleden van de voormalige gemiente Deever. Het omvat groeiende verzamelingen fragmenten van heel veel onderwerpen, zoals archeologie, bestuur, ontginning, landbouw, bosbouw, natuur, Zorgvlied, Wittelte, Wateren, Wapse, Oll’ndeever, Olde Willem, ’t Moer, Kalteren, Geeuwenbrug, Deeverbrogge, Deever. 
De redactie heeft de categorie met de werktitel ‘digitale tijdperk’ toegevoegd aan de niet-limitatieve lijst van onderwerpen uit het verleden van de gemiente Deever. Die categorie ontbrak nog.
De hier afgebeelde advertentie van de Openbare Bibliotheek van Deever laat zien dat deze diensten verlenende organisatie al in 1997 in de gaten begon te krijgen dat de computer en het internet ongekende snelle ontwikkelingen zouden gaan doormaken en onbegrensde mogelijkheden zouden gaan bieden, ook in de wereld van het papieren boek, en dat je maar beter bij kon blijven.
Bevroedde de Openbare Bibliotheek van Deever toen al dat alle aanwezige papieren boeken in de bibliotheek ook digitaal via het interntet beschikbaar zouden gaan komen ? Bevroedde de Openbare Bibliotheek van Deever toen al dat de bakens verzet moesten worden ? 

Posted in Digitale tijdperk | Leave a comment

Ik heb een heerlijke tijd in kamp De Eikenhorst gehad

De redactie van ut Deevers Archief ontving op 1 februari 2021 van Pim Zaalberg de volgende reactie op het bericht Mijn dagen als nieuwe pees zal ik niet gauw vergeten van zijn kamp- en barakgenoot Rob Tijssen. Pim Zaalberg bracht van begin 1962 tot eind 1963 door in het jongenskamp De Eikenhorst (barak Klondike) an de Gowe. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor zijn reactie. 

Beste Rob Tijssen,
Dank je voor jouw nauwgezette beschrijving van het leven in het kamp de Eikenhorst. Mijn naam is Pim Zaalberg en ik heb sterk het vermoeden dat wij in dezelfde periode in Klondike zijn geweest.
Harry Peek was mijns inziens een fijne groepsleider. Ik heb hem later, begin jaren zeventig van de vorige eeuw nog eens opgezocht. Hij woonde toen op een woonboot in de buurt van Cruquius (Vijfhuizen ?).
Ik zag dat je je een paar namen herinnerde, bijvoorbeeld die van Jan Schipper, die bokser wilde worden. Die heeft mij nog de ziekenboeg ingeslagen.
Ik heb de indruk dat ik in de groep wel een buitenbeentje was. Eigenlijk is het mij nooit duidelijk geworden waarom ik daar bijna anderhalf jaar -van begin 1962 tot juni 1963- heb doorgebracht. Maar in tegenstelling tot anderen, die aan het verblijf in het kamp een trauma hebben overgehouden, heb ik een heerlijke tijd in het kamp gehad.
Volgens mij werkte de heer Westerhof ook als kok in hotel-restaurant Wesseling in Dwingeloo.
Nogmaals dank voor je mooie beschrijving.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De reactie nodigt Klondike-genoten van Pim Zaalberg, in het bijzonder Jan Schipper, te reageren op de berichten van Pim Zaalberg en Rob Tijssen. Is Jan Schipper inderdaad bokser geworden ?

Posted in de Gowe, Jongenskamp de Eikenhorst | Leave a comment

Un mooi stukkie van ut Kastiel sestug joar’n elee’n

De hier afgebeelde zwart-wit foto is gemaakt op 3 juli 1963 op ut Kastiel in Deever. De redactie weet niet wie de maker is van deze foto, maar zou wel graag zijn naam willen vermelden.
De foto is afkomstig uit de verzameling van wijlen Margaretha (Griet) Oost, die was getrouwd met winkelier Jan Brugging (ja, die van de Wiba-winkel an de Heufdstroate in Deever). Deze foto is gebruikt voor een ansichtkaart, die het bedrijf JosPé uit Arnhem in juli 1963 heeft uitgegeven. De ansichtkaart was te  koop bij winkelier Jan Brugging, Hoofdstraat 27 in Deever. Blijkbaar heeft JosPé ter kennisgeving en ter goedkeuring eerst een afdruk gestuurd naar opdrachtgever Jan Brugging.
De weg over Ut Kastiel had toen helaas nog de naam Burgemeester Van Oslaan. De naam Ut Kastiel werd in 1939 opgeofferd aan de eer en glorie en eeuwige plaatselijke roem van de pensionerende burgemeester Hendrik Gerard van Os (zeven koeien en een os).
In het boerderijtje aan de linkerkant van de afbeelding woonden in juli 1963 Roelof Fledderus en Annegien Jansen. Roelof Fledderus is geboren op 4 januari 1885 in Wittelte en is overleden op 26 maart 1964 in Deever. Annegien Jansen is geboren op 25 april 1895 op de Smilde en is overleden op 25 november 1967 in Deever. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
In juli 2000 woonde in het boerderijtje aan de linkerkant van de afbeelding de familie Honing.
In het boerderijtje daarnaast woonden in juli 1963 Lammigje Oost, de weduwe van Geert van Ankorven en haar kinderen Janna en Roelofje. Geert van Ankorven is geboren op 10 februari 1877 in Dwingel en is overleden op 14 september 1956 in Deever. Lammigje Oost is geboren op 30 juli 1879 in Oll’ndeever en is overleden op 28 juni 1973 in Deever. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. Janna (Jannoa) van Ankorven is geboren op 20 januari 1903 in Deever en is overleden op 10 juni 1990 in Deever. Roelofje (Roefie) van Ankorven is geboren op 24 januari 1909 in Deever en is overleden op 23 juni 1996 in Deever. De twee zusters zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever.
In een e-mail bericht van 31 augustus 2000 meldde een mevrouw van Ankorven uit Utrecht het volgende aan de redactie. De naam Ankorven is een verbastering van de plaats Heunkörben (Hohenkörben) in de buurt van de Nederlands-Duitse grens. De familie van Ankorven heeft een boek over de eigen familie gemaakt. Er wonen nog Van Ankorven’s in Den Haag. De achternaam is helaas bezig uit te sterven.  
In juli 2000 woonde in het boerderijtje tussen het linker boerderijtje en de rechter boerderij mevrouw Teddy van Marum.
In de boerderij aan de rechterkant van de afbeelding woonden in juli 1963 de familie Klaas Fledderus en Fransiena (Sientie) Fledderus. Klaas Fledderus is geboren op 27 januari 1908 in Deever en is overleden op 26 juni 1988 in Deever. Fransiena (Sientie) Fledderus is geboren op 23 april 1908 in Wapse en is overleden op 1 februari 1994 in Deever. Beiden zijn begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever. In juli 2000 woonde in deze boerderij de familie Jark Otten en Siena Fledderus. Siena Fledderus is een dochter van Klaas Fledderus en Fransiena Fledderus. In januari 2021 woonde in deze boederij nog steeds het echtpaar Jark Otten en Siena Fledderus.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de bijgevoegde kleurenfoto gemaakt op vrijdag 3 mei 2018. De redactie stond niet helemaal op de dezelfde positie als de maker van de zwart-wit foto, maar zal te zijner tijd en zeker niet met geschwinde spoed en in gestrekte draf een beter passende kleurenfoto aan dit bericht toevoegen.
Op de stee van het vervallen boerderijtje (keuterijtje) tussen het linker boerderijtje en de rechter boerderij is een nieuw huis gebouwd.

Posted in Alle Deeversen, Ansigtkoate, ut Kastiel, Verdwenen object | Leave a comment

De oldste ansichtkoate van ut swembad Deeversaand

De redactie van ut Deevers Archief toont de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief ook graag oude beelden van het zwembad Dieverzand an de Bosweg bee Deever. Bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkaart werd in 1948 uitgegeven en was te koop bij Jan Brugging an de Heufdstroate in Deever. De redactie schat in dat deze ansichkaart de oudste ansichtkaart van het zwembad Dieverzand is. De redactie verneemt graag van zijn zeer gewaardeerde bezoekers het bestaan van oudere dan de hier afgebeelde ansichtkaart.
Gelukkig is van de jongen die bij het pierebad links op de voorgrond staat de naam bekend. Het is Albertus (Bertus) Fransen, zoon van boer Roelof Fransen en Klassien Mulder. De familie Fransen woonde destijds aan de Hoofdstraat, het huidige adres is Hoofdstraat 78 in Deever. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deeves Archief herkent andere kinderen op de hier afgebeelde ansichtkaart ?
De dijk, gemaakt van de grond die uit het zwembad is gegraven, aan de andere kant van het pierebad, bestaat nog steeds. De redactie heeft bijgaande kleurenfoto van de andere kant van deze dijk gemaakt op 26 april 2018. Het hek dat destijds om het zwembad stond, is natuurlijk al lang verdwenen.
De redactie roept vooral Albertus (Bertus) Fransen te reageren op dit bericht.
De redactie is op zoek naar oude foto’s van het zwembad Dieverzand. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief is bereid een goede scan van zijn foto’s naar de redactie te sturen ?

Posted in Alle Deeversen, Ansigtkoate, Bosweg, Swömbad Deeverse Saand, Verdwenen object | Leave a comment

Un meteoriet in de koele van un besunder stiengraf

In de Leeuwarder Nieuwsblad verscheen op 28 augustus 1929 een uitgebreid bericht over het onderzoek van de grafheuvel nabij de Grönnegerweg bee Deever, die onder leiding stond van professor doctor Albert Egges van Giffen

De opgravingen te Diever
Een zeer bijzonder steengraf – Menschelijke overblijfselen van 4000 jaar oud – Een meteoorsteen in den grafkuil
Waar in den ouden tijd de belangrijke ruiterwegen van Steenwijk naar Groningen en van Coevorden naar Friesland, elkander kruisten, ligt het oude Drentsche brinkdorp Diever. Naar het Oosten, over Dwingelo en Wijster, loopt over de hooge heide de weg naar Coevorden, naar het Noorden over het oude Calthorn en Wijster, die naar Groningen; naar het Zuiden, over Ruinen en Echten, de oude verbinding via de Ommerschans met Deventer; naar het Zuidwesten, over Vledder, de heerbaan naar Steenwijk; naar het Noordwesten, over Wateren en vandaar over Elsloo of Oosterwolde, de weg naar Friesland. De namen Ruiterweg, Groningerweg, Friescheweg, die in den Dieverschen volksmond nog leven, herinneren aan deze ouden toestand.
De hooge zandgrond, waarop het dorp is gelegen, zendt van hier uitlopers uit naar Havelte en naar Steenwijk en zet zich noordwaarts voort naar Oosterwolde en Bakkeveen; even ten Noorden van het dorp begint de inzinking, in welke zich de venen hebben afgezet, die zich van Smilde langs Appelscha en Fochteloo tot aan Haule uitstrekken.
Hoewel Diever in Drente ligt, is de bodem er dan ook dezelfde als die van de Frieschen Zuid-Oosthoek en we mogen dan ook, met terzijdestelling van de provinciale grenzen, deze landstreek als één geheel beschouwen.
Reeds in de alleroudsten tijden is deze streek door menschen bewoond geweest. Meende men tot voor kort, dat de oudste bewoners hier tusschen 3000 en 2000 jaar vóór Christus leefden, de nieuwe onderzoekingen hebben aangetoond, dat men nog veel verder terug moest gaan.
Het is vooral aan den heer H.J. Popping van Oosterwolde te danken, dat er een nieuw hoofdstuk aan de geschiedenis van Friesland kan worden toegevoegd. Deze ijverige bodemonderzoeker heeft uit de zandstuivingen een grote collectie vuursteenen werktuigjes verzameld en systematisch gerangschikt, die ten duidelijkste aantoonen, dat deze bodem reeds bewoond was, lang vóórdat de bouwers der hunnebedden zich verstigden.
In de jongste aflevering van ‘De Vrije Fries’ komt dr. A.E. van Giffen naar aanleiding van deze vuursteenen werktuigjes tot de conclusie, dat zij moeten afkomstig zijn uit een tijdperk, waarin de menschen nog niet de kunst verstonden om vaatwerk uit leem en klei te maken, om steenen werktuigen te polijsten en te slijpen, om paalwoningen en steengraven te bouwen.
Wanneer deze menschen precies geleefd hebben, is niet in jaartallen uit te drukken, doch men kan er zich op de volgende wijze eenige voorstelling van maken.
Het brons leerden de bewoners van ons land kennen tusschen 2000 en 1500 vóór Christus. De hunnebedden en de steengraven, zoals die bij Oosterwolde ontdekt zijn, dateeren uit het eerste gedeelte van dit tijdperk, of uit het laatst van het nieuw-steen-tijdperk (neolithicum); dit neolithicum (neo, nieuw, lithus, steen) heeft duizenden jaren geduurd; daaraan vooraf ging het midden-steen-tijdperk (mesolithicum) en daarvoor het oud-steen-tijdperk (paleolithicum), dat is dus duizenden jaren vóór de hunnebedden. Dit paleolithicum wordt verdeeld in 14 tijdperken; het laatst noemt men het Azilien.
Welnu, de door den heer Popping verzamelde werktuigjes behoorden tot het laatste deel van het Azilien, waarvan bijvoorbeeld ook de overblijfselen zijn gevonden in Denemarken en in Frankrijk, en het staat vast, dat dit de droog-warme tijd is, die volgde op den laatsten ijstijd. Dat kan ongeveer 8 à 9000 jaar geleden zijn, de zogenaamde Ancylustijd, zoo genoemd naar de zoetwaterslak Ancylus fluviatilus, die toen in de Oostzee leefde. Noorwegen was toen namelijk met Denemarken verbonden en de Oostzee was een zoetwatermeer. Onze kleistreken bestonden toen nog niet, vandaar dat dr. van Giffen dan ook meent, dat de voornaamste resten uit dezen tijd te zoeken zijn in de veenlagen, diep onder de klei.
De menschen, die hier toen woonden, waren afstammelingen van het West- of Middel-Europeesche laat-paleolithische ras. Zij vonden hier oer-ossen, beeren, wilde zwijnen, elanden, herten en vischrijke wateren.
Van hoe groot belang het werk van den heer Popping is, moge blijken uit het feit, dat nog in 1927 Mr. P.C.J.A. Boeles naar den toenmaligen stand der wetenschap in zijn boek Friesland tot de elfde eeuw, moest schrijven: ‘Eerst in de derde periode van den lateren steentijd (het neolithicum) krijgen wij in Friesland onze oudste bewoners, die als voornaamste monument hebben nagelaten het hunnebed bij Rijs.
Thans weten we dus, dat plusminus 5000 jaar daarvóór de Friesche bodem reeds door menschen bewoond werd ! Wie weet, hoe spoedig onze Oostelijke zandgronden de bewijzen zullen leveren, dat gedurende al die duizenden jaren dit terrein nimmer onbewoond is geweest ! Nu ligt er nog een klove tusschen de makers van die eenvoudige vuursteenen werktuigjes uit de zandstuivingen en de bouwers der hunnebedden.
In Friesland treffen wij van deze laatste slechts één aan, namelijk in Gaasterland, doch vlak over onze grenzen liggen er op dezelfde zandgronden meerdere. Ieder heeft wel gehoord van de hunnebedden bij Havelte; verder is er een geweest bij Eeze en ten Noorden van Diever ligt er een aan den zandweg van dit dorp naar het Werkhuis.
Uit oude papieren was bekend, dat er hier vroeger nog een is geweest, namelijk op den Berkenheuvel, in den volksmond de potties- en pannegiesbaarg.  Dit hunnebed is echter reeds in 1735 door boeren uit den omtrek afgebroken om de steenen te gebruiken of te verkoopen. Uit den volksmond blijkt wel, dat er hier in de loop der tijden heel wat urnen zijn gevonden.
Van dit afgebroken hunnebed heeft dr. van Giffen thans de grondsporen blootgelegd en het is hem gelukt om den geheelen opbouw te reconstrueeren. Uit gevonden scherven bleek, dat het op één lijn is te stellen met de hunnebedden van Havelte.
Er zit daar in den omtrek van Diever heel wat uit den grijzen voor-tijd in den bodem en herhaalde malen zijn er bij den landarbeid potties opgedolven en helaas vernield. Des te gelukkiger is het, dat er nu een belangrijk vóór-historisch monument in geheel ongeschonden toestand te voorschijn is gekomen !
De bekende rijks-archeoloog dr. A.E. van Giffen heeft in dit dorp een groot deel van zijn jeugd doorgebracht en hij kent er de eigenaardigheden van den bodem dus als weinig anderen. Zoo was hem dus ook ’t bestaan van een grooten, gaven grafheuvel in het bosch tegenover het Werkhuis, niet ver van het hunnebed, wel bekend en ook wist hij, dat uit een heuvel daar kortbij jaren geleden urnen zijn opgegraven. Eerst thans echter kon hij gevolg geven aan zijn lang gekoesterd verlangen om deze heuvel zijne geheimen te ontrukken ! En met een zeer bijzonder resultaat !
Reeds bij het proefboren bleek, dat er steenen in zaten en bij het afgraven stuitte men dan ook al spoedig op een laag ‘keien’, die met keienpuin was aangevuld. Voorzichtig werd thans verder gewerkt en ten slotte werd een langwerpig steengraf blootgelegd, liggende in de richting Oost-West. Het Westelijk einde was met een zware, zuiver vlak gespleten ‘sluitsteen’ afgesloten, juist zooals men dit bij de hunnebedden aantreft. Ook de verdere bouw herinnerde aan dien van de hunnebedden, met dit verschil, dat hier veel kleinere steenen gebruikt waren en een afdekking van den grafkelder geheel ontbrak.
Nadat de steenen ommanteling geheel was schoongemaakt, begon men met uiterste zorgvuldigheid den grafkelder uit te graven en wat men hier aantrof, stelde alle andere vondsten in menig opzicht in de schaduw !
Vrijwel alle hunnebedden, die in ons land zijn onderzocht, waren grootendeels vernield en de inhoud bestond slechts uit scherven en geschonden voorwerpen; menselijke overblijfselen werden nog nooit aangetroffen. Hier daarentegen werd alles in ongeschonden staat te voorschijn gebracht.
Men vond twee trechterhalsbekers en een rond urntje, typisch hunnebedden-aardewerk; een groote en een kleine vuursteenen beitel en enkele pijl- en lansspitsen. In zooverre stemde alles met de bekende hunnebedden-cultuur overeen. Doch groote verrassing baarde een rond urntje met een oor, want zoiets is in Nederland en Noord-Duitschland in hunnebedden nog nimmer aangetroffen. Zijn gelijkenis heeft dit zeer merkwaardige urntje alleen in Hongarije.
En wat nog verrassender was: in dit urntje lag een lampje van aardewerk (zie afbeelding). Dergelijke lampjes, die veel overeenkomst hebben met de latere Romeinsche, vond men in hunnebedden wel meer. Zij zijn den doode waarschijnlijk meegegeven ter voorlichting op de reis door het duistere schimmenrijk, en zij bewijzen, op welk een betrekkelijk hoog beschavingspeil deze hunnebeddenbouwers reeds stonden, hoewel ze nog geen metaal konden bewerken !
Toch bevatte deze grafkelder een metalen voorwerp, doch een, dat niet door menschenhanden is gemaakt. Midden in het graf vond men namelijk een zware metalen kogel, ter grootte van een gewonen stuiter, een meteoriet of meteoorsteen. Ook dit is een zeer zeldzame vondst. Uit de onbegrensde hemelruimte is deze klomp metaal eens gloeiend, als een vallende ster, op de aarde neergeslagen. Hoe hij in handen der hunnebeddenbouwers is gekomen, valt niet te gissen, doch dat hij als een kostbare bezitting is beschouwd, valt wel af te leiden uit het feit dat hij den afgestorvene in het graf is meegegeven. Misschien is het wel een amulet geweest ter bezwering van booze invloeden.
Het meest opmerkelijke echter is, dat in dit steengraf voor het eerst menschelijke overblijfselen zijn gevonden, namelijk een zeer verweerd gedeelte van een schedel (op de teekening is deze plaats met een kruisje gemerkt) en de resten van menschelijk gebit. Misschien, dat uit de resten iets nieuws is op te maken omtrent de lichamelijke gesteldheid van den hier begravene.
En ten slotte vertoonde dit graf nog een eigenaardigheid, die al evenzeer eenig is ons land. In den Noord-Oosthoek werd namelijk een uitgebouwde nis ontdekt, die zorgvuldig met vlakke keien was geplaveid. Deze ontdekking stelde den archeoloog voor een raadsel. In ons land is zooiets nog nimmer aangetroffen; alleen in Frankrijk is er een voorbeeld van bekend. Waartoe deze nis heeft moeten dienen, ligt nog geheel in het duister.
Geen wonder, dat dr. van Giffen met het resultaat dezer opgraving buitengewoon in zijn schik was. Het hier blootgelegde graf is te beschouwen als een overgang tusschen de hunnebedden en de gewone steengraven. Het is aangelegd op boschgrond, waarin eerst een kuil is gegraven; later is over dit graf een heuvel van schierzand opgeworpen.
De grafkelder is een zogenaamd hoofdgraf, waarin meerdere lijken zijn ter aarde besteld; sporen van verbranding zijn er niet in aangetroffen.
Ten Noorden van dit hoofdgraf vond men in den heuvel op hetzelfde niveau nog een vrouwengraf met enkele urnscherven en een kindergrafje met eenige steentjes en een lampje !
In denzelfden heuvel bleken, ongeveer 50 centimeter boven het steengraf, in veel lateren tijd nog twee grafurnen te zijn ingegraven. Ze bevatten verbrande menschenbeenderen en waren bedekt met een laagje brandaarde en houtskool, waartusschen verbrande dierenbeenderen, afkomstig van offerdieren. Een dezer urnen was een typische Germaansche urn met gekartelde rand.
Meer dan 1500 jaar nadat de nakomelingen der hunnebeddenbouwers hier hunne afgestorvenen met veel zorg hebben ter aarde besteld, hebben dus de Germaansche bewoners dezer streken op denzelfden heuvel een brandstapel opgericht om hunne dooden naar toenmalig gebruik tegelijk met hunne lijfdieren (paarden) te verbranden en de asch in urnen te verzamelen.
En nog eens tweeduizend jaar hebben deze menschelijke resten hier ongestoord gerust, tot ze ter wille van de wetenschap met grote zorgvuldigheid aan het daglicht zijn gebracht.
Er was voor dit opgravingswerk voortdurende groote belangstelling. Jongstleden zaterdagmiddag kwamen de leden der Prae-Historische Vereeniging te Assen het graf bezichtigen en bij dezelfde gelegenheid vervaardigden wij de teekening, die hierbij gereproduceerd is.
Nadat alles gefotografeerd en geteekend is, de verschillende afmetingen zijn vastgelegd, enzovoort, wordt de kuil weer dicht geworpen. Thans is aan den heuvel dus niets bijzonder meer te zien.
W.H.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie is nog niet bekend met de naam van de auteur en de tekenaar van de twee afbeeldingen met de initialen W.H. van het bericht in het Leeuwarder Nieuwsblad van 28 augustus 1929. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan hier duidelijkheid in verschaffen ?

Posted in Albert Egges van Giffen, Oudheidkunde | Leave a comment

See hept ut husie van Jan en Tinus Andree vurboud

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande kleurenfoto’s van de woning met adres ut Kastiel 10 in het voorbijgaan gemaakt. Speciaal voor zijn school- en klasgenoten Jan en Tinus Andreae, twee van de vroegere bewoners van deze woning.
Ut husie woar vrogger de familie Albert Andreae (Aubut Andree, deze achternaam werd in de volksmond altijd als Andree uitgesproken) en Jantje (Jantie) Oost met hun kinderen, waaronder de tweeling Jan en Tinus, woonde, is vanwege een volledige verbouwing eerst flink, zeg maar helemaal, gestript.
Het is door de rode en blauwe dekzeilen (afbeelding 2) niet goed te zien, maar de reet’n doake zal ook zijn gesloopt. In het huisje zullen vroeger wel beddestees hebben gezeten. Duidelijk is te zien dat het huisje oorspronkelijk is gebouwd met halfsteens muurtjes. Zo te zien wordt aan de achterkant van de woning een stuk aangebouwd, het beton voor de fundering en de vloer is al gestort. Dat is een mooiere oplossing dan het lompe en onbestaanbare huis, dat nog net op afbeelding 2 aan de rechterkant is te zien, waarvoor de latere woning (boerdereejie, keutereegie) van Albert Andreae (Aubut Andree) en Jantje (Jantie) Oost wel werd weggesloopt.

Afbeelding 1
De redactie heeft deze kleurenfoto van de verbouwing op maandag 3 september 2018 gemaakt.

Afbeelding 2
De redactie heeft deze kleurenfoto van de verbouwing op woensdag 19 september 2018 gemaakt.
Afbeelding 3
De redactie heeft deze kleurenfoto van de achtergevel van de verbouwde wonning op woensdag 11 december 2019 gemaakt.

Afbeelding 4
De redactie heeft, staande in de berm van ut Kastiel, deze kleurenfoto van de verbouwde en verlengde woning op woensdag 11 december 2019 gemaakt.

Afbeelding 5
De redactie heeft deze kleurenfoto van de achtergevel van de verbouwde en verlengde woning op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 6
De redactie heeft deze kleurenfoto van de zijgevel van de verbouwde en verlengde woning op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Posted in Toevallige waarneming, ut Kastiel | Leave a comment

Un hiele olde ansichtkoate van de kaarke an de brink

Op 24 augustus 1905 stuurde een zekere mejuffrouw Nel bijgaande ansichtkaart met een afbeelding van de kaarke an de brink van Deever naar mejuffrouw G. IJnzonides in Buitenpost. De kaart is op 25 augustus 1905 gestempeld op het postkantoor in Buitenpost.
De adreskant van de ansichtkaart mocht in die jaren helaas nog niet worden beschreven, vandaar dat mejuffrouw Nel de lege ruimte onder de foto van de oostkant van het kerkgebouw en de gemeentelijke toren an de brink van Deever gebruikte om met de kroontjespen en met inkt het volgende tekstje te schrijven:
L.G. We zijn nu in Diever. Tot midden volgende week denk ik. Mijn adres is bij R. Bult. We genieten hier van de mooie natuur. Vele groeten van Nel.
Mejuffrouw G. IJnzonides in Buitenpost is mejuffrouw Gerbina Eelcina Simonetta IJnzonides. Zij is op 1 februari 1885 geboren als dochter van huisarts Gerben IJnzonides en Simontje Leeman. Zij trouwde op 30 november 1916 met Jan Wierda.
De redactie van ut Deevers Archief vermoedt dat de afkorting L.G. betekent Lieve Gerbina.
Drie zonen van het echtpaar Jan Wierda en Gerbina IJnzonides kwamen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog om bij de fusillade bij Dronrijp.
Mejuffrouw Nel zal een vriendin van Gerbina IJnzonides zijn geweest. Mejuffrouw Nel logeerde op de boerderij van de familie Roelof Bult an de Wittelterweg in Oll’ndeever. Roelof Bult is geboren op 26 januari 1857 in Oll’ndeever en is op 3 juli 1933 overleden in Drachten.
De redactie van ut Deevers Archief vermoedt dat student-medicijnen Gerben IJnzonides in Groningen bevriend was met student-medicijnen Koert Jacob Bult uut Oll’ndeever en dat mejuffrouw Nel via de vader van haar vriendin Gerbina aan het logeeradresje in Oll’ndeever was gekomen.
De in 1905 verzonden ansichtkaart is een topstuk en behoort tot de oudste ansichtkaarten van ut dörp Deever en is daarmee Deevers aarfgood. Ech wè. De kaart (nummer 4240) is in 1903 uitgegeven door drukkerij H. ten Brink in Möppel. Wie allemaal op de foto bij het kerkgebouw an de brink van Deever staan, dat is jammer genoeg nooit vastgelegd. Let vooral ook op de glint’n um de kaarhof (ok wè kaarketuun enuumd). Let vooral ook op de jongen, die hept allemoale un pette op.
De redactie betreurt het bijzonder dat in 2019/2020 in het ten koste van veel schaars belastinggeld uitgevoerde prestigeonderbestratingswerkje Deever op Drift (Diever op Dreef) van de gemeente Westenveld helaas niet was voorzien in het herstel van de cultuurhistorisch waardevolle kaarketuun met daar om heen deze fraaie glint’n. De kaarketuun is opgeofferd aan de toeristenindustrie.
De redactie heeft de kleurenfoto van de oostkant van het kerkgebouw en de gemeentelijke toren an de brink van Deever gemaakt op 11 december 2019 om – let op de torenklok – 13.33 uur. Toen was de Peperstroate nog niet aangepakt in het kader van Deever op Drift (Diever op Dreef).

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op 19 mei 2019 stuurde mevrouw Janny Franssens de volgende reactie, waarvoor de redactie haar bijzonder erkentelijk is:
Wat bijzonder leuk deze foto/ansichtkaart. Gerbina IJnzonides was een tante van mijn oma Simontje Gerbina Bergsma, de moeder van mijn vader. Mijn oma Simontje Gerbina Bergsma was getrouwd met mijn opa Derk Hendriks Franssens. Met vriendelijke groet, Janny Franssens.

Posted in Aarfgood, Alle Deeversen, Ansigtkoate, Kaarke an de brink, Topstuk | Leave a comment

Ut vurrinnewièrde pothokkie van de Uilenhorst

De Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) heeft in 2006 de boerderij en de bijgebouwen van De Uilenhorst in de Olde Willem gesloopt, met uitzondering van het hoge deel van de stal en ut pothokkie bee de boerdereeje.
De Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) heeft het hoge deel van de stal en ut pothokkie in de periode tussen 2006 en 2012 steeds beetje bij beetje stiekem en geruisloos verder gesloopt. Het leek alsof een natuurlijk proces van verval zijn werk deed. Althans dat is wat de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) de argeloze niets vermoedende voorbijganger, zeg maar de vet belastingbetalende klanten van de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer), kil en koud wilde doen geloven. Het was een nepshowtje, maar wel eentje in quick motion.
De redactie van ut Deevers Archief verwijst voor de volledigheid  naar het bericht De pothokke van de Uilenhorst in de Olde Willem.
De redactie heeft toestemming van multikunstenaar Bas Dekker – bezoek vooral zijn prachtige webstee www.zalix.nl) – deze door hem gemaakte foto van ut pothokkie bee De Uilenhorst in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze toestemming. Bas Dekker heeft deze foto van ut pothokkie gemaakt op 19 augustus 2011 (© Bas Dekker, www.zalix.nl).
De redactie vindt het wit van de muren van kalkzandsteen, die zijn gemaakt in de kalkzandsteenfabriek op de Smilde, mooi tegen de donkere achtergrond afsteken. De hier getoonde uitsnede van de foto is het zeer zeker waard een tijdje te worden getoond als kopafbeelding in ut Deevers Archief.
Als jij in het bezit bent van een mooie afbeelding uut de gemiente Deever en jij acht deze echt wel geschikt als kopafbeelding van deze webstee, aarzel dan vooral niet deze afbeelding naar de redactie te sturen.
Het formaat van een kopafbeelding is 940 x 198 puntjes (300 dpi).
Als jij de hier afgebeelde kopafbeelding lelijk vind als kopafbeelding van ut Deevers Archief, aarzel dan niet jouw mening luid en duidelijk aan de redactie kenbaar te maken.

Posted in de Olde Willem, de Uilenhorst, Kopplètie, Pothokke, Verdwenen object | Leave a comment

Un conté-tiekening van de kaarke an de brink

De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. (Jaap van Zyderveld, Jacob Maria Zijderveld) heeft bijgaand afgebeelde conté-tekening in 1976, staande of zittend, in de Kloas Kleinestroate (vrogger de Kleine Peperstroate) in Deever gemaakt. De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. is geboren op 25 september 1919 in Den Haag en is overleden op 8 maart 1985 in Den Haag. De tekening is in het bezit van de kinderen van kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. en komt uit hun ‘voorraad’. De kunstenaar heeft het schilderij links onder aan de tekening voorzien van zijn zwierige handtekening, de naam Diever en het getal 76 (1976).
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van een dochter (van de kinderen) van Jaap van Zijderveld sr. deze tekening te tonen in ut Deever Archief. De redactie is die dochter (de kinderen) bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
Jaap van Zijderveld sr. tekende en schilderde altijd ter plekke. De redactie van ut Deevers Archief hoefde dus in dit geval niet naarstig op zoek te gaan naar een foto of een ansichtkaart, die de kunstenaar als voorbeeld zou kunnen hebben gediend. Het zij de kunstenaar van deze mooie realistische tekening uiteraard vergeven, dat hij al dan niet bewust gebruik makend van zijn kunstzinnige vrijheid de urenborden van het torenuurwerk naast de galmgaten niet heeft getekend. Wellicht deed hij dat, omdat in een vacantie in ut Deeverse laand tied neet bestiet.
Wel toont de redactie als referentie een kleurenfoto die hij op 4 oktober 2017 heeft gemaakt. De zichtbare bomen op de kleurenfoto waren in 2017 een stuk groter dan in 1976. Alleskunner Klaas Kleine was in 1976 al een paar jaar klaar met zijn ‘grote restauratie’ van de olde kouwe van de weduwe Aaltje Koning-Haveman (Oaltie Keuning-Hoaveman) op de hoek van de Peperstroate en de Kloas Kleinestroate (vrogger Kleine Peperstroate) in Deever.

Posted in Klaas Kleine, Kuunst, Tiekening | Leave a comment

Ut pothokke van de Uilenhorst in de Olde Willem

Het eenvoudige maar onvolprezen geschrift ‘Pothokken in de voormalige gemeente Diever’ is in 1999 uitgegeven door de Historische Vereniging Gemeente Diever. Om te komen tot dit geschrift is door vrijwilligers van die vereniging ontzettend veel werk verzet. Daarvoor driewerf hulde: hulde, hulde, hulde. In deze publicatie zijn gelukkig ook enige gegevens -zie afbeelding 8- te vinden van de pothokke mit de neet te begriep’m code 07-001-61, die stön bee de boerdereeje mit de naeme De Uilenhorst in de Olde Willem. Een buizerd nestelt in een horst, maar nestelen uilen ook in een horst ?
De Stoat (leees zetbaas Staatsbosbeheer) heeft het door particulieren in de vorige eeuw met bloed, zweet en tranen in cultuur gebrachte gebied de Olde Willem alweer sinds heel wat jaren stevig in zijn houdgreep en is alweer sinds heel wat jaren stevig bezig geweest alle bebouwing in de Olde Willem te liquideren. Cultuur moet plaats maken voor aangeharkte voorgekauwde gecultiveerde consumeerbare berekende tekentafelnatuur.
Zo moest ook de boerderij met de naam De Uilenhorst in de Olde Willem verdwijnen. De boerderij en de bijgebouwen van De Uilenhorst werden merkwaardigerwijs in 2006 niet in zijn geheel in een paar dagen met de sloopkogel in elkaar gebeukt en op vrachtwagens afgevoerd. Nee, de dametjes en heertjes van de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) bedachten voor de argeloze voorbijganger een aantal jaren durend verloedering-en-verval en kijk-en-verbaas nepshowtje voor een paar uit zandsteen opgetrokken gebouwen van De Uilenhorst. Zo mocht het hoge deel van de stal blijven staan. Nou ja, vooruit, een paar jaren dan, maar niet te lang. Zo mocht ook de pothokke blijven staan. Nou ja, vooruit, een paar jaren dan, maar niet te lang.
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van multikunstenaar Bas Dekker -bezoek vooral zijn prachtige webstee www.zalix.nl)- enige door hem gemaakte foto’s van de pothokke van De Uilenhorst in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is hem bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

Afbeelding 1
De boerderij met de naam De Uilenhorst in de Olde Willem is voor het eerst in 1926 op een topografische kaart aangegeven.

Afbeelding 2
De pothokke is rechts naast het hoge deel van de stal te zien. Deze foto is op 23 juli 2007 gemaakt.

Afbeelding 3
Bas Dekker heeft deze foto van de pothokke gemaakt op 5 mei 2007 (© Bas Dekker, www.zalix.nl).

Afbeelding 4
Bas Dekker heeft deze foto van de pothokke gemaakt op 19 augustus 2011 (© Bas Dekker, www.zalix.nl).
Op miraculeuze wijze zijn op een paar na alle rode dakpannen verdwenen. Ze liggen ook niet binnen de zandstenen muren van de pothokke. Ook het ijzeren stalraam in de gevel is verdwenen. En ook de deur is verdwenen. En ook de achtermuur van de pothokke is ingeslagen geworden. Waar zijn de resten van die muur gebleven ?

Afbeelding 5
Bas Dekker heeft deze foto van de pothokke gemaakt op 19 augustus 2011 (© Bas Dekker, www.zalix.nl)

Afbeelding 6
Bas Dekker heeft deze foto ter plekke van de pothokke gemaakt op 24 augustus 2018 (© Bas Dekker, www.zalix.nl)
Het is volstrekt zo klaar als een klontje dat de olde pothokke niet vanzelf zo keurig in zulke kleine stukjes en brokjes uit elkaar is gevallen. De olde pothokke heeft op zijn geboortegrond het laatste stevige zetje naar de dood gekregen van de nijvere dametjes en heertjes van De Voorkant Van Het Grote Gelijk Van De Maakbaarheid Van Het Snelle Verval, in dienst van zetbaas Staatsbosbeheer. Die hebben met koevoeten en sloopmokertjes en sloothamertjes stiekem de ingevallen zandstenen muurtjes aan puin en diggelen geslagen. Die hept doar flink stoan book’n. Ech wè. En waar zijn de resten van het hout van het dak gebleven ? Hergebruikt als hout voor de open haard ?

Afbeelding 7
Op een luchtfoto uit 2015 is te zien, dat de pothokke van de boerderij De Uilenhorst al vóór 2015 doelbewust in elkaar is gemept.

Afbeelding 8
Gegevens van de pothokke van de boerderij De Uilenhorst uit het geschrift ‘Pothokken in de voormalige gemeente Diever’. Dit pothokke is in 1912 gebouwd en is omstreeks 2012 geliquideerd.

Posted in de Olde Willem, de Uilenhorst, Pothokke, Verdwenen object | Leave a comment

Un toertie kuunst, historie en ambacht in Deever

De redactie van ut Deevers Archief kwam bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief – bestaande uit vooral veel dozen en veel ordners met kranten- en tijdschriftenknipsels en reclamemateriaal uut de gemiente Deever – bijgaande folder van een beschrijving uit 1993 van een rondje door het dorp Deever langs aantrekkelijkheden van de Deeverse toeristenindustrie.

De redactie merkt op dat het door de jaren heen in ut dörp Deever een komen en gaan is van ondernemers in de toeristenindustrie. Van de zaken waarvoor de negen ondernemers reclame maken bestaan alleen nog korenmolen De Vlijt, atelier/winkel Maaike Bakker (toen an de Heufdstroate, nu op ut Kastiel), expositieboerderij Dieverhof en het Openluchtspel.
De eigenaren van Radio Wereld sloten hun museum op 1 oktober 1999.
Met het overlijden van de eigenaar kwam een einde aan het koetshuis De Koetsenman.
Tegenwoordig is gevestigd in het zo genoemde Schultehuis het zo genoemde Oermuseum, een soort van museum dat aandacht probeert te besteden aan de non-factieve en factieve prehistorie van Zuid-West Drenthe.
De Kleine Hendrik (alleskunner Klaas Kleine) leeft niet meer, de Grote Hendrik woont tegenwoordig in Ruinerwold.
In de boerderij van Cornelis Seinen an de Brink is het een komen en gaan van neringdoenden.
De toeristische zomerattractie Openluchtspel, gevestigd an ut Grünedal, is heden ten dage helaas afgegleden tot een soort van steeds maar uitdijend toneelpretpark, met het opvoeren van toneelstukken van Shakespeare als saai monoproduct. Maar het is met die grote aantallen bezoekers elk jaar weer wel een flinke toeristenbelastingmelkkoe voor de gemiente Westenveld.
Met het geld dat de gemiente Westenveld door de vele jaren heen aan het Openluchtspel heeft verdiend, had gemakkelijk ter plekke van het Dingspilhuus een vervanger van dit onmisbare culturele centrum, dit onmisbare warme hart van Deever,  gebouwd kunnen zijn geworden. To be or not te be, that’s the question. Bestaan of niet bestaan, dat is de vraag. Een warm hart of een koud hart, dat is de vraag. Deever een nieuw Dingspilhuus gunnen of niet gunnen, dat is de vraag. Niet bestaan, geen warm hart, niet gunnen is het politieke antwoord van de gemiente Westenveld aan Deever. 

Posted in Deever, Eup’mlogtspel, Gemeente Westenveld, Museum, Neringdoende, Toeristenindustrie | Leave a comment

De sloop van villa Castra Vetera op Zorgvlied

In het Nieuwsblad van Friesland (Hepkema’s Courant) verscheen in de rubriek ‘Te koop aangeboden’ op 3 maart 1939 de volgende korte advertentie over de te koop aangeboden afbraakbouwstoffen van de villa Castra Vetera op Zorgvlied.

Afbraak.
Alle soorten afbraak van de Villa Castra Vetera te Zorgvlied, als 1000 m² vloer-, plank- en schothout, prachtige balken, deuren, ramen, lood en glas, latten, regels, 60 m² marmeren tegels, 2 pompen, zandsteenen drempels en 200.000 steenen. Dagelijks op het terrein aanwezig van 7 tot 5 uur.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De heer D. H. Pasman uit ’s Gravenhage kocht op 30 maart 1938 het landgoed Castra Vetera. Op 27 december 1938 berichtte het Nieuwsblad van Friesland (Hepkema’s Courant) dat villa Castra Vetera zal worden afgebroken. Dit was twee maanden later al een feit.
De sloopaannemer heeft het landhuis wel zorgvuldig en selectief gesloopt, wat mag blijken uit de opsomming van de te koop aangeboden waardevolle herbruikbare afbraakbouwstoffen. Veel van deze afbraakbouwstoffen zijn in de buurt weergebruikt. In het Amsterdamse Huis zitten aan de achterkant op de eerste verdieping enige glas-in-lood ramen uit de villa. Oude bakstenen uit de villa zijn in boerenschuren in de buurt verwerkt. Bij de bouw van de boerderij Castra Vetera op Zorgvlied zijn ook veel oude bakstenen uit de villa verwerkt.
De redactie heeft de kleurenfoto van de boerderij Castra Vetera gemaakt op 4 april 2017.

Posted in Boerdereeje, Castra Vetera, Verdwenen object, Zorgvliet | Leave a comment

Un tiekening van un olde boerdereeje in Oll’ndeever

De kunstenaar Arie Goedhart is op zondag 9 augustus 2020 op 76-jarige leeftijd in Hoogeveen overleden. De favoriete bezigheid van wijlen kunstenaar Arie Goedhart was tekenen met pen en inkt, dat is arceren en werken met natuurlijke structuren, maar vooral het weergeven van de stilte en de rust van de natuur. Het motto van kunstenaar Arie Goedhart was: Het is een voorrecht bezig te zijn met de schoonheid van de natuur.
Maar kunstenaarArie Goedhart deed zijn inspiratie niet alleen op in de natuur, maar ook in natuurlijk aandoende bebouwde omgeving van de gemiente Deever en ook bij hunnebed D52. Hij vond daar vaak een verrassend mooi hoekje. Zo ook in Oll’ndeever, waar hij aan de Holtenweg een tekening maakte van één van de oudste boerderijen in de gemiente Deever. De boerderij is volgens de muurankers in de voorgevel gebouwd in 1759, maar is in 1970 gerenoveerd.
De redactie van ut Deevers Archief correspondeerde zo nu en dan per e-mail met kunstenaar Arie Goedhart en kreeg op 30 januari 2019 toestemming van hem een afbeelding van zijn mooie pentekening met de titel ‘Oudste boerderij van Diever’ te tonen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daarvoor postuum bijzonder erkentelijk.
De redactie heeft de kleurenfoto (afbeelding 2) gemaakt op 13 november 2014. Aan de rechterkant van de kleurenfoto is nog net het dak van ut pothokke te zien. Ut pothokke is vernieuwd in de tijd dat de boerderij werd bewoond door het echtpaar Harman Jan (Herman) Bennen en Wietske (Wies) Bosscha en hun zoon Jantinus (die in de volksmond altijd Maxi werd genoemd).
De redactie nodigt Jantinus Bennen uit te reageren op dit bericht.

Afbeelding 2
Pentekening van ‘de oudste boerderij van Diever’ van de kunstenaar Arie Goedhart 
Afbeelding 2 
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze foto van de boerderij met adres Holtenweg 4 in Oll’ndeever bij tegenlicht gemaakt op 13 november 2014.

Afbeelding 3
Deze afbeelding van de boerderij met adres Holtenweg 4 in Oll’ndeever is afkomstig van google.maps. De opname dateert van juni 2016.

Posted in Boerdereeje, Kuunst, Oll'ndeever, Pothokke, Tiekening | Leave a comment

Ut skiere uuthangbrött van De Kleine Henduk

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren van oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever of Van Goor’s Blattie) op bladzijde 7 van het nummer van 19 oktober 1995 bijgaand kort bericht over de beëindiging van de Firma De Twee Hendrikken van de gebroeders Berend en Klaas Kleine.

Fa. De Twee Hendrikken
Na een samenwerking van negen jaar hebben onderstaande firmanten thans de vennootschap beëindigd.
Berend gaat zich vestigen in Giethoorn met een smederijmuseum annex smederij. Klaas zet zijn smeedwerkzaamheden voort in de smederij aan de Peperstraat.
Beide firmanten zeggen hun klanten uit de voorbije periode hartelijk dank voor hun vertrouwen en hopen die in een andere opstelling nog dikwijls te ontmoeten.
Berend en Klaas Kleine

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Alleskunner Klaas Kleine is geboren op 20 maart 1940 op Koldervene en is veel te jong overleden op 24 oktober 2000 in Deever. Hij kocht op 14 oktober 1966 het huis op de hoek van de Peperstraat en de Kleine Peperstraat voor f. 6.000,- van Aaltje Haveman. Hij verbouwde en breidde het huis uit. In het huis aan de Peperstraat vestigde hij een smederij.  

De firma De Twee Hendrikken was een samenwerkingsverband van de gebroeders Berend en Klaas Kleine.
De smederij van Berend Kleine had de naam De Grote Hendrik en was gevestigd aan de Hoofdstraat in Deever in de voormalige smederij van de Kloeze. De smederij van alleskunner Klaas Kleine had de naam de Kleine Hendrik. 
Op 3 oktober 2012, bijna twaalf jaar na het overlijden van alleskunner Klaas Kleine, hing aan de gevel van zijn voormalige smederij nog steeds het door hem zelf gemaakte fraaie uithangbord van zijn smederij De Kleine Hendrik.
De redactie heeft de kleurenfoto van de Klaas Kleinestraat (voorheen Kleine Peperstraat), gemaakt op vrijdag 29 november 2019 ten tijde van het grote superdure niets ontziende allesonderbestratingswerk met de bulkende titel Deever op Drift (Diever op Dreef) van de straten in het binnendorp van Deever. Ook de bestrating van de Klaas Kleinestraat (voorheen Kleine Peperstraat) moest er aan geloven.
Op vrijdag 29 november 2019, bijna 20 jaar na het overlijden van alleskunner Klaas Kleine, hing aan de gevel van zijn voormalige smederij aan de Klaas Kleinestraat (voorheen Kleine Peperstraat) nog steeds het door hem zelf gemaakte fraaie uithangbord van zijn smederij De Kleine Hendrik. Het lijkt wel alsof de tand des tijds geen vat krijgt op dit uithangbord.

Posted in Klaas Kleine, Peperstroate | Leave a comment

De botterfabriek en de beltmeule an ut Katt’nende

In het in 1999 verschenen Deeverse fotoboekje ‘Diever, ie bint ’t wel …’ is de volgende tekst opgenomen bij afbeelding 7, zijnde een afbeelding van een foto van de beltmolen van Egbert (Ebbe) Bennen en de handkrachtzuivelfabriek aan het Katteneinde in Deever.

7 – Diever – Molen en boterfabriek – 26-6-1903
In het café van Willem Huiskes aan de Hoofdstraat, adres Diever 123, werd op 1 maart 1899 door Dieverder en Wittelter boeren het besluit genomen samen de verwerking van melk ter hand te nemen. Op 1 maart 1899 werd in het boerencafé van Reinder Hummelen in de Kruisstraat, adres Diever 98, besloten tot de bouw van een fabriek aan destraatweg naar Dieverbrug op een stuk grond van de gemeente tegenover de boerderij van Egbert (Ebbe) Bennen en naast zijn korenmolen. De gemeente stelde de bouwgrond beschikbaar voor slechts vijftien gulden. De boeren vonden het wel een mooie stee, want het halen van veevoer bij de fabriek was dan goed te combineren met het laten malen van graan bij de molen: A’w koeken mut haelen, ku’w vut mit ’n ponge rogge hen de meule.
Op 29 maart 1899 passeerde bij de notaris de akte van oprichting van de Coöperatieve Landbouwvereniging voor Boterbereiding en Aanschaffing van Veevoeder te Diever. Op 30 maart 1899 had de vereniging vierenvijftig leden. Het eerste bestuur werd gevormd door burgemeester Leonardus Willem van Os, Hessel Hessels, Klaas Willem Fledderus, Cornelis Offerein en Roelof Seinen. De eerste commissarissen waren Hendrik Krol, Barteld de Ruiter, Harm Kok, Willlem Bakker en Reinder Hummelen.
Op 1 april 1899 werd de bouw van de boterfabriek en de veevoederschuur voor 2736 gulden gegund aan Johannes Noorman uit de Hoofdstraat. Burgemeester Van Os legde op 18 mei 1899 de eerste steen in aanwezigheid van de overige bestuursleden.
Op 19 mei 1899 werd Jan Hendrik Benthem, werkzaam bij de Dwingeler boterfabriek, benoemd tot directeur. In de bestuursvergadering van 17 juli 1899 werden Jan Jonkers, Arend Klaster en Roelof van Nijen als eerste arbeiders aangenomen.
Reeds op 25 juli 1899 werd de fabriek in werking gesteld. Op de morgen van die dag werd van de vierenvijftig leden en van zesenveertig niet-leden in totaal 2194 kg melk ontvangen, waaruit 138 pond boter werd bereid. In 1903 werd voor het karnen van de boter de handkracht vervangen door de stoomkracht en werd tevens een gelegenheid voor het malen van koren ingericht.
De maker van deze foto stond in de hof van de boerderij van Ebbe Bennen aan het Moleneinde (Katteneinde). Aan de overkant
van de weg is de boterfabriek nog in zijn originele vorm te zien. Daarachter is de beltmolen van dezelfde Ebbe Bennen te zien. Na de bouw van de stoommaalderij raakte de molen in onbruik. In 1916 werd deze op afbraak verkocht aan Klaas Roelof Fledderus uit Wittelte.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De hier afgebeelde foto is een kopie van de foto die in de toonkamer van autobedrijf Boer aan het Moleneinde in Deever hangt. De foto die in de toonkamer van autobedrijf Boer hangt is helaas een kopie van de originele foto. De redactie zou graag willen weten wie het orgineel van deze foto in zijn bezit heeft. De originele foto is gemaakt op 28 juni 1903. De redactie weet helaas niet wie de maker is van deze foto. De foto van de hier zichtbare zuivelfabriek is gemaakt in het jaar 1903, in dat jaar is de fabriek overgegaan van handkracht op stoomkracht. Bij de verbouwing is ook een schoorsteenpijp gebouwd. Deze was op het moment van het maken van deze foto nog niet gebouwd, gelet op de originele kopgevel en de kopgevel na de verbouwing.

Posted in Diever, ie bint 't wel ..., Meul’nende, Süvelfubriek Deever, Verdwenen object | Leave a comment

Un mooie ansichtkoate van Ut Winkeltie

In 1994 kwamen de eigenaren van ut winkeltie met de naam Ut Winkeltie an de Dörpsstroate op Zorgvlied (an de aandere kaante van de bos) op het prachtige idee van het uitgeven van een eenvoudig vormgegeven kleurenansichtkaart, waarop zijn te zien de opvolgers van de gasthuisjes van de Stichting ‘Het Sint Anthonij Gasthuis’ naast het kerkgebouw van de rooms-katholieke geloofsgemeente an de Dörpsstroate op Zorgvlied.
De redactie van ut Deevers Archief zwaait de eigenaren van ut Winkeltie voor dit initiatief alsnog driefwerf hulde toe: hulde, hulde, hulde. Alleen dat feit is al historisch. Over tachtig jaar is deze ansichtkaart net zo historisch en net zo zeldzaam als bijvoorbeeld nu de ansichtkaart van de oude gasthuisjes van de Stichting ‘Het Sint Anthonij Gasthuis’ naast het kerkgebouw van de rooms-katholieke geloofsgemeente an de Dörpsstroate op Zorgvlied uit 1937.
Ut Winkeltie was voorlopig het laatste winkeltje op Zorgvlied. De redactie heeft nog niet uitgezocht wanneer de deur van Ut Winkeltie niet meer open is gegaan.

Posted in Kattelieke Kaarke, Sint Anthonij Gasthuis, Zorgvliet | Leave a comment

Ut boerdereegie van Marinus Bel is vot

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren van oude jaargangen van ut Deeverse Blattie (Weekblad voor de gemeente Diever of Van Goor’s Blattie) op bladzijde 4 van het nummer van 31 augustus 1995 bijgaande nieuwsadvertentie over de tijdelijke verplaatsing van de winkel van Henk ten Hoor Textiel an de Peperstroate in Deever hen ut Kastiel in Deever in verband met de afbraak van het pand an de Peperstroate. Het pand was vroeger het boerderijtje van het echtpaar Marinus Bel en Jantje Bentem en kinderen. Marinus Bel was varkenskoopman.

Henk ten Hoor Textiel is verhuisd
Vanaf vrijdag 25 augustus is Henk ten Hoor Textiel tijdelijk gevestigd aan het Kasteel 1 (schuin tegenover De Graaf Transport) te Diever. Hier wordt gestart met de verkoop van de nieuwe voorjaarsmode. Het huidige pand aan de Peperstraat 23 moet plaats maken voor nieuwbouw. Dit zal bestaan uit 4 winkelunits met daarboven appartementen. Henk ten Hoor Textiel zal op deze plaats een grotere winkelruimte gaan betrekken.

De verkoop gaat gewoon door
Zoals vermeld gaat Henk ten Hoor Textiel natuurlijk door met acties, aanbiedingen, advertenties en folders. Elke week treft u verscheidene verrassingen aan. Het tijdelijke onderkomen zal uitpuilen van de nieuwste najaarscombinaties. De collectie voor jong en oud blijft afgestemd op de vraag van de klant en de trends in het hedendaagse modebeeld. Uiteraard vindt u nog steeds het vertrouwde vaste assortiment terug.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft de kleurenfoto van de Peperstraat gemaakt op vrijdag 28 november 2020. Zie afbeelding 2. Aan de linkerkant is het voormalige postkantoor te zien. Daarachter zijn de in het bericht genoemde vier winkeleenheden met daarboven appartementen te zien. De kleurenfoto is gemaakt, nadat de Peperstraat in Deever in het kader van het in 2019-2020 uitgevoerde peperdure herbestratingswerk met de naam ‘Deever op Drift’ is aangepakt. De Peperstraat is over de gehele breedte dicht bestraat en oogt daardoor ogenschijnlijk en schijnbaar erg voertuigdrukbestendig, duurzaam, klimaatbestendig, hittestressbestendig ? (waar zijn de bomen ?), glasvezelkabelbestendig, vuitlwaterrioolonderhoudbestendig, fairtradeproof en waterondoorlatend. Vandaar dat aan beide zijden van de straat een soort van bestrate bedding van een nogal diepe waterafvoer is gemaakt. Zijn het beekjes of wadi’s. Zijn de kolken en de regenwaterafvoerbuizen wel op de steeds grotere en zwaardere stortbuien en regenperioden berekend ? Zal het regenwaterafvoersysteem het wel dertig jaar uithouden ?
Afbeelding 3 toont een afdruk van een kleurenpositief (kleurendia) van een deel van de Peperstraat met het boerderijtje van Marinus Bel en Jantje Bentem. De maker van het kleurendiapositief is U.L.O.-meester Henk van den Bos. De kleurendia is in elk geval na de opening van het nieuwe postkantoor op 11 november 1964 gemaakt. De redactie schat in dat Henk van den Bos de kleurendia aan het einde van de zestiger of aan het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw heeft gemaakt.
Op de voorgrond is dorpsfiguur Harm Mulder te zien. Hij werd in de Deeverse volksmond Harm Bakker genoemd. De gebroeders Harm, Hendrik en Jacob Mulder werden in de volksmond Gaarke Bakker’s jongen genoemd, omdat hun vader Gerke Mulder bakker was. Zo konden ze al die Mulders in Diever van elkaar onderscheiden. Harm Mulder was ook voorloper van de begrafenisverenging en had op die manier nauw contact met dorsfiguur Geert Dekker, die koster van de hervormde kerk was.
De redactie kan de liefhebbers van zwart-wit foto’s melden, dat een zwart-wit weergave van het kleurendiapositief (afbeelding 3) van Henk van den Bos is te bewonderen op het septemberblad van de zo genoemde historische kalender van het jaar 2014 van de Historische Vereniging Gemeente Diever. Voor wat deze melding waard is.

Afbeelding 1

Afbeelding 2

Posted in Peperstroate, Verdwenen object | Leave a comment

De greinspoalties 73 en 74 stoat bee de Tilgröppe

De heer Herman Posthumus is een fervent liefhebber en kenner van grenzen, die gemarkeerd worden door grenspalen, grensstenen, enzovoort. Zo houdt hij ook de ontwikkelingen op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân nauwlettend in de gaten. Hij heeft de twee hier getoonde kleurenfoto’s van greinspoaltie 73 (greinspoaltie LXXIII, GP 73) en greinspoaltie 74 (greinspoaltie LXXIV, GP 74) bee de Tilgröppe in de  Olde Willem gemaakt op 10 april 2010.
De redactie van ut Deevers Archief is in de loop van de laatste jaren fervent liefhebber van de geschiedenis van de puvinciale greinspoalties op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân geworden en toont graag mooie zo oud mogelijke foto’s van deze paaltjes.
De redactie heeft toestemming van de heer Herman Posthumus voor het tonen van zijn twee mooie historisch waardevolle kleurenfoto’s. De redactie is de heer Herman Posthumus bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
De puvinciale greinspoalties op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân bint aarfgood. Doar moe’w hiel aarg sunig op weed’n.

Afbeelding 1
Greinspoaltie 73 staat aan de overkant (aan de noordkant) van de sloot in de Olde Willem. Greinspoaltie 74 staat aan deze kant (de zuidkant) van de sloot in de Olde Willem. Herman Posthumus heeft deze foto op 10 april 2010 gemaakt.
Afbeelding 2
Greinspoaltie 73 staat aan de linkerkant (de noordkant) van de sloot in de Olde Willem. Greinspoaltie 74 staat aan de rechterkant (de zuidkant) van de sloot in de Olde Willem. Aan de rechterkant is de Tilgröppe in betere tijden te zien. Herman Posthumus heeft deze foto op 10 april 2010 gemaakt.

Afbeelding 3
Greinspoaltie 74 staat op de voorgrond aan de linkerkant van de sloot noast de Tilgröppe in de Olde Willem. Greinspoaltie 73 staat nog net een beetje zichtbaar aan de rechterkant van die sloot in de hoek van het weiland. Aan de linkerkant is de Tilgröppe te zien, voordat deze door de Stoat (lees zetbaas Staatsbosbeheer) is vernield. Deze kleurenfoto is gemaakt op 21 maart 2015. De redactie weet niet wie de maker is van deze historisch waardevolle kleurenfoto.


Afbeelding 4
De plaats van de greinspoalties 73 en 74 bij de Tilgröppe in de Olde Willem is te zien op deze afbeelding. 

Posted in Aarfgood, de Olde Willem, Greinse, Greinspoal | Leave a comment

Un stillee’m van de kuunstskilder Jaap van Zijderveld

De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. (Jaap van Zyderveld, Jacob Maria Zijderveld) heeft bijgaand afgebeeld stilleven in 1976 in de gemiente Deever geschilderd. De kunstenaar heeft het schilderij links naast de linker klomp voorzien van zijn handtekening en het getal 76 (1976). De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. is geboren op 25 september 1919 in Den Haag en is overleden op 8 maart 1985 in Den Haag. Het schilderij is in het bezit van een dochter van kunstenaar Jaap van Zijderveld sr.
Zij wist het volgende te vertellen. ‘We logeerden in Diever in een vroegere boswachterswoning. Die woning was toen particulier bezit van een familie uit Wassenaar. Aan welke weg de boswachterswoning lag, dat weet ik niet meer. Wel lag de bosingang aan de doorgaande weg, die langs de Drentse Hoofdvaart loopt. Mijn vader schilderde altijd ter plekke. Wanneer wij als gezin op een vakantiebestemming aankwamen, dan zette mijn vader eerst een stilleven op van allerhande voorwerpen die daarvoor in aanmerking kwamen: dat was voor het schilderen in de avonduren. Het bijgaande schilderij is ook in Diever gemaakt. ’s Morgens vroeg trok hij naar buiten om te gaan schilderen of te gaan tekenen. Wie van de kinderen mee wilde, die kon mee. Ik heb daar goede herinneringen aan. Ik zal kijken of in de ‘voorraad’ nog schilderijen aanwezig zijn, die mijn vader ook in Diever heeft gemaakt’.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie verwijst voor de volledigheid ook naar het bericht Un waetervaarfskildereeje van un olde boerdereeje.

Posted in Kuunst, Skildereeje | Leave a comment

Aarm en tevree’n is rieke en rieke sat ? !

Voor de ingang van het sinds juli 2020 enige frietkot in ut dörp Deever an de brink zijn in het openbare verhoogde voetpad langs de Heufdstroate zwarte metalen gemeentelijke indoctrinatiestrippen aangebracht, waarin discutabele uitspraakjes van die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare zijn geponsd, een discutabel uitspraakje in het Engels en de vertaling van dat discutabele uitspraakje in het Nederlands, want het frietkotbezoekende publiek wordt geacht de Engelstalige brabbeluitspraakjes van die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare niet te begrijpen.
Waar het de redactie van ut Deevers Archief in dit geval om gaat is de Engelse tekst ‘Poor and content is rich and rich enough’ op de ene gemeentelijke indoctrinatiestrip, vertaald in het Nederlands met ‘Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’ op de andere gemeentelijke indoctrinatiestrip. Zie de twee bijgevoegde kleurenfoto’s die de redactie zeer tegen zijn zin op vrijdag 28 november 2020 heeft gemaakt.
Het discutabele rijmelarijzinnetje ‘Poor and content is rich and rich enough’ is te lezen in scene 3 met de titel ‘De tuin van het kasteel’ van acte 3 van de tragedie Othello, dat die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare in 1603-1604 schreef. De tragedie Othello is in 1989 en 2013 als openluchtspelletje opgevoerd in het openluchttheatertje an ut Grünedal an de Heezeresch in Deever.
De redactie van ut Deevers Archief kan zich geen asocialere, feodalere en discriminerender uitspraak van die rijke toneelstukkenschrijver William Shakespeare herinneren dan het uitspraakje ‘Poor and content is rich and rich enough’, Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’.
Arm ? ! Maar je moet tevreden zijn ? ! Want als je arm en tevreden bent, dan ben je rijk en rijk genoeg ? !
In Staphorst hebben ze een lege maag gekregen van dat acociale, feodale en discriminerende rijmelarijzinnetje ‘Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’.
In de gemeente Westenveld is volgens de laatste statistische gegevens vijf procent van de inwoners miljonair. Het percentage miljonairs in ut dörp Deever is wellicht nog hoger en is door het toenemende aantal bulkend rijke Drentenierders vast en zeker stijgende.
Je zal als inwoner van ut dörp Deever, met zoveel miljonairs om je heen, maar in armoede moeten leven en de eindjes ternauwernood of helemaal niet aan elkaar kunnen knopen en bij het halen van een zeldzaam patatje bij de zaak, die nu het prachtige patatmonopolie in ut dörp Deever uitbaat, telkens weer door de gemeente Westenveld voor zijn deur worden beledigd met dat acociale, feodale en discriminerende rijmelarijzinnetje ‘Arm en tevreden is rijk en rijk genoeg’ van die rijke Engelse toneelstukkenschrijver William Shakespeare.
De redactie van ut Deevers Archief stelt voor deze twee gemeentelijke indoctrinatiestrips per omgaande en met zeer geschwinde spoed en in zeer gestrekte draf uit de bestrating te slopen.

Posted in Gemeente Westenveld, Shakespearitis | Leave a comment

De boer’ngerakkaarkhof an de Oll’ndeeverse Veldweg

De redactie van ut Deevers Archief heeft in het voorbijgaan bijgaande twee kleurenfoto’s van een soort van boerenwerktuigenkerkhof gemaakt op vrijdag 28 november 2020 an de Oll’ndeeverse Veldweg. Het lijkt alsof gebruikers van boerenwerktuigen hier hun afgedankte materieel kunnen dumpen.

Posted in Boer'nlee'm, Oll'ndeever, Toevallige waarneming | Leave a comment

Greinspoaltie 72 stiet an de weg deur de Olde Willem

De heer Herman Posthumus is een fervent liefhebber en kenner van grenzen, die gemarkeerd worden door grenspalen, grensstenen, enzovoort. Zo houdt hij ook de ontwikkelingen op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân nauwlettend in de gaten. Hij heeft de twee hier getoonde kleurenfoto’s van greinspoaltie 72 (greinspoaltie LXXII, Gp 72) in de baarm van de weg deur de Olde Willem gemaakt op 1 juli 2012.
De redactie van ut Deevers Archief is in de loop van de laatste jaren fervent liefhebber van de geschiedenis van de provinciale grenspaaltjes op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân geworden en toont graag mooie zo oud mogelijke foto’s van deze paaltjes. 
De redactie heeft toestemming van de heer Herman Posthumus voor het tonen van zijn twee mooie kleurenfoto’s. De redactie is de heer Herman Posthumus bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
De puvinciale greinspoalties op de greinse van de gemiente Deever in Drente en de gemiente Ooststellingwaarf in Fryslân bint aarfgood. Doar moe’w hiel aarg sunig op weed’n. 

Afbeelding 1
Aan de Friese kant van greinspoaltie 72 (greinspoaltie LXXII, Gp72) is het wapen van de provincie Fryslân te zien.

Afbeelding 2
Aan de Drentse kant van greinspoaltie 72 (greinspoaltie LXXII, Gp 72) is het wapen van de provincie Drente te zien.

Posted in Aarfgood, de Olde Willem, Greinse, Greinspoal | Leave a comment

Un loagie ies op un plasse waeter in ut Wapserveld

De redactie van ut Deevers Archief is een fervent liefhebber en verzamelaar van mooie foto’s van landschappen en bosgezichten in de gemiente Deever. De redactie heeft van kunstenaar Bas Dekker uut Stienwiek – bezoek vooral zijn prachtige webstee – toestemming bijgaande door hem gemaakte fraaie landschapsfoto te tonen in ut Deevers Archief. De redactie is hem daar bijzonder erkentelijk voor.
Op de foto is een ondergelopen kapvlakte – beter is het te hebben over een kaalslagvlakte – met een dun laagje ijs in ut Wapserveld op het landgoed Berkenheuvel. Bas Dekker heeft de foto gemaakt op 30 november 2019.
Deze kapvlakte – beter is het te hebben over een kaalslagvlakte – in ut Wapserveld is helaas ontstaan, omdat de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland het zo nodig achtte heel veel hectares prachtig bos te kappen voor het vormen van open landschappen. Open landschappen doen het goed bij de klanten van de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland. Open landschappen geven die klanten veel kijkplezier, die klanten voelen zich er zekerder en de natuurconsumptiewaarde is relatief hoog.
De Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Graveland zegt zich hard te maken voor de groei van het totale bosoppervlak in Nederland, maar het deel van het landgoed Berkenheuvel dat eigendom is van de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten uit het verre ’s Gravelandmag mag desalniettemin nochthans evenwel absoluut geen mini-Amazonegebied worden.

Posted in Bosgesigte, Landgoed Berkenheuvel | Leave a comment

Un skildereeje van de voat bee ut Veneschut

De redactie van ut Deevers Archief rekent de Deeverse kaante van ut Veneschut ook eigenlijk toch echt wel een beetje tot het aandachtsgebied van ut Deevers Archief. Vroeger liep de grens tussen de gemiente Deever en de gemiente Smilde gewoon langs ut Veneschut.
De redactie toont de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief graag afbeeldingen van mooie kunstwerken van objecten binnen de grenzen van de gemiente Deever.
De redactie heeft toestemming van portret- en landschapschilder Hendrik Borst een afbeelding van zijn met olieverf op doek geschilderde kunstwerk ‘Drentse Hoofdvaart bij Diever’ in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is hem daarvoor bijzonder erkentelijk.
Kunstschilder Hendrik Borst reageerde op 9 januari 2021 als volgt.
Op uw vraag of u een afbeelding van het schilderij voorstellend de Drentse hoofdvaart bij het Veneschut in ut Deevers Archief ga ik akkoord. Ik heb het in 1996 geschilderd tijdens onze jaarlijkse vaartocht naar Terschelling. Ik denk dat ik onze boot ruim voor de sluis heb aangelegd. In de verte zie ik palen van de sluis staan. Mijn gewoonte is dat ik ter plaatse een schets van het onderwerp maak en in enkele gevallen ten dele schilder. Een nat doek aan boord kan narigheid geven. Ik heb een scheepshond en die zat een keer midden in de verf op mijn schilderspallet.
Een leuk detail is dat ik het schilderij van het Veneschut in 2000 heb verkocht op een grote tentoonstelling in Vlissingen. De eigenaar heeft in 2001 met zijn jacht langs de Drentse Hoofdvaart naar de sluis op het schilderij gezocht en die gevonden. Hij complimenteerde mij met de gelijkenis.
Op de terugtocht in 1996 heb ik ook de kalkovens aan de Dieverbrug geschilderd. Dat schilderij hangt in rustoord de Menning in Wilhelminaoord.
Portret en landschapschilder Henk Borst heeft ook een eigen webstee.

Posted in Kuunst, Skildereeje, Veneschut | Leave a comment

Toren en kerk aan de brink van Deever

Abracadabra-430De gemeentelijke toren van de kerk op de Brink van Diever was vóór de Grote Restauratie in 1955 in een zeer beroerde en vervallen toestand, wat mag blijken uit de bovenste foto die tijdens de restauratie in 1956-1957 van de noordkant van de kerk en de gemeentelijke toren is gemaakt. Op deze foto is aan de linker kant het toen nog gelukkig niet gesloopte pand bij de kerk te zien.
De foto onder de bovenste foto toont de noordkant van de gerestaureeerde kerk en de gemeentelijke toren en het pand bij de kerk, nadat Klaas Kleine het eerder gesloopte pand bij de kerk eigenhandig weer helemaal had opgebouwd. Hière mien tied, wat ’n klus.
De redactie van het Deevers Archief heeft de onderste foto op 7 augustus 2015 tijdens een periodieke visuele inspectie van de gemeentelijke toren vanaf het terras van Café Brinkzicht gemaakt.

Abracadabra-431

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Abracadabra-432

Posted in Aarfgood, Ansigtkoate, Deever, Kaarke an de brink, Klaas Kleine | Leave a comment

Ut Instituut veur de Landbouw op Klein Woater’n

In 1860 kwam het einde van het Instituut voor den Landbouw op Klein Wateren, toen kwam een einde aan een merkwaardige episode in het Nederlandse landbouwonderwijs. Het volgende artikel van ir. J.D. Dorgelo over het Instituut voor den Landbouw van de Maatschappij van Weldadigheid op Klein Wateren verscheen in het Jaarboek 1861 van de Maatschappij van Weldadigheid.

Het Instituut voor den Landbouw te Wateren
De Maatschappij van Weldadigheid heeft sinds de stichting van de koloniën in 1816 steeds zeer veel aandacht besteed aan het onderwijs. De kinderen van 5 tot 12 jaar waren leerplichtig, uitgezonderd die van 10 tot 12 jaar in de maanden mei, september en oktober in verband met het aardappelpoten en -rooien. Verder mocht in de vrije koloniën één kind per gezin van 1 april tot 1 november thuis zijn als koehoeder. De schooltijden waren van 10.00-12.00 uur en van 14.00-16.00 uur, gedurende vijf dagen per week.
De jongelieden (13- en 14-jarigen) waren bovendien verplicht de avondscholen te bezoeken van 18.00-20.00 uur; de jongens op maandag, woensdag en vrijdag, de meisjes op dinsdag en donderdag [1]. Dit avondonderwijs is te beschouwen als voortgezet onderwijs. Andere mogelijkheden tot het volgen van voortgezet onderwijs, zoals vakonderwijs, waren er toentertijd nog niet,
totdat in 1823 het Gesticht van Opvoeding te Klein Wateren in de gemeente Diever ging functioneren. Zie afbeelding 1.
Over de doeleinden van de opleiding aldaar liepen de meningen uiteen. In het het jaarverslag van de Maatschappij over 1822 werd vermeld, dat men zou beginnen 50-100 koloniale kinderen op te leiden tot wijk- en sectiemeesters en onderdirecteurs, etcetera, dus tot ambtenaren bij de Maatschappij.
De meest begaafde kinderen werden uitgekozen om eene meer volkomene opvoeding van een volledig onderwijs in den landbouw op de daarvoor bestemde gronden te ontvangen [2].
Men speelde echter ook wel met de gedachte, dat Wateren een meer dan zuiver interne betekenis voor de Maatschappij zou kunnen krijgen. Met name Jan Kops was hiervan een voorstander. In zijn verslag over de toestand van de koloniën, hoofdzakelijk aan de landbouw gewijd, schreef hij in 1823 [3]:
‘Dit gesticht, zoo als ik aan den Heer Generaal en den daartoe bestemden Direkteur, den Heer Mulder, breeder heb te kennen gege-ven, wenschte ik mede dienstbaar te zien gemaakt aan de algemene belangen van den Nederlandschen Landbouw: immers dat daar ook jongelingen gevormd wierden tot arbeiders en opzieners, die met de betere wijze van landbouw bekend, met de schadelijke vooroordelen der landlieden niet bezet, en in het gebruik van de beste werktuigen ervaren zijnde, gretig zullen gezocht worden door verlichte landbouwers, die gaarne het oude verkeerde spoor willen verlaten, maar door gebrek aan kundige werklieden of opzieners hiervan worden afgeschrikt, of het begonnen werk uit dezen hoofde moeten laten steken. Zulke jonge lieden zouden alzoo te allen tijde van een goed bestaan verzekerd zijn.’

Inderdaad beoogde men een Opvoedings-Instituut voor den Landbouw daar te stellen, waarvan tot nu toe in ons vaderland geen voorbeeld bestaan heeft [4]. Ofschoon bij het Instituut voor den Landbouw wel enkele landbouwkundige proeven zijn genomen, is het echter nooit een modelschool geweest in de ware zin van het woord. Het bestuur van de Maatschappij zette in het jaarverslag over 1828 openlijk uiteen waarom zij, die dáár een model zoeken eener landbouwkundige school, die meer bijzonder, tot het nemen van proeven en het oplossen van geschillen in het landbouwkundige bestemd zouden zijn, met de eigenlijke bedoeling van dit gesticht niet bekend schijnen te wezen.
Men maakte deze opmerkingen opdat de toestand van dat gesticht niet verkeerd zoude worden beoordeeld en wij geen grooteren
dunk van hetzelve zouden geven dan het inderdaad verdient.
Het hoofddoel van het Instituut voor den Landbouw is steeds geweest de opleiding van jongelui tot opzichters en zetboeren in Dienst van de Maatschappij. Leerlingen van buiten de koloniën werden dan ook niet toegelaten, zodat de instelling van beperkte betekenis is gebleven. Ook als vormingscentrum voor toekomstige ambtenaren voldeed het Instituut voor den Landbouw slechts
ten dele, doordat de meeste jongens de Maatschappij verlieten, hoewel deze doorgaans beter terechtkwamen dan de kinderen uit de andere koloniën. In 1834 constateerde de commissie tot opneming van de toestand der koloniën na haar inspectie dan ook:
Het schijnt, dat het doel der instelling niet geheel bereikt wordt. Een soortgelijk geluid liet de commissie horen, die de koloniën in 1838 inspecteerde. Als kweekschool voor toekomstige opzichters scheen Wateren geenszins al dat nut te hebben daargesteld, hetwelk men zich daarvan bij de oprigting heeft voorgesteld. De commissie adviseerde meer te letten op de natuurlijke aanleg van de leerlingen en de zekerheid, dat zij in dienst van de Maatschappij zouden treden. In 1860 werd het Instituut voor den Landbouw te Wateren opgeheven in verband met de jaarlijkse financiële tekorten van ongeveer 5000 gulden. De kwekelingen ontvingen een minder kostbare opleiding in de landbouw te Frederiksoord.
De verkoop van het gehele gebied Wateren en omgeving, groot 2000 hectare, grotendeels nog heideveld, bracht netto 78.000 gulden op. Dit bedrag moest voorzien in de behoefte aan bedrijfskapitaal na de reorganisatie van de Maatschappij in 1859 [5]. Het Instituut voor den Landbouw met naastgelegen gronden ter grootte van 500 hectare kwam in handen van J.F. de Ruyter de Wildt, een nazaat van Michiel Adriaanzoon de Ruyter [6]. Deze gaf zijn buiten de naam Zorgvlied, de huidige naam van het dorpje, dat bij het voormalige Instituut voor den Landbouw is ontstaan. Nadien is het landgoed verscheiden malen van eigenaar veranderd.

De inrichting van het Instituut voor de Landbouw
In 1823 werd te midden van een heideveld, dat de Maatschappij van Weldadigheid had gekocht in de Marke van Diever en Wateren, een gebouw opgericht dat bestond uit twee woonzalen en een school, capaciteit 75 leerlingen, een keuken, een woning voor de zogenaamde instituteur en een woning voor de onderdirecteur-boekhouder. Verder verrezen er een washuis en een broodbakkerij, alsmede een boerderij, waarop de onderdirecteur van de landbouw van de Maatschappij woonde. Deze boerderij bevatte stalruimte voor 25 stuks rundvee en vier paarden, terwijl drie afzonderlijke hokken 400 schapen en enige varkens konden herbergen. Tenslotte behoorden tot de boerderij enkele gereedschaps- en werktuigenloodsen en een graanschuur [7]. Volgens het jaarverslag over 1823/24 was van de 100 morgen [8] bij het Instituut van Opvoeding in het voorjaar van 1824 reeds 20 á 25 morgen ingezaaid, terwijl in hetzelfde jaar nog een grote uitbreiding van de oppervlakte cultuurgrond was te verwachten. Het verslag van 1826/27 meldde, dat 42 morgen te Wateren was ontgonnen.

Het onderwijs te Wateren
In de geschiedenis van het onderwijs te Wateren zijn drie perioden te onderscheiden. De eerste strekt zich uit van de oprichting tot 1832. In deze jaren berustte de leiding bij een oud-leerling van het instituut van Fellenberg (Zwitserland), een geestverwant van Pestalozzi. Het onderwijs moet naar toenmalige maatstaven modern (verlicht) zijn geweest, hetgeen strookte met de bedoeling van Wateren een modelschool te maken. In 1831 werd de eerste directeur overgeplaatst en tevens een aanmerkelijke
uitbreiding gegeven aan de oppervlakte cultuurgrond, die bij het Instituut behoorde. Ook stichtte men een veevokkerij ten dienste van de Maatschappij.
Een gevolg hiervan was, dat het theoretische onderwijs in het gedrang kwam en werd beperkt tot enig avondonderwijs in elementaire vakken, die met de landbouw weinig verband hielden. Deze situatie duurde voort tot ongeveer 1851.
De laatste te onderscheiden periode (1851-1860) kenmerkte zich door meer afwisselend praktisch onderwijs overdag en op een hoger peil staande avondlessen. Op 20-jarige leeftijd konden de leerlingen nog 1 à 2 jaren als boerenknecht worden geplaatst op de grote boerderijen te Veenhuizen, die behoorden bij de aldaar door de Maatschappij opgerichte wezengestichten en het bedelaarsgesticht.
Dat het Instituut voor den Landbouw te Wateren niet beantwoordde aan de gestelde doeleinden, blijkt uit de door de ontslagen leerlingen verrichte werkzaamheden. Fabius vermeldt [9], dat in de periode 1831 tot en met 1840 van de 145 ontslagen jongens slechts 18 een betrekking in de koloniën waren gaan vervullen. Het aantal vacante plaatsen bij het bestuur van de koloniën is in
deze tien jaar ongetwijfeld groter geweest. Verreweg de meeste oud-leerlingen van het Instituut vertrokken echter naar de gewone maatschappij. Zesendertig jongens werden boerenknecht, vijfentwintig gingen in de steden werken en twee bij de binnenscheepvaart, terwijl niet minder dan zevenenvijftig jongens beroepsmilitair werden, te weten één officier, zes onderofficieren, veertien korporaals, één schermmeester en vijfendertig fuseliers. Slechts ongeveer éénderde van de kwekelingen vond een werkkring in de landbouw, zodat het Instituut ook in dit opzicht van beperkte betekenis was.
Niettemin pleitte de toenmalige directeur van de Maatschappij, die bijna dertig jaar in de koloniën had gewerkt, in april 1859 in een brochure voor het behoud van het Instituut voor den Landbouw [7]. Na hun opleiding kregen de meeste leerlingen volgens hem een gunstige plaatsing: Van Konijnenburg noemde nog betrekkingen bij het onderwijs en als huisbediende. Hij ontving vele verzoeken tot toelating en gaf als bijlagen enkele uittreksels uit brieven van ontslagen kwekelingen, die gedurende zes jaar in Wateren waren opgeleid. Ondanks deze pogingen tot voortbestaan van het Instituut voor den Landbouw besloot de Maatschappij tot verkoop van Wateren en omgeving. In 1860 kwam het einde van het Instituut voor den Landbouw, dat tevens de afsluiting betekende van deze merkwaardige episode uit de geschiedenis van het landbouwonderwijs in Nederland.

Noten
[1]
De Vriend des Vaderlands, maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, 1830, bladzijde 151.
[2]
De Star, Eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Vijfde jaargang, 1823, bladzijde 946.
[3]
De Star, Eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Vijfde jaargang, 1823, bladzijden 942 en 943.
[4]
De Star, eerste maandblad der Maatschappij voor Weldadigheid, Zesde jaargang, 1824, bladzijden 789.
[5]
Mr. W. J. van Welderen Baron Rengers: Overzicht van het beheer der Maatschappij van Weldadigheid, ná de reorganisatie van 1839, 1893, bladzijde 7.
[6]
Het landgoed Zorgvlied van den heer J.F. de Ruyter de Wildt. In: Staatscourant, jaargang 23, 2 oktober 1869, nummer 42, bladzijde 174.
[7]
J. van Konijnenburg. De toestand der vrije koloniën en het Instituut te Wateren bij de afscheiding der gestichten van de goederen, Meppel, 1859.
[8]
Eén morgen = 0,855 hectare.
[9]
F.W. Fabius. De Maatschappij van Weldadigheid in hare werking, strekking en geldelijken toestand. Amsterdam, 1841.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In het op vrijdag 9 juli 2021 uitgegeven Magnus Opus Fragmenten Uit Het Verleden Van De Vroegere Gemeente Diever van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever is in het hoofdstuk Zorgvlied op bladzijde 186 ook een afbeelding van een exemplaar van de hier afgebeelde tekening opgenomen.

Afbeelding 1
Het Instituut voor den Landbouw op Klein Wateren (thans Zorgvlied) functioneerde als een Gesticht van Opvoeding van de Maatschappij van Weldadigheid. Het Instituut bestond in de periode 1823-1860.

Posted in Maatschappij van Weldadigheid, Tiekening, Verdwenen object, Woater’n | Leave a comment

Gruunte, vis en fruit van Jochem Kamp

De fraaie foto voor deze zeldzame ansichtkaart – nota bene een gloep’ms dure fotokaart – is gemaakt in de zomer van 1939.
In de Tweede Wereldoorlog woonde de familie Jochem Kamp in het huis van Marinus Bakker an de Heufdstroate. Op het witte uithangbord aan de gevel van het pand aan de rechter kant staat vermeld: J. Kamp, Groente, Visch en Fruit. Jochem Kamp is na de Tweede Wereldoorlog verhuist naar een pand an de Kruusstroate in Deever. Zie de bijgevoegde afbeelding van een advertentie van hem.
Aan de linker kant zijn van links naar rechts te zien het boerderijtje van Hendrik Gruppen. het postkantoor van Lambertus Schoemaker, de smederij van Albert en Hendrik Kloeze, het huis waarin de gezusters Oostenbrink woonden en het woonhuis met winkel ‘de Toekomst’ van Philip Zaligman.
Het pand van Philip Zaligman brandde op 20 februari 1940 af en is niet herbouwd. Het boerderij van Hendrik Gruppen is op 21 juni 1945 als gevolg van blikseminslag verbrand en niet herbouwd.
Aan de rechter kant zijn van rechts naar links te zien het boerderijtje van Geert Dekker en zijn zuster Hilligje (let vooral op de bliende voor het raam boven de voordeur), het pand van boer Marinus Bakker, de manufacturenwinkel van Jacoba Vos-Hessels, het huis van Harm, Hendrik en Jaap Mulder (Garke Bakker’s jongen) en het pand van huisschilder Geert Koster.
De woning van Geert Dekker is afgebroken. De andere panden aan de rechterkant van de foto bestaan nog, zoals is te zien op de bijgevoegde kleurenfoto.
Op de achtergrond is achter de leilinden de boerderij van boer en wethouder Jacob (Jaap) Hessels te zien. Jaap Hessels is de vader van de dorpsfiguren Harm en Jan Hessels.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto gemaakt op donderdag 22 november 2019. Op die dag was voor auto’s de doorgang hen de Kruusstroate en de Heufdstroate geblokkeerd, vanwege de uitvoering van het peperdure her- en onderbestratingswerk van de straten in het binnendorp van Deever. Het gloep’ms dure bestratingswerk heeft de protserige naam Diever op Dreef (Deever op Drift). Let bij de kleurenfoto vooral op de klimaatbestendige, hittestressbestendige, overstromingsbestendige en duurzame afwateringskanalen naast de verharding van de Heufdstroate.

Posted in Ansigtkoate, Heufdstroate, Verdwenen object | Leave a comment

Ut monement op Baark’nheuvel in de oorlog

Op de bijgaand afgebeelde ansichtkaart is het uit 1925 daterende monument op Berkenheuvel te zien. De kaart is op 17 augustus 1942 verstuurd vanuit Deever. Het is de redactie van ut Deevers Archief niet helemaal gelukt de naam tot wie het bericht is gericht en de naam van de verstuurders te ontletteren. In de navolgende weergegeven tekst op de achterkant van de ansichtkaart waren enige woorden ook onletterbaar voor de redactie.

Den Weledel Geboren Heer W. Leeman, Statenweg 156 B, Rotterdam

Diever, 17 augustus 1942
Allerliefste …,
We zitten hier in een boerderij en hebben het fijn.
De bosschen zijn hier prachtig en heel wild, met herten, termietenheuvels en adders en allerlei soorten paddestoelen en vreemde insecten.
Gaat het bij jullie goed ? De laatste keer dat m’n vader bij jullie was, liet een en ander zich beroerd aanzien hè ?
Groet ook … lieven … en wees zelf stevig het pootje gedrukt.
… … … …

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkaart was in de Tweede Wereldoorlog te koop in de winkel van de Coöperatieve Bakkerij en Winkelvereniging ‘Samenwerking’ an de Heufdstroate in Deever. Het bedrijf Lera was de uitgever van deze ansichtkaart.
Blijkbaar behoorde op vacantie gaan in Nederland en dan met name in Deever ten tijde van de Tweede Wereldoorlog nog steeds tot de mogelijkheden. Maar bij welke boer vierden de verstuurders van deze ansichtkaart hun vacantie ?

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Ansigtkoate, Landgoed Berkenheuvel, Monement op Baark'nheuvel | Leave a comment

Un olde melkbusse uut 1958 mit ut nummer 182

Het is de redactie van ut Deevers Archief dan toch een keer gelukt enige foto’s van een nog bestaande oude melkbus te kunnen tonen. De eigenaar van de melkbus heeft de drie kleurenfoto’s gemaakt op 5 december 2020. De redactie heeft toestemming van de eigenaar van de oude melkbus de drie foto’s in ut Deevers Archief te tonen. De redactie is de eigenaar bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.
In dit geval gaat het om een melkbus van de Coöperatieve Zuivelfabriek Diever (CZ DIEVER), die gevestigd was aan het Moleneinde in Deever. De melkbus is in 1958 (let op het nummer 58 op de bus) in gebruik genomen.
Deze melkbus heeft veertig jaar lang op een zolder gestaan en de eigenaar wilde toch wel een keer zijn zolder opruimen. Daarom wil de eigenaar de melkbus verkopen, gaat de eigenaar de melkbus verkopen, heeft de eigenaar de melkbus wellicht inmiddels al verkocht, vanwege de buitengewoon hoge prijs die voor een oude melkbus wordt betaald, vanwege de populariteit van de indrukwekkend mooie en veilige traditie van ut kebiet skeet’n mit oldejoar.
De redactie van ut Deevers Archief hoopt dat de eigenaar de grote culturele erfgoedwaarde van deze melkbus inziet en alsnog besluit zijn oude melkbus niet te verkopen. Kebiet skeeters hebben geen oude melkbussen nodig, die kunnen gewoon via een webstee op het internet wel een nieuwe melkbus met een flinke voorraad carbid aanschaffen. Vrogger kocht’n wee ut kebiet gewoon bee de Kloeze.
De zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief zouden kunnen denken dat het niet meer mogelijk is te achterhalen welke boer in 1958 de eigenaar van deze melkbus met nummer 182 was. Integendeel. Albertje Timmerman, de weduwe van Heime Timmerman uut Wittele was de melkleverancier, die van de Coöperatieve Zuivelfabriek aan het Moleneinde in Deever, bij de naoorlogse hernummering het nummer 182 kreeg. Boer Heime Timmerman is geboren op 15 februari 1875 en is overleden op 21 september 1937. De boerderij werd in het begin van de vijftiger jaren van de vorige eeuw voortgezet door zoon Jacob Timmerman en Machteld Zomer. De redactie verwijst voor voor meer gegevens naar het zeer informatieve boek Wittelte – Geschiedenis van de boerderijen vanaf 1770 tot heden van Klaas de Boer.

Posted in Aarfgood, Kebied skeet’n, Süvelfubriek Deever | Leave a comment

De hoefstal van de Kloeze an de Heufdstroate

Wijlen U.L.O.-meester Henk van den Bos heeft in het begin van de zeventiger jaren van de vorige eeuw een geschiedkundig waardevolle opname gemaakt van de hoefstal bij de voormalige smederij Kloeze an de Heufdstroate in Deever. Hij heeft het beeld vastgelegd op een kleurendiapositief. Op de hier getoonde afbeelding van de hoefstal is ook de hond Pukkie van de familie van den Bos te zien.
Deze afbeelding is een digitale scan van het betreffende kleurendiapositief. Wijlen mevrouw Stien van den Bos-Dees gaf de redactie van ut Deevers Archief toestemming deze afbeelding voor geschiedkundige doeleinden te gebruiken. De redactie is haar daar alsnog postuum bijzonder erkentelijk voor.
Hoefstallen zijn nog steeds in het hele land te vinden in allerlei soorten en maten en gemaakt van allerlei materialen. Het paard wordt in de hoefstal geplaatst en vastgezet, waarna de smid rustiger en veiliger aan de hoeven kan werken. Het gebruik van een hoefstal is niet echt nodig om een paard te kunnen beslaan. Een handige en ervaren smid doet het liever zonder.
Deze hoefstal heeft in elk geval nog tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw bij de voormalige smederij van de Kloeze an de Heufdstroate in Deever gestaan.
Het is bij de redactie van ut Deevers Archief niet bekend tot wanneer deze hoefstal is gebruikt, immers als gevolg van de mechanisatie van de landbouw in de zestiger jaren van de vorige eeuw maakten de boeren steeds minder gebruik en uiteindelijk helemaal geen gebruik meer van trekpaarden.
Het bedrijf Kloeze verhuisde in 1965 van de oude smederij an de Heufstroate hen un vurboude boerdereeje an ’t Meulenende in Deever. Het zou kunnen zijn dat de hoefstal tot dat jaar zo nu en dan nog is gebruikt.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de voorgevel van de voormalige smederij gemaakt op vrijdag 28 november 2020. In de oude smederij was toen voor de afwisseling een advocatenkantoor gevestigd.
De hoefstal van smederij Kloeze stond bij de nog steeds aanwezige boom.

Posted in Ambacht, de Kloeze, Heufdstroate, Verdwenen object | Leave a comment

De Kloeze is hen ’t Meul’nende verhuust

De gemeenteraad van Deever stemde op woensdag 20 mei 1964 in met de gedeeltelijke herziening van onderdelen van het uitbreidingsplan van Deever, waardoor het mogelijk werd dat de boerderij met adres Moleneinde 13 in Deever, die eigendom was geworden van de gebroeders Kloeze, verbouwd kon worden tot een autobedrijf en een benzinestation (verkooppunt van motorbrandstoffen).
De voormalige dorpssmeden Albert en Hendrikus (Rikus) Kloeze, die in de smederij/autogarage/benzinepomp an de Heufdstroate in Deever waren gevestigd, lieten over de ontstane mogelijkheid de boerderij tot autobedrijf te verbouwen geen gras groeien, want blijkens een advertentie in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van vrijdag 31 december 1965, stelde Simca Nederland N.V. hen op die dag aan als officieel Simca dealer voor Deever en omstreken. Voorwaar geen geringe prestatie. In de advertentie is de veel verkochte Simca 1000 te zien.
De redactie van ut Deevers Achief is op zoek naar foto’s van de verdwenen boerderij met adres Moleneinde 13, nu Moleneinde 37, in Deever. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie helpen aan een scan van een dergelijke foto ?

Afbeelding 2
De familie Kloeze was in de zestiger jaren van de vorige eeuw bezig met de overschakeling van dorpssmederij met inbegrip van het onderhouden van landbouwmachines naar autobedrijf met BP-benzinepomp. Bij de smederij is de onbruik geraakte hoefstal nog te zien. De redactie van ut Deevers Archief weet niet in welk jaar de foto is gemaakt en wie de maker is van deze foto, maar deze moet tussen 1957 en 1964 zijn gemaakt.

Afbeelding 1
Reclame van garage A. Kloeze, Moleneinde 13, Deever in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 31 december 1965.

Posted in Bedrief, de Kloeze, Meul’nende, Verdwenen object | Leave a comment

Hoe un neeje meister uut ekeus’n wödde

Het boek met de titel ‘Folmers en zijne tijdgenooten. Eene Drentsche novelle’ is geschreven door Hendrik Tillema uit De Wijk. Het boek is in 1868 verschenen bij uitgeverij K. van Hulst te Kampen.
Hoofdstuk 1 is gesitueerd in het gehucht W. en beschrijft het onderzoek naar de bekwaamheden van vijf gegadigden voor de vacante betrekking van meister an de skoele van het gehucht W..
Het mag duidelijk zijn dat uit de eerste alinea van hoofdstuk 1 blijkt dat het verhaal in het gehucht Wapse is gesitueerd, echter de schrijver had zijn verhaal ook met gemak in vele andere boerendorpen of boerengehuchten in het Drente van 1868 kunnen situeren.
De redactie van ut Deevers Archief heeft hier alleen het met humor en sarcasme en veel dialect geschreven hoofdstuk 1 van het genoemde boek weergegeven, zeg maar als een soort van gemakzuchige bladvulling.
Dit hoofdstuk 1 is ook letterlijk als bladvulling (bladzijden 2 tot en met 13) opgenomen in nummer 15/4 (december 2015) van het papieren blad Opraekelen van de heemkundige vereniging uut Deever.

Hoofdstuk 1

Stil en vredig, doch niet onaardig, ligt te midden van eene hier en daar onafzienbare heide, het gehucht W (redactie: Wapse). Verdeeld in vijf kluften of boerschappen, behoort het burgerlijk zoowel als kerkelijk, tot de gemeente D (redactie: Deever). Van de kom dier gemeente ligt het ongeveer een uur gaans verwijderd.

Wij bevinden er ons in het najaar van 182*. De aardappelen zijn gerooid. Op den esch moet hier en daar nog ’n akkertien met winterrogge bezaaid worden, doch overigens is er de noodzakelijkste veldarbeid geëindigd. Het rundvee verlaat des daags nog slechts eenige oogenblikken de stallen en wordt dan naar eene dorre weide gedreven, doch as ’t weer umslat en regenachtig wordt, zal ’t veur vaste op ezet moên worden. Geen wonder ! Allerhilligen is kort op handen. ’t Is opmerkelijk, dat de Drenthenaar, ofschoon over ’t algemeen afkeerig van alles wat naar de gebruiken der Roomsche kerk zweemt, in zijn dagelijkschen spreektrant, de Sinten, voor de verdeeling des jaars, behouden heeft. Zoo spreekt hij gedurig van Allerhilligen, Lichtmissen, St. Jan, St. Jaopek, enz. ’t Schöt dan nou, al ’n mooi stukkien, nao Allerhilligen too.

’t Vee is gemolken en verzorgd. De scheper is eenige oogenblikken eerder, dan overigens anders zijne gewoonte is, met de kudde huiswaarts gekeerd. De wollige langstaarten verdeelen zich in onderscheidene koppels, en zonder opzicht, begeeft elke koppel zich naar het voor hem bestemde hok. De scheper begeeft zich met zijnen hond, naar de woning waar hij (met zijn trouwen volgeling) in den kost is, ten einde daar het voor hem bestemde middagmaal, dat reeds eenigen tijd op de gladgeschuurde vuurplaat heeft gestaan, te gebruiken. Zoo Haarm! bin ie daor al’, spreekt de vrouw des huizes hem toe, ‘as ie wat eer ekomen had, haije good gelieke mit oeze volk kunnen eten. Jans is nao de schoele toe, want de boer is daor te hoope.’ Uit het verdere tusschen beiden gevoerde gesprek, waaraan nu en dan ook de andere huisgenooten deelnemen, komen wij te weten, dat de huisvaders van het gehucht W. (redactie: Wapse) dien avond in het schoollokaal zullen vergaderen, om onderzoek te doen naar de bekwaamheden van een vijftal sollicitanten, naar de vacante betrekking van onderwijzer te W. (redactie: Wapse) en na den afloop hiervan, tot de benoeming over te gaan.

Zoo was dan de stok of bongel, die in het voorjaar, ten teeken dat het schoolonderwijs gestaakt was, door den ring der schooldeur was gestoken, weggenomen. Twee kaarsen, eene op eene ledige flesch, de andere op een houten blok, dienen tot verlichting van het tochtige lokaal. Tusschen de planken der zoldering door, ziet men hier en daar een gat in het rieten dak, waardoor men tot de gevolgtrekking komt, dat het hier niet alleen tochten, maar ook lekken kan. De aanwezende personen hebben zich zelven en elkander reeds in een dikken tabaksdamp gehuld. Twee der laatst aangekomenen, geene wettige redenen voor hun te laat komen kunnende aanvoeren, worden met bijna eenparige stemmen, tot de vooraf vastgestelde boete van tien cents voor ieder die te laat komt, veroordeeld. Na vruchteloos protest, wordt de boete eindelijk pruttelend betaald.

De vijf adspiranten, hebben op eene in een hoek staande bank, plaats genomen en zien elkander ter sluiks, met niet zeer vriendelijke blikken aan. De boeren schijnen weinig notitie van hen te nemen, en hunne gesprekken loopen over geheel andere onderwerpen, dan over onderwijs en opvoeding. Deze en gene groep is druk bezig om de marktprijzen van rogge en boter te bespreken. Ginds is een paar ijverig bezig om de zwaarte van ’n onverstaandeg zwaor vaarken te taxeeren, dat tegen achttien cents per pond verkocht, en te Steenwijk op de stadswaag gewogen en afgeleverd zal worden. Elders hoort men klagen over het weinige hooi, dat in den afgeloopen zomer gewonnen is, en over het dunne beschot, dat het dorschen der rogge oplevert. Kortom, men kan uit de gesprekken der vergaderden volstrekt niet afleiden, met welk doel zij in het schoollokaal zijn saamgekomen.

Eindelijk nam Jans het woord. Daar hij een van de voornaamste eigenaren der marktegronden, en tevens jaren lang lid van den gemeenteraad was, was hij gewoon de boerenvergaderingen te leiden, vele zaken van algemeen belang te regelen, en kon door een en ander veel invloed op zijne gehucht- en marktgenooten uitoefenen. Wanneer de man als voorzitter het woord voerde, scheen hij dit nimmer te kunnen doen, zonder lange inleiding en voorloopige opmerkingen. Zoo begon hij thans mede te deelen, dat het schoollokaal sedert den 10 Mei slechts éénen keer was ontsloten, en wel bij gelegenheid van de veiling van het algemeene gras. Velen knikten hier toestemmend; trouwens elk een was overtuigd, dat de man de waarheid sprak. Maar, dat deze inleiding dienen moest om een paar der aanwezige pachters, hunne geldelijke verplichting van een vorig jaar in herinnering te brengen, wisten slechts zij, die in deze zaak betrokken waren. Waarlijk! men dwaalt, zoo men meent, dat de Drentsche landman in sommige zaken van teederen aard, soms niet zeer kiesch kan zijn.

‘Wij bint hier‘ vervolgde de spreker ‘dan ekomen om ’n neije meister an te stellen. Deur de dood van Zwarte Klaos bint we daortoo geneudzaakt’. Hierop volgde weder eene uitweiding waardoor Jans te kennen gaf, dat hij gaarne gezien zou hebben, dat men bij ’t onderzoek naar de bekwaamheden der sollicitanten, de adsistentie van den hoofdonderwijzer te D. (redactie: Deever) had gevraagd. Hier schudden eenigen der aanwezenden het hoofd, waardoor ze te kennen wilden geven ‘wij bint hier baos en hebt mit de meister van D. (redactie: Deever) niks te maken.’

Eindelijk volgde de voorstelling der sollicitanten. No. 1 Jan Hindriks uut de Graafschop, oud 48 jaren. Bijna twintig achtereenvolgende jaren had hij des zomers de provincieën Holland en Friesland bezocht om er gras te maaien. Toen zijne kameraden den vorigen zomer huiswaarts waren gekeerd, was hij door ziekte verhinderd geworden, hen te vergezellen. In Friesland achtergebleven, had hij om de tijdens zijne ziekte gemaakte onkosten te bestrijden, na zijne herstelling aldaar en in Drenthe, werk gezocht en gevonden. Voor eenigen tijd gehoord hebbende, dat er te W. (redactie: Wapse) een onderwijzer noodig was, had hij niet geaarzeld, zich voor deze betrekking aan te bevelen.

Hij kon volgens zijn zeggen good mit de penne umgaon, en was ’n baos in ’t zingen. Hij had lange genog in Holland verkierd, om in goed Hollandsch te kunnen leeren. ’t Kwam hem hiel veurdieleg. Nao schoeltied kon hij klompen en manden maken”. En wanneer hij te W. (redactie: Wapse) aangesteld werd, was hij dicht bij Friesland, en kon dan, wanneer des voorjaars de bongel op de schoeldeure ehangen werd, nao Friesland gaan om daar turfveen te baggeren, en wanneer dien arbeid des zomers ten einde liep, gras te maaien. Nee ! ’t was hum miseraobel veurdieleg. Zoo behoefde hij dan niet langer jaarlijks van de Graofschop nao Holland en omgekeerd te reizen. Zeer verlangend naar de plek waar eens zijn wieg op stond, was Jan Hindriks niet. Hij was in den rechten zin des woords een wereldburger. Waar hij het meeste geld verdienen, en het goedkoopst aan den kost komen kon, zou hij het eerst en het langst zijne tenten opslaan. Voor de schoonheden der natuur, even als voor die der vrouwelijke sekse, was hij ongevoelig. Van zijn uiterlijk is niets bijzonders te zeggen. De roode kleur van zijn vleezig gelaat werd nog aanmerkelijk verhoogd door een rooden doek, dien hij stijf om den hals gebonden had. Zijne kolossale gestalte gaf groote lichaamskracht te kennen. De blauwe kiel, die onze sollicitant gewoon was te dragen, had dien avond plaats gemaakt voor een kort buisje, en de van zware spijkers voorziene schoenen, vervingen de gewone plaats der groote houtsblokken.

Van het uiterlijke en innerlijke van Jan Hindriks niets meer te zeggen hebbende, stellen wij voor No 2. Ouderdom 36 jaar. Naam: Rieks de Snieder, doch om zijne gebogene gestalte algemeen en beter als kroeme Rieks! bekend. Over zijn vaal gelaat, hingen zijne roode haren, sluik neer. Hij was uit de gemeente Z. afkomstig, waar zijne zaken in den laatsten tijd sterk achteruitgegaan waren, doordien onze held te sterken lust gevoelde, om op godsdienstig gebied als kampvechter, tegen den predikant en vele notabele ingezetenen dier gemeente, op te treden. Wijl hij daardoor niet zelden onrust verwekte, en ’s mans eerlijkheid bij velen niet boven alle bedenking verheven was, verloor hij te Z. eindelijk geheel en al de weinige achting, die hij er voorheen genoten had. Een en ander had ten gevolge, dat hij besloot, niet alleen de gemeente Z. voor goed te verlaten, maar tevens zijn handwerk, tegen een volgens zijne zienswijze, gemakkelijker ambt, te verwisselen. Doorkneed, als hij meende te zijn in de leer van den catechismus, dien hij even als de meeste psalmen letterlijk van buiten kende, dacht hij hierdoor, alsmede om zijne bijbelvastheid en welbespraaktheid, de meeste aanspraken op de vacante betrekking te kunnen doen gelden.

No 3. was iemand, wien het duidelijk was aan te zien, dat hij een zeer teringachtig gestel bezat, dat hem voor zwaren handenarbeid ongeschikt deed zijn. Ouderdom 22 jaar, bekwaamheden geene.

No 4. Een boerenzoon 20 jaar oud, ingezeten van het gehucht W. (redactie: Wapse) en aldaar algemeen onder den naam van Jan de Wiesneuze bekend. Tot in zijn negentiende jaar had hij des winters trouw de gehuchtsschool bezocht, en daar met den overleden onderwijzer Zwarte Klaos, het hoogste gezag gedeeld, echter niet altijd in vredelievenden geest. Tusschen de meister en wiesneuze was er gedurig oneenigheid over de uitoefening der tucht en de handhaving van het gezag ontstaan, die soms tot hevige tooneelen aanleiding gegeven had. Zulke wiesneuzen in de school te moeten dulden, was in voorgaande jaren, voor vele bijschoolhouders in Drenthe, een waar kruis. Alle tucht en orde, zooals ze meenden, ontwassen zijnde, verkeerden zij met den meister meestal op eenen te gemeenzamen voet, waarvan door hen niet zelden misbruik gemaakt werd. No 4. had hoegenaamd niets, dat hem aanbeval, als dat hij lange schoele elegen hadde en dat hij den meister in de handhaving der tucht tegenover jongere wiesneuzen, dikwerf geholpen had.

Eindelijk komt de beurt aan No. 5. Wij zien in hem een jongeling, die zich door zijn gunstig uiterlijk en door zijne bescheidenheid aanbeveelt. Wat hem inzonderheid bij de boeren te W. (redactie: Wapse) had moeten aanbevelen, was zijne acte als onderwijzer en de gunstige getuigschriften, die hij van den schoolopziener van zijn distrikt en van den man, bij wien hij zijne opleiding ontvangen had, overlegde. Hendrik Folmers, zoo heette onze sollicitant, was hoewel een Drenthenaar van geboorte, niet van Drenthsche afkomst. Zijn vader was landsambtenaar geweest te S. (redactie: Smilde). Hier werd zijn huwelijk met de geboorte van twee zonen en eene dochter gezegend. Vrede en liefde heerschten in het huisgezin. Doch donkere wolken pakten zich boven de hoofden van ’t gezin te samen. De beide echtelingen werden op het ziekbed geworpen, en toen de moeder uit den bewusteloozen toestand ontwaakte, waarin ze ten gevolge van hare ziekte langen tijd verkeerd had, was zij weduwe geworden. Wij verwijlen niet bij, hare smart. Van een zeer gering jaargeld moetende leven, waren hare zorgen vele. Doch dit was niet het eenige dat haar ter neder drukte. Zij dacht aan de toekomst van haar kroost. In haren oudsten zoon meende zij een goeden aanleg te ontdekken, en in deze meening werd zij versterkt door den onderwijzer, bij wien hij ter school ging. Na onderling beraad werd besloten, dat hij na zijn twaalfde jaar voorloopig nog te S. (redactie: Smilde) zou blijven schoolgaan. Dat de knaap de gunstige verwachting zijns Onderwijzers en die zijner moeder niet te leur stelde, blijkt daaruit, dat hij op zijn 16e jaar den vierden, en op zijn achttiende jaar den derden rang, als onderwijzer verkreeg. Nadat hij van zijn zestiende jaar af als ondermeester bij zijn gewezen onderwijzer was werkzaam geweest, had deze hem, na het verkrijgen van den derden rang, aangeraden van standplaats te verwisselen. Geen wonder dus, dat wij, onder de sollicitanten, die naar de betrekking van onderwijzer te W. (redactie: Wapse) stonden, Hendrik Folmers aantreffen, te minder daar de woonplaats zijner moeder slechts ruim drie uren gaans van daar verwijderd lag.

Wij hebben nu de sollicitanten voorgesteld en zullen thans iets mededeelen van het vergelijkend examen, dat door Jans, hierin bijgestaan door al de huisvaders van W. (redactie: Wapse), werd afgenomen. Koman volk !’ zoo ving hij aan, ‘wij zult deenen te begunnen.’ Hierop werd door den spreker voorgesteld, om met elkander te zingen Ps. 119, v. 3. ‘Deze baos daor’ , ging hij voort op Jan Hindriks wijzende ‘zal wel veurzingen willen.’ Hieraan werd door dezen gereedelijk voldaan. En al kon de stem des voorzangers niet op groote helderheid aanspraak maken, hij leverde toch het bewijs, dat hij een paar krachtige longen bezat, hetgeen te meer uitkwam, daar kroeme Rieks herhaaldelijk pogingen aanwendde, om hem te overschreeuwen. ‘Nou zullen we de meisters liet de president, na den geëindigden zang, zich hooren ‘mit de condities bekend maken.’ De goede man had dezen term dikwerf van den Notaris, bij publieke verkoopingen, gehoord. Uit de door hem medegedeelde voorwaarden bleek, dat de aan te stellen meister te W. (redactie: Wapse) zou genieten een jaarlijksch traktement van twaalf gulden, en van elk bij hem ter school gaand kind, een halven stuiver in de week. Verder zou hem ten gebruike worden afgestaan een akkertje op den hoek der esch gelegen, algemeen bekend onder den naam van ’t meisterlaand, en tevens het recht om eenige schapen in het heideveld van W. (redactie: Wapse) te weiden, onder de hoede van den scheper. De meister zou bovendien kost en inwoning genieten, onder dien verstande, dat hij bij iederen boer, die te W. (redactie: Wapse) woonde en schoolplichtige kinderen had, beurtelings eenige dagen in den kost zou gaan. Ter tegemoetkoming van hem, bij wien hij in de slaopsteê kwam, zou de meister gehouden zijn, des morgens bij het dorschen de behulpzame hand te bieden. Wanneer de meister wat redelek was, had hij veul aventuur om begunstigd te worden met de levering der schoolbehoeften. ‘Maor’, hier liet een der boeren zich hooren, ‘dan mussen ze neet doon as Zwarte Klaos edaone had. Hij wol de man niks te nao komen, maar bij tiên had hij veur ’n harst pampier twie centen, en veur twie pennen ’n halve stuver erekend. En dan wassen de pennen wat gou an ’t ende west.’  ”k Wil ’t leuven!’ viel Jan de Wiesneuze in ‘hij versneed mit ’t vermaken de pennen soms hielemaol. ’t Is mij niet klaor, of hij ’t pennenvermaken niet good kon, dan of hij er zooveule of sneê, om meer pennen te kunnen verkoopen.’ Wel wus hij, dat Zwarte Klaos in de leste tied, veul in de schoele had laoten schrieven, um daordeur ’t makkelek te hebben en veul pampier te kunnen verkoopen.‘Stilte volk !’ begon weer de president, ‘wat de pennen en ’t pampier betreft, dat komt later. Wij kunt die dingen mit de neije meister ’t beste overleggen. En wat meer is’, hier richtte hij zijn oog op Jan de Wiesneuze, ‘Zwarte Klaos is dood en kan zuk neet verantwoorden.’ Uit de verder door hem medegedeelde voorwaarden bleek, dat aan den onderwijzer de verplichting werd opgelegd, des voormiddags van tien tot twaalf, en des namiddags van half twee tot vier uur, school te houden. Hoe de onderwijzer zich in de school had te gedragen, zou hem door eene verordening, door het plaatselijk bestuur ontworpen en door den schoolopziener goedgekeurd, worden medegedeeld. ‘Wij kunt’, besloot de spreker, ‘als elk en iene mit de condities tevreën is, tot ’t vergeliekend exaomen overgaon.’

Wij zullen niet trachten de koddige tooneelen, die er voor en bij ’t examen plaats grepen, breedvoerig mede te deelen. Jan Hindriks verklaarde, dat hij wat het traktement betrof ’t wel ’n tikkeltien minder zou willen doen, en dat hij ’s avonds na volbrachten arbeid in de school, voor de lieden bij wie hij in den kost was, zoo ze hem goed behandelden, klompen zou willen maken, en manden vlechten, mits men hem hout en teenen verschafte, en terstond tot zijne benoeming overging.
Kroeme Rieks nam met de gestelde voorwaarden genoegen, en wilde zich gaarne aan een examen onderwerpen, opdat daardoor zijne bijbelkennis en vastheid in de leer zouden kunnen blijken. Echter deed hij de vraag, indien de keus op hem mocht vallen, of het hem niet vergund zoude zijn, om ’s morgens in plaats van te helpen dorschen veur de luu te meugen sniederen’.
No. 3 bleef bescheidenlijk zwijgen.
De vader van No. 4 bracht in het midden, dat as men zien zeune Jan benuumde, ’t akkertien op de nes, tot zoo lange zien zeune trouwde, verhuurd kon worden, en dat hij zien zeune zölfs in de kost bleef holden. ‘As men’, besloot hij ”n ingezeten, dee ’t waark hier in de schoele en de kiender kent, anstelt, wint de boerschop de kost uut, en komt de huure van ’t akkertien, ten bate van ons allemaol.’
No. 5 nam met de gestelde voorwaarden genoegen.
Eindelijk stelde nog de scheper, die na haastig zijn middagmaal te hebben gebruikt, ook in de vergadering verschenen was, bij wijze van amendement voor, dat de schapen, die de nieuw te benoemen onderwijzer in het gehucht zou willen invoeren, eerst door hem zouden moeten onderzocht worden, opdat er geene schurftige onder de kudde kwamen. ‘Mos ’n olderling’, hier vestigde de man zijn oog op Jans, ‘waken, dat er gien wolven in de giestelieke kudde kwamen; hij mos zörgen, dat er niks verkierds in de kudde kwam, dee hum toovertrouwd was.’

Bij het nu volgende examen gaf Jan Hindriks zoo vele bewijzen van onbekwaamheid, dat er van zijne benoeming geen sprake kon zijn. De man kende ter nauwernood de tafel van vermenigvuldiging. En toen hem in zeker oud schoolboek, dat toen nog hier en daar in zwang was, de namen Qaudragesima, Quintilianus en meerdere anussen en gesima’s ter lezing werden opgegeven, zei de man, dat dit heksentaal was.
Rieks verschafte den president veel moeite en gaf zelfs aanleiding tot oneenigheden onder de boeren. Hem werd opgegeven om zeker Evangelisch gezang te zingen, waarop hij antwoordde, dat de Heere hem bewaren zol, om zukke Baoälsleeder te zingen. Hierop bracht hij in het midden, dat men bij het woord Gods niets toe mocht doen, en dat de gezangen er aan toegevoegd waren geworden, door den wil eens menschen, waarop de president na eenige opmerkingen besloot met te zeggen, dat men de belijdenis des geloofs, den catechismus enz. volgens de redenering van Rieks, dan evenmin gebruiken mocht, dewijl zij ook tot het woord Gods waren toegevoegd geworden. Verder moest de sollicitant niet vergeten, dat hier geene godsdienstoefening, maar een examen gehouden werd, en dat zij, die daaraan wenschten deel te nemen, geene wetten hadden voor te schrijven, maar aan de bepaalde verordeningen zich hadden te onderwerpen. Hierop volgde weer eene levendige discussie, naar aanleiding van Rieks opvatting, van het ‘men moet Gode meer gehoorzamen dan de menschen’, waarbij volgens de meening van vele der aanwezigen, de kleermaker het recht aan zijne zijde had. Elk een wonderd over de smeuje bek van Rieks. Doch toen hem werd opgedragen, eenige Nederl. (redactie Nederlandse) Ellen en Palmen in oude maat, en oude Ellen en Duimen in Nederl. (redactie: Nederlandse) te herleiden, ging dit zijne bevatting te boven. ”n Tummerman’, zoo drukte hij zich uit, ‘had wel doemen en misschien ook wel strepen op de doemstok staon, maor op ’n gewone elle, stunden niks anders as vörrels en halfvörrels. Hij had lange nog mit de elle ummegaone, um dit good te wieten. Maar misschien was dit wel nije leere. ’t Olde geloove deugde volgens sommegen ook neet meer, zoo zol ’t ook wel mit de elle waezen. Hij had mit die neijegheden niks op, en höld zuk an ’t olde.’ Niettegenstaande zijne ombeschaamdheid, was de publieke opinie over het algemeen gunstig voor hem, doch toen ’s mans schrift te voorschijn kwam en ter sprake werd gebracht, werd er algemeen geoordeeld, ‘dat ’n kleine schoeljonge beter mos kunnen schrieven.’
Aan No. 3 werd opgedragen een bekend psalmvers te zingen; doch toen hij reeds bij den tweeden regel, deerlijk van de wijs raakte, werd niet alleen hierover, maar ook over zijn geheelen persoon, een afkeurend oordeel uitgesproken.
Wat Jan de Wiesneuze betreft, het bleek, dat hij, naar ’t zeggen der boeren ‘neet veur nimmedal zo lange schoele had elaegen.’ Indien er geen No. 5 was geweest, men zou hem zekerlijk tot meister benuumd hebben.
‘Nou is hier nog Folmers’, begon de president, ‘dee ons ’n acte hef mitebracht, waaruut bliekt, dat hij al twie examens hef ofelegd. Ik leuve, dat het dwaos van ons zal wezen, om hum in alles to examenieren. Dee hum de acte egeven hebt, bint ander kerels as wij. ’n Bewies van bekwaomheid tot schoelholden en ’n getuugschrift van good gedrag, hef hij ons ook laoten zeen.’ ‘O’, merkte hierop een der boeren aan, ‘as ie hum hier hebben wilt, dan hadden wij ’t hiele examen wel achterwege kunnen laoten.’ Het recht, dat zij bezaten om te examineeren, lieten zij zich door geene heeren uit Assen uit de handen nemen. En ’n geëxamenierde meister verdiende volgens zijne meening in het geheel geen vertrouwen. Zoo had men onder anderen, te S. (redactie: Smilde) ook ’n geexamenierde veearts, maar die niet de minste kennis bezat. ‘Hooge rekeningen schrieven, dat kon hij’. Bij ’t kalven der koeijen, had deze en gene boer getoond, veel beter hulp te kunnen verleenen, dan de veearts. Zoo was ’t ook met geëxamenierde dokters. De mulder te N. en de duvelbanner te Steenwiek, wisten beter en goedkooper raad te verschaffen, dan alle geneesheeren in Drenthe. ‘En komt maor ies’, zoo besloot de spreker zijne rede, ‘as er wat van oe esteulen is bij de scholte of bij ’n advekaot. Ze wieten gewoonlek nargens van, maor kom ook iets bij de duvelbanner ?’ Nee, ’t kon en zol unit ’n geëxamenierde schoelmeister wel krek zoo wezen, as mit alle geëxamenierde luu.’ ‘Men mos’, zooals hij zich uitdrukte, ‘gien katte in de zak koopen, en zuk niks deur de Asser heeren in de handen laoten stoppen.’ Daar zijne woorden in de vergadering weerklank vonden, werd er besloten, dat Hendrik Folmers en Jan de Wiesneuze, na eenige regels geschreven en eenige rekenkundige voorstellen opgelost te hebben, een mondeling examen zouden ondergaan, loopende over geschiedenis en aardrijkskunde. Door middel, van voor dien tijd goede handboeken, gelukte het den president en eenige boeren, sommige vragen te doen, die beantwoord konden worden. Wij weten echter niet wat komischer was, de wijze waarop de vragen soms ingekleed en voorgesteld werden, of de manier waarop Jan de Wiesneuze meende, ze te moeten beantwoorden. ’t Gevolg van een en ander was, dat menigeen, die misschien met recht van meening was, dat elk geëxamineerde geen heksenmeester was, tot de overtuiging geraakte, dat Hendrik Folmers een geleerde bol was. Wel was er, volgens de zienswijze van sommigen, iets op zijn zingen aan te merken, daar hij de gewone loopjes en de sierlijke, draaingen bij ’t zingen van psalmen niet scheen machtig te zijn. Maar anders had hij eteund wied genog de baos te wezen.

Nadat het onderzoek naar de bekwaamheden der sollicitanten was afgeloopen, stelde Jans voor, dat deze, omdat ze zoo deksels mit de kop ewaarkt hadden, zich zouden verwijderen. Zij zouden zich nao Roege Garriet begeven, waor de olde meister altied in de slaopstee ewest hadde. Daor zouden ze op koffie en stoetebruggen onthaald worden. De uitslag der beraadslaging over de benoeming, zou hun misschien nog denzelfden avond, bekend worden gemaakt. De sollicitanten verwijderen zich; en in het schoollokaal te W. (redactie Wapse) werd, na eenige discussie, door de boerenvergadering bij meerderheid van stemmen benoemd tot onderwijzer der jeugd aldaar, Hendrik Folmers. Toch had het Jans eenige moeite gekost om deze benoeming door te drijven. De vader van Jan de Wiesneuze had zich reeds lang voor het examen van een aantal stemmen voor zijnen zoon meester gemaakt. Deze brachten bij de beraadslaging over de benoeming in het midden, dat Folmers wel eenige vragen had beantwoord, die Jan had laoten zitten, maor wat betiekende dat? As Jan neet wis, waor Chinaò of Jepan of meer van die vrömde laanden laggen, wat zol dat? Allemaol ballast! De kiender hoofden neet nao dee vrömde laanden too te gaon, en hadden er niks mit te maken. ’t Was beter, dat ze de weg good deur Drenthe leerden. En wat hadden ze te maken mit dee olde kerels, die al lange dood wassen, zooals Olde Sander de groote, mit zien oorlogen! Mit Greeken en Parzen en al dat olde volk? Stund je niks van in de biebel ? ’t Was beter, dat ze wisten van Groote Willem, hoeveul schaopen dat dee bij de koppel mog doen enz. Jan was mans genog om dit de kiender te leeren. Men wus wee Jan was. ’t Was ’n jendarege jongen. Maor de Smildegers ? ’t Was al gelieke ligt volk. Enkele boeren zeiden, voor Rieks te zullen stemmen. ’t Was wel waor, hij schreef neet mooi, maar ’t kereltien was biebelvast. Wat hölp al dat mooije geschrief? Wat dat veule rekenen ? As men maor good antiekenen en berekenen kon wanneer de koên mossen kalven, en de motte biggen mos kriegen en de meere ’t vul. Wat hölp al dee geleerdheid en al dee wiesneuzerij”. Gelukkig dat Jans door het verlichtste deel van W’s (redactie Wapse’s) ingezetenen bijgestaan, deze en gene redenen wist te ontzenuwen. Sterk deed hij uitkomen, dat men thans, volgens de wet, verplicht was een geëxamineerd onderwijzer te benoemen. ‘Men mos ook neet denken’, vervolgde hij, ‘dat men juust hier de wiesheid in pacht had. Dee in de regiering zatten wassen ook gien kwaojongens, al luup er ook ’n enkelde onder, dee soms kwaojongersstreken dee. Geleuf ook maor’, ging hij voort, ‘dat de scholte en doomeneer wanneer we de bekwaomste neet neemt, biester kwaod zullen wezen. Misschien hebben we dan umtied te wachten, dat de pestoor er ’s Zundags in zien preke, er nou en dan op smeelt.” Na deze en dergelijke redenen besloot men tot de stemming over te gaan, waarbij bleek, dat het gezond verstand van velen had gezegevierd. Hierop werd besloten, dat Jans aan Folmers van zijne benoeming zou kennis geven, en dat hij den nieuwen onderwijzer, daags nao Elf Duzend aan de kinderen zou voorstellen. Toen daarop de voorzitter nog de opmerking maakte, dat wegens het vergevorderde uur de sollicitanten niet wel de terugreis konden aanvaarden, namen terstond eenige der meest gegoede ingezetenen op zich, om hun nachtverblijf aan te bieden. Hierop scheidden de vergaderden.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in het verhaal de woorden, die niet in het Nederlands, maar in dialect zijn geschreven, cursief en in vette letters weergegeven. Het mag duidelijk zijn dat de uit De Wijk afkomstige auteur niet schreef in het dialect dat in de gemiente Deever werd gesproken en ook is te merken dat de auteur al langere tijd in het Westen verbleef. De redactie heeft de cursief en in vette letters overgezet naar ut Deevers en waar nodig overgezet in het Nederlands.
’n akkertien
= un akkertie
as ’t weer umslat = as ut wièr umslat = als het weer omslaat
’t veur vaste op ezet moên worden = ’t veur vaaste op eset möt’n wöd’n = vast op stal gezet moet worden.
Allerhilligen = Allerhilligen = Allerheiligen (1 november).
St. Jaopek = Sunt Joapik = Sint Jacobus.
’t Schöt dan nou, al ’n mooi stukkien, nao Allerhilligen too. = ’t Schöt al un mooi stukkie hen Allerhilligen = Het schiet al mooi op naar Allerheiligen.
Zoo Haarm bin ie daor al ! = Zoo Haarm, bin ie ur a = Zo Harm, je bent er al.
As ie wat eer ekomen had, haije good gelieke mit oeze volk kunnen eten. = Ai’j wat èerder ekoo’m waar’n, hai’j glieke mit oense volk könn’n eet’n. = Als je wat vroeger was gekomen, dan had je gelijk met ons volk kunnen eten.
Jans is nao de schoele toe, want de boer is daor te hoope.
= Jans is hen de skoele, want de boer is doar te hoope. = Jans is naar de school, want de boeren komen daar samen.
Bongel = Bongel = Stok.
Wij bint hierdan ekomen om ’n neije meister an te stellen. = Wee bint hier ekoo’m um de neeje meister an te stell’n = Wij zijn hier gekomen voor het aanstellen van de nieuwe onderwijzer.
Deur de dood van Zwarte Klaos bint we daortoo geneudzaakt
= Dit is te veel vernederlandst dialect.
’n onverstaandeg zwaor vaarken = un onvurstaandug zwaor vaark’n = een onverstandig zwaar varken (een te vet gemest varken).
Wij bint hier baos en hebt mit de meister van Deever niks te maken. = Wee bint hier boas en hept mit de meister van Deever niks van doon. = Wij zijn hier de baas en hebben niets te maken met de schoolmeester van Deever.
uut de Graafschop = uut de Graafschop = uit de Graafschap.
Hij kon good mit de penne umgaon, en was ’n baos in ’t zingen. = Hee kön good mit de penne ummegoan en was un boas in ut sing’n = Hij kon goed omgaan met de pen en was een baas in het zingen.

De redactie zal bij beschikbare tijd en zeker niet met geschwinde spoed en in gestrekte draf beetje bij beetje de rest van de in dialect geschreven zinnen in ut Deevers vertalen.
Dit geeft
personen die ut Deevers echt willen gaan beheersen, zoals kiender van Deeversen die ut Deevers neet meer van heur Deevers proat’nde vae en mow hept elièed, of Drentenierders (import) die druk en ernstig bezig zijn met een indeeveringscursus Deevers op Drift, de hiervoor weergegeven leerstof tot zich te nemen,.

Posted in Deevers | Leave a comment

De QualiteitsbrinQ van Deever

De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever hebben een dichtgetimmerde en onverbuigbare regeling met de citeertitel Beleid- en beheerplan Brinken gemeente Westenveld. Nota bene: zelfs de citeertitel van het plan lag vast.
De Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever hebben zich in het overbodige herbestratingsproject ‘Deever op Dreef’ ook’ een tijdje bezig gehouden met de Qualiteit van de brinQ van Deever. Maar is daarbij uitvoering gegeven aan het Beleid- en beheerplan Brinken gemeente Westenveld ?

De gemiente Deever is helaas onderdeel geworden van de gemeente Westerveld ! Westerveld ? Nooit van gehoord ! Waar ligt in hemelsnaam Westerveld ? Is dat niet de naam van een crematorium of een vuilstortplaats ?

Al direct in paragraaf 1 ‘beleidsvisie brinken’ van het door de Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Aan De Gemeentehuislaan in Deever vastgestelde brinkenplan begint het overduidelijke dure adviesbureau-geleuter en -gezever over de bomen. Lees daarvoor het volgende afschuwelijke volstrekt onbegrijpelijke abracadabra-kippenvel-citaat:

Evenals de paragraaf ‘van functie naar visie’ (redactie: je zou verwachten dat zo’n paragraaf ‘van visie naar functie’ zou heten) in het vastgestelde bomenbeleid van de gemeente, zijn de bomen die staan op de verschillende brinken beeldbepalend in het dorp of in enkele gevallen daarbuiten. De brinkbomen zijn bepalend voor de structuur van het dorp en vormen een bijdrage aan de leesbaarheid van de historische ontwikkeling van het dorp, geven hier identiteit aan, spelen een rol in de milieukwaliteit, verzachten de harde lijnen van de gebouwen en infrastructuur rond de brink en hebben een lange levensloop. De visie van de gemeente Westenveld is er op gericht om de bestaande brinken haar oude vorm te laten behouden of te herstellen, wat van groot belang is en blijft voor de herkenbaarheid van het dorp en de leefbaarheid voor haar inwoners.

Het is natuurlijk zo dat de brinQ van Deever al lang niet meer haar oude Qualiteit en vorm (welke oude Qualiteit en welke oude vorm ?) heeft. De brinQ in Deever is zelfs geen origineel Saksische brink. Dat is ie nooit geweest.
De ‘leesbaarheid van de historische ontwikkeling’ (is een brinQ een geschiedenisboek ?) van de brinQ van Deever is na de grote vernieling door de Hoge Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Gemeentehuis Aan De BrinQ in Deever in de feodale meiboomiaanse jaren 1955-1956-1957, en beetje bij beetje in de jaren daarna, volledig te niet gedaan. Ech wè.
Dus zullen de Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Van De Gemeente Westenveld Aan De Gemeentehuislaan in Deever toch nog flinQ wat geld moeten steken in het herstel van een soort van soort van oude Qualiteit en vorm van de brinQ van Deever. Maar dat zal wellicht worden getorpedeerd door de politieke krachten buiten de gemiente Deever (Deever hef ut roadhuus an de gemientehuuslèène, dus moei neet seur’n, wee bint now an de beurte).

Maar wat is de oude Qualiteit en vorm van de brinQ van Deever ?
Is ut de Qualiteit en de vorm uut seg moar 1925 ?
Is ut un brinQ mit un braandkoele en un vreding um de braandkoele ?
Is ut un brinQ mit un vreding um de kaarke (want biest’n mögt neet op de kaarkhof loop’m) ?
Is ut un brinQ mit un liek’nhüsie ?
Is ut un brinQ mit slietpèèd’n ?
Is ut un bijna boomloze brinQ en veule es’n op de kaarkhof ?
Is ut un brinQ sunder toerist’nindustrie ?
Is ut un brinQ mit un boer’ncafé ?
Is ut un brinQ mit de olde boerdereej’n (aarfgood) ?
Is ut un brinQ sunder auto’s ?
Is ut un brinQ sunder ut megalomane meiboomiaanse gemientehuus van de gemiente Deever ?
Is ut un brinQ woar ut skoltehuus vaaste sit an de skolteboerdereeje ?
Of is ut de Qualiteit en de vorm uut 1910 of 1890 of 1832 ?

Of naaiden de Hoge Dametjes En Heertjes Van De Voorkant Van Het Gelijk In Het Raadhuis Van De Gemeente Westenveld Aan De Gemeentehuislaan in Deever de Deeverse gemeenschap met het project ‘Diever op Dreef’ (democrasietje spelen met geld van de belastingbetaler) een grote flapoor aan en lieten ze vervolgens hun eigen fantasie en de fantasie van het voor veel geld ingehuurde dure en chique adviesbureau de vrije loop gaan ? De Deeverse gemeenschap mocht meemummelen en meemompelen met de ambtenaren. Echt wè. Meebeslissen ? Echt neet.

Het doorlópen van het proces BrinQ (de Q van Quality; spreek uit kwalleti), als onderdeel van het project ‘Diever op Dreef’ was verloren tijd en het daarvoor uitgegeven belastinggeld was weggegooid geld. Echt wè.

We moeten ons wat betreft de brinQ van Deever geen zorgen maken over een nabij of ver verwijderd later.
Voor het beste voor de brinQ van Deever zullen we ons inspannen.
En des te meer we ons voor de brinQ van Deever inspannen, des te meer we deze brinQ zullen vernielen.

Posted in Brink | Leave a comment

Brandwièrpost Deever is weg ekrömp’m

In de webstee gemeentewesterveld.nl van de gemeente Westenveld is op 10 september 2013 het navolgende bericht over de sluiting van de brandweerpost Diever geplaatst.

Het college van Burgemeester en Wethouders van Westerveld stelt aan de gemeenteraad voor, de brandweerzorg per 1 januari 2014 vanuit de posten in Havelte, Vledder en Dwingelo te organiseren. Dat betekent dat het college voornemens is om de post in Deever te sluiten.
Burgemeester Jager: “Het college beseft dat dit voorgenomen besluit een enorme impact heeft op de vrijwilligers van de post. Het uitoefenen van het brandweervak is niet zomaar een hobby. Het is een passie waarvoor deze mensen zich enorm inzetten. Daarom heb ik namens het college maandagavond 9 september eerst de vrijwilligers van de te sluiten post op de hoogte gebracht”.
Door de brandweerzorg vanaf 2014 vanuit drie in plaats van vier posten te organiseren kan de gemeente Westerveld een structurele bezuiniging realiseren. In een eerdere bezuinigingsronde in 2010 bleef de brandweer grotendeels buiten schot, maar bij behandeling van de tweede bestuursrapportage 2012 besloot de gemeenteraad een taakstellende bezuiniging op te nemen en werd de bijdrage van Westerveld aan brandweer Zuidwest Drenthe met € 250.000 naar beneden bijgesteld. Ook is binnen de regio een regionale taakstelling opgenomen van twee keer 5%. Het afgelopen jaar heeft het college van Westerveld verschillende mogelijkheden onderzocht om de taakstellende bezuiniging te realiseren. Hieruit blijkt dat het organiseren van de brandweer in Westerveld vanuit drie posten mogelijk is.
Met de organisatie van de brandweerzorg vanuit de posten in Havelte, Dwingelo en Vledder blijft het grotendeels mogelijk om binnen vijftien minuten na alarmering bij een incident te zijn. Voor de huizen en bedrijven buiten deze aanrijtijd neemt de gemeente in samenwerking met de Veiligheidsregio aanvullende maatregelen, zoals het plaatsen van rookmelders en het geven van voorlichting aan bewoners en gebruikers. Het college stelt aan de gemeenteraad voor, in totaal € 40.000,- beschikbaar te stellen voor het opstellen en uitvoeren van deze preventieve maatregelen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief

Moeten de Deeverse Dorpskrachten, die zich vrijwillig voor incidentbestrijding (brandweerzorg is een verkeerd Nederlands woord, dat gelukkig steeds minder wordt gebruikt) inzetten, zich straks thuis in hun brandweerpak hijsen, om zich vervolgens in eigen vervoer, per tweewieler of per vierwieler naar een plaatselijke brand te spoeden of worden ze op 1 januari 2014 bedankt voor bewezen vrijwillig verleende diensten ?
Weer een vet signaal van krimp in de gemiente Deever !
Is het de bedoeling dat de brandweerpost van Deever, zie de foto, wordt afgebroken ?
Of kan het verhuurd worden als clublokaal aan de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, dat wil zeggen de plaatselijke heemkundige vereniging ?
En wat gaat met het materieel gebeuren ? Wellicht zal dit verkocht worden en zullen van het geld incidentdetectiesystemen worden gekocht voor de huizen in bijvoorbeeld Zorgvlied, Wateren, Olde Willem, Wittelte en ’t Moer ?
Wellicht kan het brandweerembleem boven de linker garagedeur worden geschonken aan de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, dat wil zeggen de plaatselijke heemkundige vereniging.

Posted in Braandwièr, Deever, Dorpskracht, Krimpsignaal | Leave a comment

Un waetervaarfskildereeje van un olde boerdereeje

De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. (Jaap van Zyderveld, Jacob Maria Zijderveld) heeft het bijgaand afgebeelde impressionistische waterverfschilderij in 1975 op papier gemaakt in de gemiente Deever. De titel van het waterverfschilderij is gewoon Diever. Het schilderij heeft een breedte van 47 centimeter en een hoogte van 40 centimeter. De kunstenaar heeft het schilderij in de rechter benedenhoek van zijn handtekening voorzien. De schilder heeft het kunstwerk in de linker benedenhoek van de naam Diever en het getal 75 (het jaar 1975) voorzien. De kunstenaar Jaap van Zijderveld sr. is geboren op 25 september 1919 in Den Haag en is overleden op 8 maart 1985 in Den Haag.
Niet bekend is de plaats waar de kunstenaar voor het maken van dit schilderij heeft gezeten. De redactie van ut Deevers Archief schat in dat dit fraaie schilderij in Deever op ut Kastiel of misschien wel in Oll’ndeever is gemaakt. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief weet welke boerderij hier is geaquarelleerd ?

Posted in Kuunst, Tiekening | Leave a comment

Zorgvlied lig skier teeg’n de Dreins-Freese grens an

De redactie van ut Deevers Archief laat zijn zeer gewaardeerde bezoekers graag meegenieten van bijgaande afbeelding van ut goeie olde Zorgvlied. De nostalgisch aandoende sepiakleurige afbeelding is gepubliceerd in het geïllustreerde familieweekblad voor Friesland met de naam Fan Fryske Groun (Van Friese Bodem), 2e jaargang, 1927-1928, 14 oktober 1927. De foto voor deze afbeelding zal eerder dat jaar zijn gemaakt, de bladeren zitten aan de bomen.
In die tijd ging een verslaggever van dit weekblad nog op zijn fiets en met zijn fototoestel op pad voor het maken van een reportage. De verslaggever had voor de gelegenheid even de journalistieke vrijheid genomen de Friese Bodem te verlaten en was voor het maken van deze foto een paar honderd meter de Drents-Friese grens overgestoken. En wellicht heeft de verslaggever daarna even een kopje koffie gedronken in café De Harmonie, een eindje verderop in het dorp. Bij de redactie zijn geen ansichtkaarten van dit dorpsgezicht uit die periode bekend.
Links naast het nieuwe kerkgebouw van de rooms-katholieke geloofsgemeente is zichtbaar het Witte Huis, de woning van de pastoor. Deze woning bestaat niet meer. Rechts naast het kerkgebouw met de naam Heilige Andreaskerk staan de vijf woninkjes van het Sint Anthonij Gasthuis. Twee woninkjes hadden een dakkapel. De vijf woninkjes bestaan niet meer. In het achterhuis van het grote witgekalkte huis aan de rechterkant was een klompenmakerij gevestigd. Dit huis is later afgebrand. De redactie weet niet of de zichtbare weg in 1927 al was verhard en toen al Dorpsstraat heette.
De redactie van ut Deevers Archief heeft de kleurenfoto van de Dorpsstraat gemaakt op donderdag 4 november 2017.

Posted in Verdwenen object, Zorgvliet | Leave a comment

Ut hunnebedde D52 noa ut knutselwaark in 1953

De grote archeoloog professor doctor Albert Egges van Giffen schreef in 1918 over hunnebed D52 in de Stienakkers an de Grönnegerweg bee Deever:  “Het hunebed verkeert in geheel vervallen staat, zoodat zelfs enkele hoofdbijzonderheden nauwelijks herkenbaar zijn; het geheel is dan ook zonder meer niet reconstrueerbaar”.
Duidelijker en directer uitgedrukt: het hunnebed was één grote niet te reconstrueren hoop stenen.
Toch zou volgens professor doctor Albert Egges van Giffen het graf honderd jaar eerder nog geheel ongeschonden zijn geweest. Hij telde bij een eerste visuele inspectie in 1918 in totaal twee en twintig stenen, maar zette toen al bij meer dan de helft van de stenen vraagtekens over de aard of de positie.
Toch ging de grote archeoloog professor doctor Albert Egges van Giffen in 1953 als een soort van twintigste eeuwse hunnebedbouwer over tot een soort van herstapeling van de stenen.
De bijgaand afgebeelde zwart-wit ansichtkaart is in mei 1955 uitgegeven en was te koop bij Jan Brugging (Jan Wiba) in de Heufdstroate in Deever. Op de afbeelding is het resultaat van het partijtje hunnebedje knutselen van de grote archeoloog professor doctor Albert Egges van Giffen te zien.
De redactie van ut Deevers Archief is ten zeerste van mening dat de grote archeoloog professor doctor Albert Egges van Giffen dat professorale geknutsel an de Dikke Stien’n in de Stienakkers an de Grönnegerweg bee Deever maar beter had kunnen nalaten. In ut Deevers Archief zijn enige afbeeldingen van de Dikke Stien’n van vóór 1953 te vinden. Bijvoorbeeld deze afbeelding uit 1911. Of deze afbeelding uit 1918. Of deze bijzonder fraaie afbeelding uit 1952. Laag’n de Dikke Stien’n ur nog moar so bee in de kaele Stienakkers an de Grönnegerweg bee Deever.
De redactie heeft de twee kleurenfoto’s van de Dikke Stien’n gemaakt op vrijdag 28 november 2020.
De grote vraag is natuurlijk wel de volgende. Waar is de dikke stien die op de zwart-wit ansichtkaart uit 1953 rechts aan het einde van het hunnebed is te zien, gebleven ? Deze dikke stien zou op de twee kleurenfoto’s links op de voorgrond moeten staan. Het was wel un dikke stien, die bij de twee en twintig door de professor getelde stenen van het hunnebed D52 hoorde. Waarom is deze dikke stien verdwenen ? Zo’n dikke stien is niet zo maar met een paar man te verslepen en in de kattebak van een auto te stoppen of op een boedelwagentje te laden.

Posted in Ansigtkoate, Hunnebedde D52 | Leave a comment

De aachterkaante van de olde kapelle van Obadja

De redactie van ut Deevers Archief weet nog niet in welk jaar de hier getoonde zwart-wit foto van de achterkant van de Obadja-kapel op Zorgvlied is gemaakt en weet ook nog niet wie deze foto heeft gemaakt. Op de zwart-wit foto is aan de linkerkant ut törfhokke te zien. Het is een afbeelding die zeer zeker wel in elk geval moet worden gearchiveerd.
De redactie heeft wel het vermoeden dat de foto ná de Tweede Wereldoorlog is gemaakt, maar wel vóórdat de kapel in 1968 is verlengd. Bestudering van de op de zwart-wit foto zichtbare en nog steeds aanwezige grafstenen kan mogelijk een preciezere datering opleveren.
In die jaren vonden de zeer geachte leden van de geloofsgemeente, die in de Obadja-kapel ter kerke gingen, het nog niet nodig de buitenkant van hun houten kerkgebouwtje spierwit te verven.
De kapel is in 1968 aan de voorkant verlengd, waarbij de voorgevel naar voren is verplaatst. De op de eerste kleurenfoto zichtbare oostelijke zijgevel heeft drie oorspronkelijke en aan de rechterkant twee toegevoegde vensters, die alle voorzien van negenruits ramen, een kalf en een halfrond drieruits bovenlicht. Op de plek van het vierde oorspronkelijk venster is een nooduitgang gemaakt.
De redactie heeft de twee kleurenfoto’s gemaakt op vrijdag 28 november 2020.


Posted in Aarfgood, De aandere kaante van de Deeverse bos, Obadja, Zorgvliet | Leave a comment

Ièst ut paark A op de kaarkhof van Deever ruum’m

Voordat je als kind of kleinkind of achterkleinkind of achterachterkleinkind het in de gaten zou kunnen hebben, zouden de overijverige werkertjes van de voorkant van het gelijk – die hun bureautje in het raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever hebben staan – op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever kunnen beginnen met het opruimen van de stoffelijke resten van een ouder of een grootouder of een overgrootouder of een overovergrootouder in één van de perken A tot en met Z.
Als vanwege het voorgewende of geveinsde ruimtegebrek op de kaarkhof an de Grönnegerweg bee Deever dan zo nodig een perk zou moeten worden geruimd, dan is dat voor de erfgenamen van de stoffelijke resten en de grafsteen ethisch en juridisch gezien alleen te verantwoorden als de overijverige werkertjes beginnen bij de graven in het zo genoemde perk A.
De Engelsen zeggen dat zo: first in, first out. Wie het eerst is begraven, die wordt ook het eerst geruimd. Dus de conclusie is dat de stoffelijke resten in perk A in volgorde van overlijden en zonder aanziens des persoons het eerst moeten worden geruimd.
En dan kan het wel zo zijn dat de overijverige bestuurdertjes van de zo genoemde Historische Vereniging Gemeente Diever -niet gehinderd door enige kennis- wel voortdurend en heel hard schreeuwen en brullen en lobbyen dat perk A van historisch belang is en dan kan het wel zo zijn dat de ijverige werkertjes van de genoemde vereniging als een soort van tijdverdrijf zo nu en dan in perk A hier en daar de gevallen bladeren opharken, hier en daar een grafsteentje rechtzetten, hier en daar de korstmosjes van een grafsteen wegkrabben of hier en daar de rode grafsteentor bestuderen, maar dat heeft nul en generlei waarde, dat doet niets af aan het ethische, objectieve en juridisch te volgen principe dat de oudste stoffelijke resten in het oudste perk A het eerst worden geruimd, en niet subjectief eerst perk D waar veel arbeiders liggen en dat perk K en dan perk B waar veel dikke boeren en notabelen liggen.
In het geval van Jan Lefferts ten Brink en Grietje Veenhuis, die begraven zijn in perk A, zal het overijverige werkertje van de voorkant van het gelijk inderdaad -als een soort van beginnend notarisklerkje- overijverig en gratis overuren makend op zoek moeten gaan naar alle erfgenamen van de stoffelijke resten van Jan Lefferts ten Brink en Grietje Veenhuis en de grafsteen en hen via een officieel document de wettelijke en objectieve mogelijkheden voor het omgaan met de stoffelijke resten en de grafsteen en de geldelijke gevolgen van een keuze mee te delen.
Jan Lefferts ten Brink is geboren op 1 juni 1850 in Deever en is op 30 april 1887 overleden in Wittelte. Hij is een zoon van Leffert ten Brink en Grietje Hessels. Jan Leffert ten Brink was boer in Wittelte.
Geertje Veenhuis is geboren op 18 maart 1858 in Wapse en is op 29 mei 1915 overleden in Wittelte. Zij is een dochter van Fokke Jans Veenhuis en Annechien Niklaas Krijthe.
Op de grafsteen staat de voor boeren erg toepasselijke eerste regel van psalm 103, vers 8.
Dit vers heeft betrekking op de vergankelijkheid van het leven, het sterven en de rouw.
De tekst van psalm 103, vers 8 luidt als volgt:
Gelijk het gras is ons kortstondig leven,
Gelijk een bloem, die op het veld verheven,
Wel sierlijk pronkt, maar krachteloos is en teer,
Wanneer de wind zich over ’t land laat horen,
Dan knakt haar steel, haar schoonheid gaat verloren,
Men kent en vindt haar standplaats zelfs niet meer.
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze kleurenfoto op 3 oktober 2017 gemaakt.
De redactie is bezig alle grafstenen in alle perken van de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever te fotograferen.

Posted in Deever, Kaarkhof an de Grönnegerweg | Leave a comment

Now hef Deever twee Bert Haanstra sitbaankies

Het laatste deel van de film Fanfare, te weten het beroemde muziekconcours, nam filmmaker Bert Haanstra in 1958 op in een weiland an de Kloosterstroate in Deever, aachter ut huus mit de naeme ut Zonnehoekje. Dat weiland is geen weiland meer, op die plek staan al lang vier burgerwoningen.
Bert Haanstra schonk een duurzaam houten zitbankje aan de inwoners van de gemiente Deever, als dank voor het gebruik van het weiland en de inzet van vele Deeverse figuranten bij de opnamen. Dit duurzame houten zitbankje kreeg een plekje an ut asfaltpad langs de Bosweg, vlak bee ut huus woar vrogger bode Vossie hef ewoond en woar Roelof (Roef) Zoer ok hef ewoond. Zie afbeeldingen 1 en 2.
Pas bij de opening van de Bert Haanstra wandelroute is het duurzame houten zitbankje voorzien van een tekstplaatje: ‘Ter herinnering aan Bert Haanstra (1916-1997). In juni 1958 filmde de cineast in Diever het laatste gedeelte van zijn komische speelfilm Fanfare’. Zie het tekstplaatje op afbeelding 3.
De redactie van ut Deevers Archief hoopt dat dit duurzame houten zitbankje, toch un ech stukkie aarfgood van de olde Deeversen, tot in lengte van jaren zal blijven bestaan. Wie is eigenaar van dit duurzame houten zitbankje ? Zijn dat de oude inwoners van de gemiente Deever of is dat het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld ? Wellicht is het een duurzaam idee om dit duurzame zitbankje met het fraaie tekstplaatje eervol en respectvol te verplaatsen naar de achterkant van het grote gemeentelijke gemetselde veldkeiengedrocht met de naam Burgemeester van Os bank ? Want in Deever zijn ze ondertussen wel een beetje gewend geraakt aan het gesleep met zitbanken.
De redactie was toch wel bijzonder erg verbaasd en verrast en veraldereerd op vrijdag 28 november 2020 een nepversie van het originele enige echte Bert Haanstra zitbankje in de vorm van een metalen zitbankje van het type Ikarus van het bedrijf Gardelux b.v. voorzien van een neptekstplaatje aan een nepslijtpad op de kaarkhof an de brink van Deever aan te treffen. Zie de afbeeldingen 5 en 6. Welke lomperik heeft dat bedacht ? Dit bankje is daar in 2019 of 2020 neergezet in het kader van het peperdure onderbestratingwerk met de naam Deever op Drift. Is dit gecoate metalen zitbankje wel duurzaam ? Voldoet dit gecoate metalen zitbankje wel aan de Fairtrade criteria van het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld ? Is het gecoate metalen zitbankje wel circulair, met andere woorden kan van het zitbankje aan het einde van zijn levensduur over dertig jaren wel een nieuw zitbankje worden gemaakt ?
En wat is de bedoeling van het Publieke Bedrijf Gemeente Diever ? Blijft het originele enige echte duurzame Bert Haanstra zitbankje, echt aarfgood van Deever an de Bosweg, staan en zal het nepzitbankje op de kaarkhof an de brink van Deever op een dag zijn verdwenen ? Of blijft het nepzitbankje op de kaarkhof an de brink van Deever staan, en zal het enige echte duurzame Bert Haanstra zitbankje, echt aarfgood van Deever an de Bosweg, op een vroege ochtend na een mistige nacht zijn verdwenen ?

Afbeelding 1
De Bert Haanstra zitbank met twee duurzame houten zitplanken en drie duurzame houten rugleuningplanken an de Bosweg. De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 2
De Bert Haanstra zitbank met drie duurzame houten zitplanken en twee duurzame houten rugleuningplanken an de Bosweg. De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 3 
Tekstplaatje dat is vastgeschroefd aan een van de twee duurzame houten rugleuningplanken van de Bert Haanstra zitbank. De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 4
Aan de linkerkant is zichtbaar de achterkant van het gemeentelijk gemetselde veldkeiengedrocht met de naam Burgemeester van Os bank. De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 5
Deze nepversie van het originele enige echte Bert Haanstra zitbankje met drie metalen zitplanken en één metalen rugleuningplank, waarin die onneusele D is geponsd, staat in de kaarhof (ok wè kaarketuun enuumd) an de brink van Deever. De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Afbeelding 6
Aan de rugleuning van het nep Bert Haanstra zitbankje is een metalen nepplaatje bevestigd. De tekst is niet precies overgenomen van het originele tekstplaatje, want bevat in elk geval twee onnozele fouten, te weten ‘cinecast’ is ‘cineast’ en ‘Komische’ is ‘komische’. Maar alleen een critecast let op dergelijke onnozele fouten. De redactie heeft deze kleurenfoto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.

Posted in Aarfgood, Fanfare | Leave a comment

Loat oen topstokk’n in ut Deevers Archief seen

De redactie van ut Deevers Archief biedt uiteraard ruimte in het Deevers Archief voor het tonen van jouw eigen topstukken van de geschiedenis van de gemiente Deever.
Een topstuk kan zijn een verhaal, een artikel, een document, een foto, een afbeelding, een …….
Overal is wel wat over de geschiedenis van de gemiente Deever te vinden !
Wat vind jij een topstuk dat behoort tot de geschiedenis van de gemiente Deever en volgens jou een mooi plekje in ut Deevers Archief verdient ?
Een foto van een afgebroken pand ?
Een foto van een melkboer ?
Een verkoopakte van een boerderij uit 1833 ?
Een verhaal over een dorpsfiguur ?
Een foto van het interieur van een smederij ?
Een vooroorlogs jaarverslag van de zuivelfabriek ?
Een beschrijving van een archeologische vondst ?
Een foto van een klompenmaker ?
Een beschrijving van de regels van het bolderen ?
Een foto van een auto met een D-nummer op de kentekenplaat ?
Een verhaal uit de Tweede Wereldoorlog ?
Een foto van overgrootmoeder met oorijzer ?
Een  …. ?
Reageer of stuur een digitale versie van jouw topstukken in.
De redactie zal deze zeker tonen in ut Deevers Archief !
Bij voorbaat hartelijk dank !

Posted in Gemiente Deever, Topstuk | Leave a comment

Ee’m kiek’n in de Heufdstroate van Deever

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand knipsel met een afbeelding van een boer met een door een paard getrokken geladen kar bij de gereformeerde school in de Heufdstroate in Deever vroeg in de ochtend.

De redactie weet helaas nog niet in welke tijdschrift deze fraaie afbeelding heeft gestaan en in welk jaar de foto is gemaakt. De redactie heeft het vermoeden dat de foto voor deze afbeelding ongeveer rond 1935 is gemaakt. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief het wel weet, die mag het de redactie natuurlijk melden.
De maker van de foto voor de kleuren ansichtkaart met de titel Groet’n uut Deever stond ongeveer op hetzelfde punt als de maker van de foto voor de afbeelding uit het tijdschrift. De maker van de kleurenfoto deed dat op de vuilnisophaaldag. Ee’m de conteen’r an de weg zett’n.
De organisatie Diever Sportief heeft de kleuren ansichtkaart in 2016 uitgegeven ter gelegenheid van de Internationale Drents-Friese Woud Wandelvierdaagse. Daarvoor alsnog driewerf hulde: hulde, hulde, hulde.

Posted in Ansigtkoate, Boer'nlee'm, Heufdstroate, Kaarke an de brink, Topstuk | Leave a comment

Deever, bonito rincón restaurado en su estado orginal

De redactie van ut Deevers Archief kwam bij het digitaliseren van zijn papieren archief – bestaande uit vooral veel dozen en veel ordners met kranten- en tijdschriftenknipsels uut de gemiente Deever – bijgaande afbeelding van het huis van Klaas Kleine an de Peperstroate in Deever tegen.

De redactie heeft het donkerbruine vermoeden – vanwege het bijschrift in het Nederlands, het Engels, het Duits, het Frans en het Spaans – dat deze foto heeft gestaan in een nummer van het periodiek Kijk op het Noorden, maar heeft op de achterkant van de afbeelding niet aangetekend in welk nummer van dit periodiek de afbeelding heeft gestaan.
Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief weet in welk nummer van Kijk op het Noorden deze foto heeft gestaan ?
Of Klaas Kleine het pand van de familie Koning in zijn oorspronkelijke staat heeft gerestaureerd, dat is de vraag. Want zeker is dat de levensboom in het bovenlicht van de voordeur vóór de restauratie niet aanwezig was; zie het bericht De olde kouwe van Oaltie Keuning-Hoaveman.
De redactie vermoedt dat siersmid Klaas Kleine deze levensboom zelf wel zal hebben gesmeed.
De redactie heeft al in verschillende berichten aandacht besteed aan Klaas Kleine. De trouwe bezoeker van het Deevers Archief die meer wil lezen over Klaas Kleine wordt uitgenodigd aan de rechterkant op de categorie ‘Klaas Kleine’ te klikken.

Posted in Deever, Dorpsfiguur, Klaas Kleine, Peperstroate | Leave a comment

Ut Deevers Archief söch foto’s van ut boer’nlee’m

In de vijftiger jaren van de vorige eeuw waren in de gemiente Deever in totaal meer dan vierhonderd kleine, wat grotere en voor die tijd grote boeren bezig met hun veelal gemengde bedrijf. Het aantal boerenbedrijven is in de daaraan volgende decennia door diverse redenen gestaag afgenomen.
In de foto-albums van de kinderen en de kleinkinderen van deze boeren moeten heel veel foto’s van het boerenleven van hun familie aanwezig zijn.
Foto’s van ploegen, zaaien, maaien, hooien, dorsen, dorsmachines, aardappels rooien, knollen plukken, tractoren, landbouwmachines, melken, melkbussen, veetransport, en zo voort, en zo voort, en zo voort.
Zie als voorbeeld de bijgaande kleurenfoto van ploegen met het paard na het oogsten van rogge op de Heezenesch van Deever. Wie is deze ploegende boer ?
Zie als voorbeelden ook de afbeeldingen die in deze webstee worden getoond als aan de rechterkant de categorie Boer’nwaark wordt aangeklikt.
De zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief worden verzocht te melden (klik onder aan dit bericht op ‘leave a comment’) of de redactie van ut Deevers Archief bij hen bekende of aanwezige foto’s van het boerenleven mag scannen en mag publiceren in ut Deevers Archief. De redactie is hen daar bij voorbaat zeer erkentelijk voor.
Bijgaande afbeelding is in bijgeknipte vorm en in zwart-wit opgenomen op bladzijde 142 van het papieren Magnum Opus van de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever.

Posted in Boer'nlee'm, Boerdereeje, Heezeresch | Leave a comment

Ee’m kiek’n of ‘r ok gesellige doo’jn bee bint

De redactie van ut Deevers Archief ontkomt niet aan de besteding van enige aandacht aan Nell Meiboom-Veltman (die in de Deeverse volksmond altijd tante Nel werd genoemd), de echtgenote van burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd). Nell Veltman is op 4 mei 1908 geboren in Makkinga in Friesland. Nell Veltman is op … 1994 overleden in Bilthoven. 

Nell Veltman ging na drie jaar HBS als correctrice werken bij het Leeuwarder Nieuwsblad en de Haagsche Courant. Op 19 juli 1935 trouwde ze in Wassenaar met Jan Cornelis Meiboom, die werkzaam was op het ministerie van Binnenlandse Zaken. In 1939 werd hij benoemd tot burgemeester van Diever. Dat bleef hij tot april 1975, slechts onderbroken in het laatste bezettingsjaar, toen hij ondergedoken was.
Zij vergezelde haar man in de onderduik (vanaf 14 april 1944) en begon zich op het schrijven toe te leggen. Ze schreef gedichten, onder meer over haar actuele situatie, die in 1945 verschenen in de bundel ‘Hunkering’.
Na haar debuut schreef Nell Veltman meisjesboekjes, zoals Heleen heeft vacantie [1948], Een mand vol letters [1951] en Een nazaat van Marijke Meu ? (1951).
Zie de bijgevoegde afbeelding van de drie vermelde boekjes. Deze boekjes zijn voor een habbekratsje of een paar eurootjes op de kop te tikken in onder meer tweedehandsboekwinkeltjes.
In de courant De Heerenveensche Koerier (Onafhankelijk dagblad voor Midden, Zuid-Oost-Friesland en Noord-Overijssel) schreef een recensent – zie de bijgevoegde afbeelding van de recensie – over het meisjesboekje Een nazaat van Marijke Meu ? als conclusie: Met litteratuur heeft dit boek weinig te maken.
Ook als (gelegenheids)toneelschrijfster kreeg ze bekendheid. Enkele titels van haar toneelstukken zijn: ‘Het uitbreidingsplan’ [1948], ‘Witte cyclamen’ (1948) en – in samenwerking met Jan Naarding – het openluchtspel ‘Zwedera van Ruinen’.
Voor het 25-jarig jubileum van de Vereniging Voor Veel Vreemdelingen Verkeer (V.V.V.V.V.) in Deever schreef ze samen met stratenmaker en schrijver Abe Brouwer en politieagent en schrijver Roel de Lange de revue ‘Liever naar Diever’.
Ze was betrokken bij de oprichting van de Toneelvereniging Diever, waarvoor ze jarenlang actief bleef als regieassistente en souffleuse.
In 1975 reikte de gemiente Deever haar een oorkonde uit voor haar werk als ambassadrice van de openluchtspelen en voor het organiseren van folkloristische evenementen.
Vanaf de oprichting was ze bestuurslid van de Drentse Schrieverskring.
Ze leverde bijdragen aan de Drentse schrieversalmanak 1954 en de Drentse schrieversalmanak 1956.
Voorts schreef ze toneelrecensies.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In het orgaan ‘Het Amateur Toneel’ – zie de bijgevoegde afbeelding van een citaat uit bladzijde 572 van het boek Geschiedenis van de Drentse literatuur, 1816-1956 – deed Nell Meiboom-Veltman (die in de Deeverse volksmond altijd tante Nel werd genoemd) zich in 1953 – in de naoorlogse periode van armoede en hard werken – nogal laatdunkend uit over het culturele peil in de provincie Drenthe, lees de gemiente Deever.
Haar in het Deevers (met spelfouten) geschreven uitspraak ‘Ee’m kiek’n of ’t er ok gezellige dojen bi’j bint’ werd haar niet in dank afgenomen, maar gaf wel haar houding tegenover de inwoners van de gemiente Deever op juiste wijze weer. See haar de Deeversen agin neet in de reken.
Waren haar hoogcultureluurse meisjesboekjes wel te lenen in de eerste leesbevorderende (openbare) bibliotheek in de gemiente Deever ?
In het citaat staat NATU voor Nederlandse Amateur Toneel Unie.

Posted in Abe Brouwer, Alle Deeversen, Cultuur, Jan Cornelis Meiboom | Leave a comment

J. SL. en B.M. hept de ièste stien elegt op 16-5-53

De redactie van ut Deevers Archief heeft op 3 oktober 2012 des morgens om 10.14 uur toevallig in het voorbijgaan de hier afgebeelde eenvoudige gevelsteen an de Kruusstroate in Deever waargenomen en natuurlijk op de foto gezet:
J.SL. B.M. 16-9-53.
Blijkbaar heeft het echtpaar J.SL en B.M de ‘eerste steen’ van het op 3 oktober 2012 leegstaande pand op 16 september 1953 ‘gelegd’ in de vorm van een gevelsteen. Heeft hij of heeft zij hem ‘gelegd’ of hebben zij hem samen ‘gelegd’ ?
Het pand stond op 3 oktober 2012 nog te koop. De staat van het pand was toen niet al te best meer. Hopelijk hebben de kopers van dit pand de gevelsteen bij het opknappen van het pand niet verwijderd.
Hopelijk herkennen bezoekers van het Deevers Archief deze gevelsteen en kunnen en willen zij een en ander vertellen over het echtpaar J.SL en B.M.

Abracadabra-1277

Posted in Deever, Toevallige waarneming | Leave a comment

De jonge laandgeities van Klaas Kleine uut Deever

De redactie van ut Deevers Archief kwam bij het scannen van grote stapels Deeverse krantenknipsels bijgaand berichtje uit de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van 8 februari 1980 tegen. Het is een berichtje over geitenfokker Klaas Kleine uut de Peperstroate in Deever. De redactie probeert zo veel als mogelijk is over deze markante en veel te vroeg overleden dorpsfiguur te publiceren. Wie van de trouwe bezoekers helpt de redactie een handje ?

Jonge landgeitjes in Diever
Diever. De bok Gerold, die op 12 september vorig jaar door burgemeester H.G. Overweg van Diever naar het op die dag geopende fokcentrum ‘de Veentjes’ geleid werd, heeft een actiever rol gespeeld bij de instandhouding van zijn ras.
Woensdagmorgen aanschouwden zijn eerste nakomelingen van dit jaar het levenslicht.
Op de foto burgemeester Overweg (rechts) en de heer Kleine, eigenaar van het fokcentrum met de lammetjes Christoffel en Cecile. Tussen hen in moeder Yfke.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Alleskunner wijlen Klaas Kleine (dertien ambachten en geen ongelukken, van nature kritisch en een beetje cynisch) was onder meer hoefsmid, siersmid, edelsmid, romanticus, historicus, bouwkundige, huizenbouwer, restaurateur, timmerman, metselaar, landgeitenfokker, landgeitenhouder, landgeitenkaasmaker, vioolbouwer, toneelspeler, schrijver, dichter, vertaler, docent cursus Drents, onderzoeksjournalist, klokkenluider, koster, ouderling, kerkvoogd (als nog een kunde of beroep aan deze lijst moet worden toegevoegd, aarzel dan niet die kunde of dat beroep aan de redactie door te geven).
Meer gegevens over Klaas Kleine zijn te vinden op een bladzijde van Wikipedia.
Wijlen Klaas Kleine (geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, veel te jong overleden op 24 oktober 2000 in Deever) kocht op 14 oktober 1966 het huis op de hoek van de grote en kleine Peperstraat voor f. 6.000,- van Aaltje Haveman, de weduwe van Hendrik Koning, en ging met het pand aan de slag op basis van een vermetel plan voor restauratie en herbouw.
Burgemeester Overweg is burgemeester Hermen Gerrit Overweg.
Gegevens over de landgeit zijn te vinden op een bladzijde van Wikipedia.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Klaas Kleine | Leave a comment

Haentie op mien stokkie mit Palmpoas’n in 1939

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand knipsel -nota bene een hele bladzijde- uit het tijdschrift Het Noorden in Woord en Beeld, Jaargang 15, Nummer 4, 7 april 1939, van de ‘Haentie op mien stokkie’ traditie met Palmpasen. In 1939 viel Palmzondag op 2 april. Dat deze tradtie in de dorpen van de gemiente Deever nooit verloren moge gaan.

Het bijschift bij de bovenste foto luidt als volgt
Op Palmzondagmorgen ontving de burgemeester van Diever de palmpaaschdragers op hartelijke wijze. Een 80-tal kinderen waren ditmaal van de partij ! Onze foto laat dit aardige, oude gebruik hier zien. De optocht met al de fraaie ‘haenties op ’n stokkie’ lokt heel wat belangstelling.

Het bijschrift bij de tweede foto luidt als volgt.
Links: Mevrouw Van Os, de echtgenoote van den burgemeester, zien we op deze foto geheel rechts.

Het bijschrift bij de derde foto luidt als volgt.
Hieronder: De Paascheieren worden uitgereikt. Een mooi moment

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het moge duidelijk zijn dat de eerste foto voor de Griffemeerde Skoele an de Heufdstroate is genomen en de twee andere foto’s bij het huis van de burgemeester an de Heufdstroate.
Zou mevrouw Saakje Lena van der Veen -getooid met cowgirlhoed- zelf de eiernetjes hebben gehaakt ?
Wie herkent personen op de derde foto ?

De redactie is op zoek naar oude foto’s van de ‘Haentie op mien stokkie’ traditie in de dorpen van de gemiente Deever. Wie zou een scan van deze foto’s ter beschikking willen stellen ?
De redactie is op zoek naar nazaten van het burgemeestersechtpaar Hendrik Gerard van Os en Saakje Lena van der Veen. Mogelijke kinderen van dochter Jacqueline van Os zouden nog kunnen leven.
Het is te betreuren dat heden ten dage mevrouw de echtgenote van de burgemeester de kinderen niet meer ontvangt of niet wenst te ontvangen. Of woont de burgemeester van de gemeente Westenveld buiten de gemiente Deever ? Of is de burgemeester van de gemeente Westenveld niet geïnteresseerd in Deeverse tradities ?

De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief, die ook een verstokte liefhebber van afbeeldingen op papier is, kan de hier afgebeelde zwart-wit foto van de haentie-op-mien-stokkie-optocht ook ten zeerste bewonderen op bladzijde 47 van het in 2008 verschenen papieren boekwerkje ‘Diever, zoals het was in de voormalige gemeente, 1930-1980’, dat is samengesteld door vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever. Maar ja, dan moet je wel in het bezit van dat papieren boekwerkje zijn of dat papieren boekwerkje bij iemand in kunnen zien.

Posted in Deever, Haentie op mien stokkie, Palmpoas’n, Traditie | Leave a comment

De ieser’n baarge van snikkevaeder Beijer

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant van 24 juli 1852 verscheen het volgende bericht over de nieuwe ijzeren barge van snikkevaeder Beijer.

Met verneemt, dat waarschijnlijk door den snikkevaarder Beijer de door hem bestelde ijzeren barge in het veer tusschen Assen en Meppel in de vaart zal gebragt worden, alsmede dat de snikkevaarders voorhands van hun voornemen, om ook een nacht-barge-dienst in werking te brengen, hebben afgezien, om de te bezwarende voorwaarden, welke, naar hunne meening, door het Provinciaal bestuur, in het belang van de werken der Hoofdvaart, voor de vergunning, om des nachts te varen, zijn gesteld.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Hoe krijgt de schrijver van dit artikeltje het voor elkaar een artikeltje van één lange zin te maken !
Dat het bestuur van de provincie Drente het varen in de nacht van de snikke tegen hield, dat is wellicht te verklaren vanwege de noodzaak  dan ’s nachts bruggen en sluizen te moeten bemannen.
Een barge was een bepaald type ijzeren trekschuit met een recht vallend voorsteven, een rond klipperachtig achtersteven. en een houten ruime kajuit over de gehele lengte, welke van enkele ramen was voorzien. De barge was in gebruik tussen ongeveer 1850 en 1920. De barge werd evenals de snikke getrokken door een paard.
De redactie heeft in het verleden wel gesproken met olde Deeversen en olde Deeverbroggers, die in hun jonge jaren nog snikkejaeger waren geweest.
Uiteraard deed snikkevaarder Beijer ook Dieverbrug aan.
In het boek An de Brogge, die de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever, zeg maar de heemkunduge vurening uut Deever ter gelegenheid van haar twintigjarige bestaan heeft uitgegeven, is ook enige aandacht besteed aan de snikkevaeder, de snikkejaeger, de snikke en de barge. Daarvoor driewerf hulde: hulde, hulde, hulde. 

Posted in An de Deeverbrogge, Boek An de Brogge, de Voat, Scheepvaart, Snikke | Leave a comment

In de grote saele van Blok an de Deeverbrogge

Op deze kleurenfoto uit het einde van de zestiger jaren van de vorige eeuw is het interieur van het restaurant van hotel-restaurant-café-pension Blok an de Deeverbrogge te zien, met name het duur en chique ogende linker deel van de ruimte. In die tijd stonden nog geen vaasjes met plastic bloemen op de tafels. Wel stond op elke tafel het bekende flesje van het nog steeds bestaande merk Maggi met veel zouthoudend soeparoma.
Zijn de stoelen van het merk Stako (stapelbare en koppelbare stoelen) en an de Deeverbrogge gemaakt in meubelfabriek De Toekomst ?
De ruimte was niet altijd ingericht, zoals hier is te zien, want soms, in elk geval enige keren aan het einde van de vijftiger en het begin van de zestiger jaren van de vorige eeuw, was deze ingericht als een soort van bioscoop, rijen stoelen achter elkaar, zonder tafeltjes daartussen. Voor de kinderen van de laegere skoele an de Tusschendarp in Deever werd dan op een woendagmiddag een kinderfilm gedraaid.
Het is de redactie van ut Deevers Archief niet bekend of daar ook kinderen van andere scholen uut de gemiente Deever bij aanwezig waren of dat deze op een andere middag naar de film gingen kijken. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan hier duidelijkheid over verschaffen ?
Het was in die tijd voor kinderen in elk geval wel een ware gebeurtenis naar een echte film te kunnen kijken.
In deze heden ten dage totaal anders uitziende ruimte vond in november 2014 de uitreiking plaats van het eerste exemplaar van het onvolprezen boek met de titel An de Brogge, dat de heemkundige vereniging uut Deever ter gelegenheid van haar twintigjarige bestaan uitgaf. Een afdruk van deze geschiedkundig zeer waardevolle kleurenfoto had zeker niet misstaan in het hiervoor genoemde boek. Jammer, weer een opgelegd kansje gemist.

Posted in An de Deeverbrogge, Ansigtkoate, Bedrief, Boek An de Brogge, Hotel Blok | Leave a comment

Hartelijk dank – Kees, Nell, Elsje en Wouter

In 1943 verstuurden het burgemeestersechtpaar Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd, die op een Solex reed en die North State sigaretten rookte) en Nelly Veldman (die zichzelf Nell noemde en die in de Deeverse volksmond altijd tante Nel werd genoemd) en hun kinderen Elsje (Elisabeth, die in de Deeverse volksmond altijd Elsebé werd genoemd) en Wouterus Albertus bijgaande Agfa-fotokaart van hun woning vanuit Deever naar den Heer en Mevrouw de Könnigh-Veldman, Groot Hoefijzerlaan 49 in Wessenaèr.
De fotokaart moet een in eigen beheer gemaakte kaart van de familie Meiboom-Veldman zijn geweest, die was niet bij een neringdoende in Deever te koop. Was Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd) de maker van de foto voor deze kaart ? Was dit het 102-de exemplaar dat was verstuurd ?
In 1943 – in het derde jaar van de Tweede Wereldoorlog – was burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de Deeverse volksmond altijd ome Kees werd genoemd) nog volop in functie.
De familie Meiboom-Veldman noemde de gemeentelijke burgemeesterswoning ‘de Eschhorst’. In het Oud-Germaans wordt met een horst een ‘vogelnest’ bedoeld. Vanuit de woonkamer, de serre en enige slaapkamers van hun ‘vogelnestje’ an de Heufdstroate in Deever had de burgemeesterlijke familie in de Tweede Wereldoorlog nog een mooi uitzicht op de Westeresch. Aan de achterkant van het ‘vogelnestje’ kon de familie vanuit de ramen van de eerste verdieping en de zolderverdieping uitkijken over de Noorderesch, aannemende en zo te zien dat de bomen in het bosje achter de woning nog niet hoog waren.
Dus eigenlijk had de familie de woning beter de ‘de Eschenhorst’ kunnen noemen. Wellicht stond de woning op een soort van zandruggetje tussen de Westeresch en de Noorderesch, maar dan had de familie de woning ook ‘de Eschenhors’ kunnen noemen.
Blijkbaar waren de kinderen Hubert (Huup), Cornelis (die in de Deeverse volksmond altijd Cow werd genoemd) en Peer (die in de Deeverse volksmond altijd Peerke de Boskaeter werd genoemd) nog niet geboren in 1943.
De redactie van ut Deevers Archief heeft nog niet uitgeplozen wie de heer en mevrouw de Könnigh-Veldman zijn. De redactie heeft wel het vermoeden dat de genoemde mevrouw Veldman niet de tweelingzuster Elisabeth van Nelly Veldman is. Misschien een tante ?
De gemiente Deever heeft de gemeentelijke burgemeesterswoning kort na het intrekken van de familie Meiboom in de woning in 1939/1940 laten voorzien van een eerste verdieping. Ja, de familie Meiboom-Veldman kon vanwege het groeiende gezin wel wat leefruimte gebruiken.
Het bouwen van de eerste verdieping werd als volgt gedaan. Zolderverdieping naar boven krikken, eerste verdieping bouwen en de zolderverdieping naar beneden krikken. Tijdens de bouw stortte de zolderverdieping wel een keer zo’n beetje in. Een echt staaltje van Deeverse bouwkunde, bouwkunst, bouwgekunstel en bouwgestuntel.

Posted in Ansigtkoate, Burgemeisterwoning, Jan Cornelis Meiboom | Leave a comment

Gemeentelijk propagandabord net niet plat gereden

Komende vanuit Kalteren over de Ten Darperweg wordt bij het marktterrein ter hoogte van de bocht bij de Bosweg de aandacht van de weggebruiker sterk getrokken naar een tamelijk nutteloos en erg luxe, erg degelijk en erg protserig uitgevoerd elektronisch propagandabord van de gemeente Westenveld.
Dit propagandabord is waarschijnlijk door een nijvere medewerker van de voorkant van het gelijk vanuit het raadhuis aan de Gemeentehuislaan in Deever te programmeren met allerlei propagandistische teksten. Wat is eigenlijk het gemeentelijke verdienmodel voor dit dure propagandabord ?
Toen de redactie deze foto op 2 januari 2017 nam, was op het propagandabord de tekst ‘Diever, 15 januari nieuwjaarsconcert Drents symfonie orkest, Sint Pancratiuskerk, 15.00 uur’ te lezen.
Het is knap vervelend dat de nijvere propaganda-medewerker van de voorkant van het gelijk, al dan niet gehinderd door enige kennis van en respect voor religieuze zaken, het kerkgebouw, dat als eeuwen in gebruik is bij de hervormde geloofsgemeente, de naam van een katholieke heilige durft te geven.
Zo te zien is kort voor het tijdstip van deze opname een voertuig uit de bocht gevlogen, zijn daarbij enige paaltjes omver of kapot gereden, is het voertuig vlak langs het gemeentelijke propagandabord gereden, en is waarschijnlijk tot stilstand gekomen bij het omver gereden boompje. Hopelijk hebben de daarbij betrokken weggebruikers geen letsel opgelopen. Maar hoe zou het ongeval afgelopen zijn als het voertuig tegen de forse rechter staander van het gemeentelijke propagandabord was geknald ?
Zou tussen de plaats van het schreeuwerige en vooral in het donker sterk de aandacht trekkende gemeentelijke propagandabord en het uit de bocht vliegen van het voertuig een oorzakelijk verband zijn ?
Het is de hoofdbeleidsmedewerker voor verkeersdeskundige zaken van de gemeente Westenveld aan te bevelen zijn licht nog eens te laten schijnen over de plaats van dit soort lichtbakken bij de invalswegen naar de dorpen in de gemiente Deever, de plaats nog eens goed tegen het licht te houden, de plaats nog eens goed door te lichten.
Maar wie zit met de grenzeloze en uitdagende mogelijkheden van het internet eigenlijk nog te wachten op dit soort amateuristisch overkomende propagandagedoe ?

abracadabra-543

Posted in Bosweg, Gemeente Westenveld, Maarktturrein, Ten Darperweg, Verkeer en vervoer | Leave a comment

Un brocante kleefplaetie van ut woap’m van Deever

In de jaren vóór de samenvoeging van de gemiente Deever, de gemiente Dwingel, de gemiente Vledder en de gemiente Oavelt waren in verschillende winkels van neringdoenden in Deever kleefplaeties mit ut woap’m van de gemiente Deever te koop.
De redactie van ut Deevers Archief toont aan zijn zeer gewaardeerde trouwe bezoekers graag bijgaande afbeelding van zo’n kleefplaetie dat te koop was bij Roelof (Roef) van Goor an de Kruusstroate in Deever. Veel jongens in Deever reden met zo’n kleefplaetie op hun fiets of hun brommer rond. Veel toeristen kochten zo’n kleefplaetie en plakten dat op de achterkant van hun automobiel.
Jij kunt als verzamelaar van brocante toeristische prullaria uut de gemiente Deever dit soort van souvenirs toch maar beter wel in jouw hopelijk steeds fraaier wordende verzameling hebben.

Posted in Deever, Gemiente Deever, Woap'm van Deever | Leave a comment

Un riegel betuttelpoalties van ut type Amsterdamned

De redactie van ut Deevers Archief heeft de bijgaande kleurenfoto gemaakt op vrijdag 28 november 2020 in de Kruusstroate in Deever, helaas midden in de tweede golf van de Corona-pandemie, Deever leek op die dag uitgestorven.
An de Kruustroate in Deever staat voor het bedrijfspand van twee horeca-ondernemers un hiele riegel betuttelpoalties van ut type Amsterdamned. Let daarbij op de drie andreaskruisen op het linker bruingeschilderde plaatstalen paaltje.
Deze rij Amsterdamnertjes is daar in 2019 of 2020 geplaatst ten tijde van de uitvoering van het peperdure herbestratingswerk Deever op Drift in ut olde Deever. Staat de rij paaltjes in openbare grond of staat de rij paaltjes in de grond van de twee horeca-ondernemers ? De redactie van ut Deevers Archief vermoedt dat de rij paaltjes in openbare grond staat en daar is neergezet om de grens van de verrommelende terrasruimte voor het bedrijfspand van de twee horeca-ondernemers vanwege de precariobelasting te markeren.
De Deeverse dorpsgemeenschap mocht in 2017 ten tijde van de voorbereiding van het peperdure herbestratingswerk Deever op Drift eventjes meeleuteren over de inrichting van de openbare ruimte. Een paar inwoners mochten, let op, nota bene, meedoen en hun stem laten horen. Het is meer dan waarschijnlijk dat de Deeverse dorpsgemeenschap zijn kans schoon heeft gezien en hier heeft beslist wat echt nodig is: poalties van ut type Amsterdamned en gien poalties mit die raere onneusele D.
Dat is dus een zekere factor. Want die keuze past geheel bij de veramsterdamisering en vercolacolarisering van het historische binnendorp van Deever. De Kruusstroate straalde vroeger rust en gezelligheid uit, ondanks het verkeer, het had de charme van een historische binnendorpse straat. Nu zetten de Hoge En Minder Dametjes en Heertjes Van Het Ontegenspreekbare Gelijk Van Het Sterk Vergroten Van De Inkomsten Uit De Toeristenbelasting Van De Gemeente Westenveld vol in op massaverblijfstoerisme en hordes dagjesmensen en veel openluchttheaterbezoekers. Daar horen veel en grote terrassen bij. Het is te voorspellen maar niet te verwachten dat na het verdwijnen van de enige en zeker 75-jaren oude Deeverse aardappel-, groente- en fruitwinkel an de Kruusstroate, daar een horeca-onderneming met terras zal worden gevestigd.
Maar weinig terraseuro’s te besteden hebbende inwoners van Deever en dagjesmensen kunnen helaas nu geen patatje of bereklauw meer halen bij de snackwagen van Gerrie Jissink, die is merkwaardigerwijs verdwenen. Merkwaardigerwijs staat op de plaats van die onmisbare snackwagen nu het gemeentelijke gemetselde veldkeigedrocht met de naam Burgemeester Van Os bank.

Posted in Corona-pandemie, Kruusstroate | Leave a comment

Nepkuunstbekie mit de naeme Kwoawadi op Kalter’n

Aan de erg kwetsbare westrand van ut dorp Deever is de uit de grond te stampen nieuwbouwwijk Kalterbroeken niet om aan te zien, wellicht erger dan de slechtste grootstedelijke uitbreidingswijk, wellicht een dorpenbouwbouwkundige ramp van de ergste orde.

Op afbeelding 1 zijn de Kalterbrook’n op een topografische kaart uit 1965 te zien. De Kwoa ontspringt in de Sloet’n. In 1965 is de Kwoa al lang geen nostalgetisch kronkelend en murmelend oerbeekje meer, maar was door de eeuwen heen verworden tot een aantal korte en wat langere rechte stukjes boerensloot, dus terecht dat de boeren deze afwatering niet meer de Kwoa noemden, maar gewoon de Kwoasloot. Tussen de Sloet’n en het einde van ut Aachterste Kalter’n zit ongeveer 3 meter hoogteverschil, dat verschil zorgde voor een snelle afstroming van het water in de boerensloot door de Kalterbrook’n. Om het afstromende water in de zomer te kunnen benutten voor het bevloeien van de hooilanden in de brook’n moesten de boeren het water in de boerensloot vasthouden door middel van stuwen.

Op afbeelding 2 zijn de Kalterbrook’n op een topografische kaart uit 1986 te zien. Op deze kaart is te zien dat de korte en wat langere stukjes boerensloot zijn verdwenen. De Kwoasloot tussen de Sloet’n en ut Aachterste Kalter’n bestond toen nog maar uit drie lange rechte stukken boerensloot. Boerensloteriger kan een boerensloot niet zijn.

Op afbeelding 3 zijn de Kalterbrook’n op een detail van een topografische kaart uit 2011 te zien. Op deze afbeelding is te zien dat het eerste rechte stuk boerensloot gezien vanaf de Ten Darperweg is verdwenen. In plaats daarvan hebben de Hoge En Minder Hoge Dametjes en Heertjes Van Het Grote Gelijk Van En Het Grote Geloof In De Onstuitbare Maakbaarheid Van De Openbare Ruimte Van De Gemeente Westenveld een nostalgetisch meanderend nepkuunstbekie in een nepoerdal zonder stromend water laten bedenken en laten uitvoeren. Ze noemen dit nepkuunstbekie eufemistisch een wadi, zeg maar een gewone droge rivierbedding. De redactie van ut Deevers Archief stelt nederig en met teneergeslagen ogen en met de pet in de hand voor om water uit de visvijver via een buisleiding naar de Sloet’n te pompen en het water vandaar lekker te laten stromen en murmelen door ut nepkuunstbekie in het nepoerdal en het water na het afstromen tot aan de helft van het aansluitende rechte stuk Kwoasloot via een buisleiding terug te pompen naar de visvijver. Nepbekeriger kan een nepbeek niet zijn.

De kern van het idee om de dorpenbouwkundige ramp in de Kalterbrook’n te verenigen met de ontwikkeling van duurzame nepcultuur in een duurzaam nepoerlandschap zit in het lucratieve verdienmodel van het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld. De kosten voor de aankoop van de grond, de aanleg van de speciaal ontwikkelde duurzame nepnatuur en het speciaal ontwikkelde duurzame nepoerlandschap ten faveure van de happy few geprivilegieerde bewoners van de Kalterbrook’n zitten verwerkt in de exorbitant hoge grondprijzen en zitten verwerkt in de onroerend zaak belasting van de bewoners van de gemeente Westenveld. De exorbitant hoge gemeentelijke grondprijzen in de Kalterbrook’n en de speciaal gecreëerde gunstige ligging ten opzichte van de duurzame nepnatuur en het duurzame nepoerlandschap zal de huizenprijzen in de Kalterbrook’n tot ver boven het landelijke gemiddelde opdrijven en dat is gunstig voor de taxatie van de waarde van de onroerende zaken in de Kalterbrook’n en dat is gunstig voor het vergroten van de inkomsten uit de onroerend zaak belasting van het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld. Met het soepeltjes verdiende geld is helaas soepeltjes Kalterbrook’n II met duurzame nepnatuur in een duurzaam nepoerlandschap te ontwikkelen en is ook het daarbij behorende noodzakelijke onderhoud te bekostigen. Nu hoeft dat laatste goed beschouwd niks te kosten, want het schijnt de bedoeling te zijn dat de duurzame nepnatuur in het duurzame nepoerlandschap in de Kalterbrook’n niet onderhouden gaat worden. Dus ook daar gaat het Publieke Bedrijf Gemeente Westenveld (the Public Policy Industry) veel geld aan overhouden. Het schijnt dat zelfs het maaien van het gras in particuliere gazons is verboden. Hoe duurzaam en hittestressbestendig en klimaatbestendig wil je het hebben ?

De nepnatuur in het nepoerlandschap is uiteraard ook ontwikkeld om te dienen als een soort van overgangsgebied naar het Drentian-Frysian National Park. In het overgangsgebied staat nota bene langs een soort van spannend aandoend houten golvend nepvlondertje in een nepmoerasgebied naar de visvijver een geel betuttelbordje van de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten. Dus de gemeente Westenveld is niet de eigenaar van de grond met de nepnatuur en het nepoerlandschap en de visvijver, maar de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten ? Dus is de grond met de nepnatuur en het nepoerlandschap een natuurmonument en onderdeel van het Drentian-Frysian National Park geworden ? Dat is snel, zo snel is in Nederland nepnatuur in een nepoerlandschap nog nooit gebombardeerd tot natuurmonument, daarmee is toch wel een Nederlands record gebroken. Of is de Vereniging Tot Behoud Van Natuurmonumenten in concurrentie met Staatsbosbeheer alsvast begonnen met het beetje bij beetje opkopen of cadeau krijgen van gronden ten zuiden van de Ten Darperweg in de richting van Kalter’n, ut Oll’ndeeverseveld, de Sproakeling’n en ut Wittelerveld naar het Oosterzand ten behoeve van een te realiseren uiterst urgent noodzakelijke ongeveer één kilometer brede zogenaamde ecologische hoofdverbindingszone tussen Berkenheuvel en het Oosterzand, zeg ruwweg zo’n 800 hectares ?

Op een satelietfoto (zie afbeelding 4) zijn in de Kalterbrook’n bijzonder goed de contouren van de meanderende loop van de verdwenen oeroude Kwoa in de landbouwgronden tussen de rechtgetrokken Kwoasloot en de weg naar het Aachterste Kalter’n door kleurverschillen te herkennen. Het is voorstelbaar en voorspelbaar dat op de plek van de meanderende loop van de verdwenen oeroude Kwoasloot ut nepkuunstbekie met het brede nepbeekdal zal worden doorgetrokken en dat tussen ut nepkuunstbekie en de visvijver nog meer nepnatuur in een nepoerlandschap zal worden ontwikkeld. Het is voorstelbaar en voorspelbaar dat de uitbreidingswijk Kalterbrook’n II ten zuiden van ut nepkuunstbekie zal komen te liggen. Het is voorstelbaar en voorspelbaar dat daarvoor de straatweg naar Kalteren vanaf de Westerdrift tot aan de tweede bocht zal moeten verdwijnen en dat de rechte straatweg door ut Aachterste Kalter’n in rechte lijn zal worden doorgetrokken naar de Westerdrift. Dus gelukkige eigenaren van grond in de aanstaande Kalterbrook’n II: Nog Even Geduld, Want Binnenkort Gaat De Kassa Vet Rinkelen.

Naar aanleiding van de oproep ‘wat is volgens jou het mooiste plekje in Westerveld ?’ is in het online-magazine InWesterveld een kleurenfoto van de Kwoasloot in de Kalterbrook’n van een zeer gewaardeerde inwoonster van Deever opgenomen. Wat betreft de huidige Kwoasloot concludeert zij : ‘Het is eigenlijk een doodnormale sloot, maar ik denk dat het door mijn verhalen bijzonder wordt.’ De redactie van ut Deevers Archief citeert uit het online-magazine InWesterveld van een geboren en getogen Deeverse, lid van het dagelijks hoofdbestuur van de heemkundige vereniging uut Deever en succesvol leidend topamateurstreekhistoricus de volgende reactie: ‘Maar… de Kwasloot was géén eenvoudige sloot. De sloot stond in verbinding met de Wapserveensche Aa en via de Steenwijker Aa in verbinding met de zee, die later de Zuiderzee werd genoemd. In de prehistorie voeren de schepen vanaf die zee naar Calthorne. Het huidige Kalteren was toentertijd een belangrijke binnenlandse zeehaven.’

De redactie van ut Deevers Archief mag het niet nalaten als volgt te reageren op de conclusies van het Kwaslotendiepgravende historische onderzoek van de succesvolle leidende topamateurstreekhistoricus van de heemkundige vereniging uut Deever.
De Kwoa was in de vroege middeleeuwen in het gebied waar later de hooilanden in de Kalterbrook’n kwamen te liggen een klein smal meanderend ondiep oerbeekje, waardoor het kwelwater vanuit de dichtbije Stroet’n werd afgevoerd, in natte tijden wat meer water dan in droge tijden. Het beetje water in het oerbeekje stroomde naar de Wapserveense Oa en het water uit de Wapserveense Oa stroomde naar de Stienwieker Oa en de Stienwieker Oa mondde uit in de Zuiderzee. Het waren open waterlopen, waarbij het water vanuit de hogere zandgronden snel afstroomde naar het lager gelegen Stienwiek. De Wapserveense Oa en de Kwoa waren in de vroege middeleeuwen volstrekt onbevaarbaar voor vrachtschepen van enige afmetingen, wellicht bij tijd en wijle wel enigszins bevaardbaar met een boomkano of een roeibootje. De bewoners van de vroegmiddeleeuwse boerderij met de naam Calthorne, die in de buurt van de Kwoasloot is opgegraven, zijn vast mede, misschien wel de eerste ontginners van de gronden voor de hooilanden in de Kalterbrook’n geweest. Zo kon naast de landbouw op de essen op een grootschaliger wijze veeteelt worden bedreven. De voor de bisschop van Utrecht bestemde opbrengsten van de landbouw en de veeteelt werden natuurlijk met boerenkarren vervoerd naar Stienwiek, zo is de oeroude Stienwiekerweg ontstaan. Stienwiek had vast en zeker wel een soort van binnenzeehaventje in de vroege middeleeuwen.

De redactie van ut Deevers Archief heeft de afgebeelde kleurenfoto’s gemaakt op vrijdag 28 november 2020.

Afbeelding 1- Op deze afbeelding zijn de Kalterbrook’n op een topografische kaart uit 1965 te zien. 

Afbeelding 2
Op deze afbeelding zijn de Kalterbrook’n op een topografische kaart uit 1986 te zien.

Afbeelding 3
Op deze afbeelding zijn de Kalterbrook’n op een topografische kaart uit 2011 te zien.

Afbeelding 4
Op deze satelietfoto zijn de contouren van de meanderende loop van de oude Kwoasloot in de landbouwgronden tussen de rechtgetrokken Kwasloot en de weg naar het Achterste Kalteren in de Kalterbroeken door kleurverschillen te herkennen. 

Afbeelding 5
In de Kwoasloot op ut Aachterste Kalter’n sol sunder stuwgies gien waeter stoan.

Afbeelding 6
In de Kwoasloot op ut Aachterste Kalter’n sol sunder stuwgies gien waeter stoan.

Afbeelding 7
De nepwadi met nepnatuur in een nepoerlandschap in wat vrogger de Kalterbrook’n waar’n .

Afbeelding 8
De toegang tot ut Drentian-Frysian National Park, speciaal voor de happy few bewoners van de Kalterbrook’n.
Afbeelding 9
See hept ok een stuwgie ebaut in de nepwadi in wat vrogger de Kalterbrook’n waar’n.

Posted in Kalter’n, Kalterbrook’n | Leave a comment

Ut nepbeeld op ut gras bee de dokter

De redactie van ut Deevers Archief heeft bijgaande foto tijdens een van zijn periodieke fotografeerrondes deur de gemiente Deever op donderdag 4 november 2017 gemaakt.
De apotheekhoudende huisartsenpraktijk Deever is gevestigd in een gebouw aan de Gemeentehuislaan in de buurt van het Raadhuis van de gemeente Westenveld op de Westeresch van Deever.
Op het grasveld voor het raam waarboven de twee woorden ‘medisch centrum’ zijn te lezen, staat een beeld van een zittende man. Het is de redactie niet duidelijk of het beeld een uitbeelding is van een zieke man of een gezonde man. Het ligt wel een beetje voor de hand te veronderstellen dat het een zieke man moet voorstellen, want gezonde mannen zullen niet zo gauw naar apotheekhoudende huisartsen gaan.
Deze nepversie van het beeld de Denker van Auguste Rodin moet tamelijk recent op het grasveld zijn gezet, want op de foto die is te vinden op de openingsbladzijde van de webstee van de apotheekhoudende huisartsenpraktijk Deever is het nepbeeld niet te zien.
De grote vragen zijn natuurlijk of het beeld van metaal of plastic is gemaakt, of het beeld is gemaakt in opdracht van de twee apotheekhoudende huisartsen of dat het beeld is gekocht bij een postorderbedrijf voor nepversies van echte beelden.
Het echte antwoord is natuurlijk dat het om kitsch gaat.
Wellicht kan één van de twee in de praktijk spreekuurhoudende en apotheekhoudende huisartsen op dit bericht reageren.

Posted in Beeld, Kitsch in de gemiente Deever | Leave a comment

Gedèènkplaete veur de bouwers van de noodbrogge

Bee de Deeverbrogge is op 2 augustus 2020 een gedenkteken voor de mannen, die een noodbrug in de nacht van 11 op 12 april 1945 bouwden, naast de door de Duitsers opgeblazen Deeverbrogge. Vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever hebben dit gedenkteken geplaatst. Onder meer de Olde Möppeler (Meppeler Courant) besteedde in het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen aandacht aan deze toch wel zeer te waarderen actie.
Op de in de tijd van de coronapandemie gemaakte foto bij het bericht in de Olde Möppeler (Meppeler Courant) is duidelijk waar te nemen dat de heren vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever de coronaregel van anderhalve meter afstand houden tot elkaar zeer in acht nemen. Daarvoor hulde.
De redactie van ut Deevers Archief zag her en der in Nederland al wel steeds vaker objecten van weervast staal, zoals plantenbakken, tafelpoten, buitenhaarden, erfafscheidingen, tuinwanden, borderwanden, boomkorven, zandbakken en kunstobjecten. En nu blijkt de als lessenaar gebogen plaat, waarop het nieuwe informatiepaneel bee de Deeverbrogge is aangebracht, ook van weervast staal te zijn gemaakt. Weervast staal is een soort staal dat te herkennen is aan de bruine roestkleur. De zeer dichte roesthuid schermt het dieper liggende materiaal af van zuurstof, waardoor het roesten sterk wordt vertraagd. Weervast staal is een metaal dat bestaat uit koper, fosfor, silicium, nikkel, chroom en ijzer. Dit staal gaat bij blootstelling aan weersinvloeden vroeg of laat roesten. Die roestlaag zal de nu nog een beetje donkere plaat mettertijd een opvallend oranjebruine kleur geven.
De redactie van ut Deevers Archief weet nog niet van welk materiaal de nieuwe gedenkplaat op de lessenaar is gemaakt.

De tekst op de gedenkplaat bee de Deeverbrogge luidt als volgt.
In de nacht van 11 op 12 april 1945 werd door burgers van Dwingeloo en Diever hier een noodbrug gebouwd, ter vervanging van de opgeblazen Dieverbrug.
Dit gebeurde om de gevechtswagens van het Canadese leger de mogelijkheid te bieden de Drentsche Hoofdvaart over te steken om het getroffen Diever te bevrijden.
In de nacht van 7 op 8 april waren bij Diever Franse parachutisten geland met als doel de Duitse zaak achter het front te ontregelen en bruggen en kruispunten te bezetten om de opmars van de geallieerde legereenheden te bespoedigen. Op 10 april verschenen Duitse troepen in Diever, die wilden afrekenen met de para’s. Ze namen 11 willekeurige mensen in gijzeling en toen de aanval op de para’s volledig mislukte en waarbij de Duitsers verliezen leden, werden de 11 gegijzelden zonder pardon geëxecuteerd. Slechts één van hen wist te overleven door zich urenlang dood te houden.
Het gerucht ging dat de Duitsers weer terug zouden komen om hun werk af te maken. Een delegatie Dievernaren verzocht de Canadese commandant om naar Diever te trekken, maar deze zei dat dit onmogelijk was zonder een deugdelijke noodbrug. Het kon nog enige dagen duren voordat de genie arriveerde met materiaal om een brug te bouwen. Burgers van Dwingeloo en Diever besloten om de klus dan maar zelf te klaren en bouwden die nacht een noodbrug.
In de vroege ochtend van 12 april trokken de eerste gevechtswagens over deze noodbrug, waardoor het westen van Drenthe en grote delen van Friesland eerder konden worden bevrijd dan gepland.

Afbeelding 1 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op 27 november 2020

Afbeelding 2 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op 27 november 2020

Posted in An de Deeverbrogge, Canadees’n, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

Un neeje gedèènkplaete op un wièrvaaste sokkel

Bij het oorlogsmonument De Zwerfkei op ut maarkterrein an de Bosweg is op 2 augustus 2020 een extra gedenkteken geplaatst. Vrijwilligers van de heemkundige vereniging uut Deever hebben dit uitgevoerd. Onder meer de krant het Dagblad van het Noorden besteedde in het bericht Historische Vereniging Gemeente Diever plaatst informatiepanelen aandacht aan deze toch wel zeer te waarderen actie  Hierbij rechtvaardigden de ergonomische en audiovisuele deskundigen van de heemkundige vereniging uut Deever hun handeling an de Bosweg met de de volgende twee redenen; a). Op het zwerfkei van het in 1992 onthulde oorlogsmonument an de Bosweg in Deever waren om redenen van geldgebrek twee te kleine tekstplaatjes aangebracht; b). Over de slechte leesbaarheid van de tekst op de twee plaatjes waren in de loop der jaren veel klachten binnengekomen. De redactie van ut Deevers Archief kan nog wel een derde reden bedenken, te weten de voorovergebogen houding, die je lang moet aannemen, om de te kleine tekst helemaal te kunnen lezen.
Op de in de tijd van de coronapandemie gemaakte foto bij het bericht in het Nieuwsblad van het Noorden is duidelijk waar te nemen dat de heren vrijwilligers van de heemkundige vurening uut Deever de coronaregel van anderhalve meter afstand houden tot elkaar zeer in acht nemen. Daarvoor hulde.
De redactie van ut Deevers Archief zag her en der in Nederland al wel steeds vaker objecten van weervast staal, zoals plantenbakken, tafelpoten, buitenhaarden, erfafscheidingen, tuinwanden, borderwanden, boomkorven, zandbakken en kunstobjecten. En nu blijkt de als lessenaar gebogen plaat, waarop het nieuwe informatiepaneel is aangebracht, ook van weervast staal te zijn gemaakt. Weervast staal is een soort staal dat te herkennen is aan de bruine roestkleur. De zeer dichte roesthuid schermt het dieper liggende materiaal af van zuurstof, waardoor het roesten sterk vertraagt. Weervast staal is een metaal dat bestaat uit koper, fosfor, silicium, nikkel, chroom en ijzer. Dit staal gaat bij blootstelling aan weersinvloeden vroeg of laat roesten. Die roestlaag zal de nu nog een beetje donkere plaat mettertijd een opvallend oranjebruine kleur geven.
De redactie van ut Deevers Archief weet nog niet van welk materiaal de nieuwe gedenkplaat op de lessenaar is gemaakt.
Wijlen Bertus Koning uit Delden, zoon van de op de Hezenesch doogeschoten Jan Koning, schreef destijds als reactie:
Op bladzijde 23 van het blad Opraekelen 95/1 van de Historische Vereniging Gemeente Diever is geschreven dat het lichaam van Jan Koning naar het Schultehuis is gebracht. Dat is onjuist. Ook is in een andere Opraekelen geschreven dat Harm Kloosterman mijn vader van de Hezenesch heeft opgehaald. Dat is onjuist. De juiste versie is als volgt.
Bertus Vos heeft mijn vader met paard en wagen opgehaald. Ik weet nog dat dit bij ons in huis is besproken. Bertus Vos woonde destijds in de boerderij naast de Openbare Lagere School aan de Hoofdstraat. We wisten dat het ophalen nog niet zonder gevaar was, maar het is wel gebeurd. Mijn vader is thuis gebracht en heeft in de voorkamer opgebaard gelegen. Van huis uit is hij door de buren naar de Hervormde Kerk gebracht. 

Afbeelding 1 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 27 november 2020

Afbeelding 2 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 27 november 2020
Afbeelding 3 – De redactie heeft deze kleurenfoto gemaakt op vrijdag 27 november 2020.

Posted in 10 april 1945, Bosweg, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog | Leave a comment

De krimp’nde hervormde kaarkgemiente van Deever

De tekst op het witte plastic bordje, dat met roestvast stalen kruiskopschroeven is vastgemaakt aan de muur bij de ingang onder de gemeentelijke toren aan de brink van Deever, luidt als volgt.

De hervormde gemeente Diever en de hervormde gemeente Dwingelo zoeken samen naar een vorm van samenwerking. We kerken daarom de ene week in de Pancratiuskerk in Diever en de andere week in de Nicolaaskerk in Dwingeloo. De diensten beginnen om 10 uur. Voor nadere informatie, waar de dienst wordt gehouden, verwijzen wij u naar het mededelingenbord.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Het mag duidelijk zijn dat het aantal leden van de hervormde kerkgemeente in de gemiente Deever al jaren aan het krimpen is. Dit is ook het geval met het aantal leden van de hervormde kerkgemeente in de gemiente Dwingel. Teneinde de kosten, zoals bijvoorbeeld de hoge loonkosten van de dominee, voor het onderhouden van een kerkgemeente op te kunnen hoesten, zijn de hervormde kerkgemeente Deever en de hervormde kerkgemeente Dwingel samen op zoek naar samenwerking (is samen op zoek naar samenwerking een pleonasme of een tautologie ?). Van een fusie is blijkbaar nog geen sprake ? Toch nog even apart samen ? Het is slechts een kwestie van afzienbare tijd en dan zullen de door blijven krimpende hervormde kerkgemeente Deever, de door blijven krimpende hervormde kerkgemeente Dwingel, de door blijven krimpende hervormde kerkgemeente Vledder en de door blijven krimpende hervormde kerkgemeente Oavelte samen naarstig moeten gaan zoeken naar samenwerking, anders gezegd zullen moeten gaan fuseren tot een hervormde kerkgemeente Westenveld in de burgerlijke krimpgemeente Westenveld. En waarom dan in vier dorpen nog een duur kerkgebouw aan de brink onderhouden ? Wellicht doet zich tegen die tijd wel de mogelijkheid voor een oude boerderij of een bedrijfspand an de centraler gelegen Deeverbrogge om te bouwen tot kerkgebouw ?
Overigens is de nadere informatie (is nadere informatie een pleonasme of een tautologie ?), niet alleen te vinden op het informatiebord bij de gemeentelijke toren an de brink van Deever, maar ook in de webstee www.kerkdienstgemist.nl.
Goed beschouwd kan het bruine bordje van de muur van de gemeentelijke toren worden geschroefd, want op het witte bordje staan de juiste gegevens over de diensten.
De redactie heeft de bijgaande kleurenfoto van de bordjes naast de ingang onder de gemeentelijke toren aan de brink van Deever gemaakt op vrijdag 27 november 2020. 

Posted in Kaarke an de brink, Krimpsignaal | Leave a comment

Jeudse mann’n uut Amsterdam in kaamp Deever A

In het kader van de systematische intimidatie, discriminatie, isolatie, deportatie en vernietiging van de Joden besloot de Duitse bezetter in december 1941 Amsterdamse joodse mannen naar de Drentse rijkswerkkampen in Diever, Geesbrug, Gijsselte, Kremboong, Mantinge, Orvelte, Stuifzand en Vledder te sturen. Het eerste resultaat was dat 905 van de 1402 geplaatste mannen op zaterdag 10 januari 1942 vanaf het Centraal Station in Amsterdam per trein vertrokken naar Drente. Op een met potlood beschreven velletje papier, dat bewaard is gebleven in het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies, is te lezen dat de mannen voor de rijkswerkkamp Diever A (zie afbeelding 2) en rijkswerkkamp Diever B om 9.45 uur vanaf het vijfde perron moesten vertrekken. Naar aanleiding van de ‘lage opkomst’ van 905 van de eerste groep van 1402 Amsterdamse joodse mannen, die aangewezen was voor tewerkstelling in de werkkampen van den Nederlandschen Rijksdienst voor de Werkverruiming op 10 januari 1942, voerde de Duitse bezetter direct de druk op.

Op 13 januari 1942 deed de Joodsche Raad voor Amsterdam in opdracht van de Duitse bezetter een oproep aan alle mannelijke Joden in Amsterdam die geen arbeid of vaste bezigheid hadden, tot het invullen van een formulier (zie afbeelding 1). Daarin kon men verklaren ‘geen arbeid, noch vaste bezigheid’ te hebben. Uiteraard was het de bedoeling van de Duitse bezetter meer Amsterdamse joodse mannen via rijkswerkkampen in onder meer Drente en vervolgens via concentratiekamp Westerbork te deporteren naar de vernietigingskampen in Duitsland en Polen.

Op 14 april 1942 schreef de Joodsche Raad voor Amsterdam in opdracht van de Duitse bezetter een nota (bron: collectie 182, Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies) over de werkverruiming met de navolgende tekst.
Een belangrijk percentage van hen, die voor keuring en tewerkstelling ten behoeve van de werkverruiming wordt opgeroepen, laat niets van zich horen. Hun wegblijven leidt ertoe, dat anderen worden opgeroepen. De Nederlandsche autoriteiten kunnen en mogen te dezen geen maatregelen nemen. De Duitsche autoriteiten mogen dat wel; zij hebben dan ook den Voorzitters (van de Joodsche Raad voor Amsterdam, redactie) medegedeeld, dat zij er ernstig over dachten, hen, die zonder gegronde redenen niet opkomen, te straffen. Teneinde zoveel als mogelijk is moeilijkheden te voorkomen, is daarom de volgende circulaire verzonden, aan welke is voorafgegaan een herhaalde oproep van het Gewestelijk Arbeidsbureau:
De autoriteiten hebben gelast, dat Joden, ongeacht het feit of zij werk hebben dan wel werkloos zijn, bij de Werkverruiming moeten worden geplaatst en wel in de Nederlandse kampen van den Nederlandschen Rijksdienst voor de Werkverruiming. Ook Gij zijt voor keuring ten behoeve van dezen arbeid opgeroepen, doch hebt aan dezen oproep geen gevolg gegeven. Wellicht leeft Gij in de veronderstelling, dat Ge niet naar de keuring behoeft te gaan, omdat Ge werk hebt. Daarom wijzen wij er U nadrukkelijk op, dat het thans niet meer gaat om keuring van werkloozen, doch om keuring en tewerkstelling van allen, ongeacht of zij al dan niet werkloos zijn. In uw eigen welbegrepen belang raden wij u dringend aan, aan den oproep, welke
het Gewestelijk Arbeidsbureau U heeft gezonden, gehoor te geven. Bij niet voldoen hieraan wacht U, naar wij weten, ernstige straf. Wij hebben verkregen, dat deze straf nog vermeden kan worden, indien Gij alsnog aan de oproeping gevolg geeft, en wel onmiddelijk.

De oproep van de Duitse bezetter van 13 januari 1942 enkel aan mannelijke Joden in Amsterdam, die geen arbeid of vaste bezigheid hadden, tot het invullen van een formulier (zie afbeelding 1) was een brutale repressieoproep, want van de personen op de lijst met namen van Amsterdamse joodse mannen, die op 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A hadden moeten vertrekken, hadden de meesten wel degelijk eerbare arbeid: chauffeur, winkelbediende, koopman, musicus, reclameschilder, diamantbewerker, postsorteerder, boekbinder, gids, reiziger, kleermaker, marktkoopman, huidenzouter, sigarenmaker, agent, kleermaker, verplegende, huidenkoopman, glasbewerker, fotograaf, toneelspeler, slager, huisschilder, loopknecht, behanger, kantinehouder, boekhouder, venter, magazijnbediende, havenarbeider, diamantslijper, toneelspeler, darmenbewerker, schijvenschuurder, heilgymnast.

In het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies is document 363A bewaard gebleven in doos 235 in archief 216. In dit document deelt de directeur Sociale Zaken (van … ?) mede de namen van 90 Amsterdamse joodse mannen, die met ingang van 10 januari 1942 waren geplaatst in het werkverruimingkamp Diever A aan de Waterseweg in de Olde Willem. Welke van deze 90 mannen daadwerkelijk niet op sabbad 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A vertrokken, dat is niet bekend, maar zal aanzienlijk zijn geweest. Welke van de 90 mannen die niet op 10 januari 1942 naar rijkswerkkamp Diever A waren vertrokken, maar op een latere datum naar rijkswerkkamp Diever A vertrokken, dat is ook niet bekend.
De redactie van ut Deevers Archief neemt aan dat de in die lijst genoemde Saul Monnikendam niet in rijkswerkkamp Diever of rijkswerkkamp Diever B is geweest. De redactie neemt aan dat de in de lijst genoemde Jacob Knegje ook niet in rijkswerkkamp A of rijkswerkkamp B is geweest, hij overleed op 13 juli 1942 in Amsterdam.
De redactie heeft de namen van de mannen op deze lijst opgezocht in de webstee van het Joods Monument en de gegevens van deze mannen (sommigen met foto) in de volgende lijst weergegeven.

De Duitse bezetter en zijn Nederlandse handlangers ontruimden de rijkswerkkampen Diever A en Diever B in de nacht van vrijdag 2 oktober 1942. De toen nog aanwezige joodse mannen uit diverse delen van Nederland moesten in de nacht van vrijdag 2 op 3 oktober 1942 (op de joodse Grote Verzoendag) vanuit de Olde Willem zo’n vijfentwintig kilometer lopen naar concentratiekamp Westerbork.

Het merendeel van de mannen in de navolgende lijst van Amsterdamse Joden zullen in rijkswerkkamp Diever A zijn geweest en stierven vóór vrijdag 2 oktober 1942 in Auschwitz of Sobibor: Mozes Aandagt, Alexander Aldewereld, Levie Appelboom, Bernard Aussen, Mozes Bacharach, Izaäc Blitz, Juda Canes, Abraham Cohen, Andries Couvern, Jacob van Esso, Abraham Groothuis, Benjamin van Hes, Elias Korthoef, Benjamin de Levie, Aäron van Rooijen, David Salomon, Barend Waas, Isaäc Walvisch, Siegried Wolder, Joseph Zwaab.
Daarmee mag het duidelijk zijn dat de Duitse bezetter het rijkswerkkamp Diever A (en het naastliggende rijkswerkkamp Diever B) gebruikt heeft als doorstroomkamp (durchgangslager) van concentratiekamp Westerbork.
Slechts enige in de lijst genoemde mannen overleden na het einde van Tweede Wereldoorlog: Samuel Bierman (1951), Israel Cohen (1970), Isaac Gobets (1993).

Lijst van Amsterdamse Joden die op 10 januari 1942 moesten vertrekken naar werkkamp Diever A
Mozes Aandagt, woonachtig in de Sint Antoniesbreestraat 67 II in Amsterdam, geboren op 15 juni 1883 in Amsterdam, overleden op 7 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: niet bekend
Naftalie Achttienribben, woonachtig in de Oleanderstraat 21 huis in Amsterdam, geboren op 30 juli 1897 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 45 jaar, beroep: chauffeur.
Alexander Aldewereld, woonachtig in de Van Woustraat 101 II in Amsterdam, geboren op 16 augustus 1901 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: winkelbediende.
Levie (Louis) Appelboom, woonachtig in de Nieuwe Achtergracht 113 III, geboren op 22 februari 1878 in Amsterdam, overleden op 21 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Willem David Augurkiesman, woonachtig in de Sarpathiestraat 96 I in Amsterdam, geboren op Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: musicus.
Bernard Aussen, woonachtig in de Hofmeyrstraat 5 I in Amsterdam, geboren op 14 januari 1881 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: reclameschilder.
Mozes Bacharach, woonachtig in de Blasiusstraat 116 I in Amsterdam, geboren op 2 december 1879 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: diamantbewerker.
Barend Beek, woonachtig in de Boterdiepstraat 19 II in Amsterdam, geboren op 2 mei 1892 in Amsterdam, overleden op 11 december 1944 in Extern Kommand Burggraben, bereikte de leeftijd van 52 jaar, beroep: diamantbewerker.
J. Baan, woonachtig in de Ruijschstraat 91, geboren op 1 juli 1912 in Amsterdam.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Samuel Bierman, woonachtig in de Latherusstraat 78 in Amsterdam, geboren op 2 februari 1881 in Amsterdam, overleden op 20 november 1951 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 70 jaar, beroep: loswerkman.
Isaäc Blitz, woonactig in de Spitskopstraat 12 huis in Amsterdam, geboren op 18 april 1887 in Amsterdam, overleden op 10 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 55 jaar, beroep: postsorteerder.
Nathan Bonewit, woonachtig in de Louis Bothastraat 17 huis in Amsterdam, geboren op 13 december 1900 in Amsterdam, overleden op 9 april 1943 in Sobibor, beroep: niet bekend.
Jacob Bueno de Mesquita, woonachtig in de Van Zesenstraat 7 huis in Amsterdam, geboren op 4 april 1886 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: boekbinder.
Hijman Buijs, woonachtig in de Schalk Burgerstraat 12 huis in Amsterdam, geboren op 4 april 1883 in Amsterdam, overleden op 5 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: diamantbewerker.
Juda Canes, woonachtig in de Uiterwaardenstraat 75 II in Amsterdam, geboren op 17 januari 1880 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
David Cavalje, woonachtig in de Van Ostadestraat 328 II in Amsterdam, geboren op 15 december 1894, overleden op 7 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 48 jaar, beroep: niet bekend.
Abraham Cohen, woonachtig in Amstel 128 I, geboren op 24 april 1881, overleden op 17 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: gids.
Israel Cohen, woonachtig in Govert Flinckstraat 84 IV in Amsterdam, geboren op 10 augustus 1907 in Amsterdam, overleden op 19 juli 1970 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
Andries Couvern, woonachtig in de Nieuwe Prinsengracht 48 huis in Amsterdam, geboren op 7 maart 1887 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 55 jaar, beroep: reiziger.
Emanuel Degen, woonachtig in de Danie Theronstraat 36 in Amsterdam, geboren op 15 maart 1913 in Amsterdam, overleden op 31 maart 1944 in Midden-Europa, bereikte de leeftijd van 31 jaar, beroep: kleermaker.
Samuël Degen, woonachtig in de President Brandstraat 28 III in Amsterdam, geboren op 9 juli 1880 in Amsterdam, overleden op 5 oktober 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: reiziger.
Levie Abraham Drukker, woonachtig in Nieuwe Kerkstraat 31 II in Amsterdam, geboren op 10 maart 1883 in Zaandam, overleden op 30 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: marktkoopman.
Jacob van Esso, woonachtig in de Minervalaan 19 huis in Amsterdam, geboren op 15 juli 1881 in Meppel (Drente), overleden op 28 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: huidenzouter.
Abraham Fraenkel, woonachtig in de Zwanenburgwal 112 III in Amsterdam, geboren op 2 juli 1880 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: sigarenmaker.
Levie Fraenkel, woonachtig in de Reitzstraat 31 I in Amsterdam, geboren op 30 juni 1879 in Leeuwarden (Friesland), overleden op 12 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: koopman.
Marcus Eliazer Friezer, woonachtig in de Volkerakstraat 50 I in Amsterdam, geboren op 13 oktober 1904 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 38 jaar, beroep: agent.
Salomon Gobes, woonachtig in de Plantage Badlaan 3 II in Amsterdam, geboren op 29 augustus 1893 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: marktkoopman.
Isaac Gobets, woonachtig in Nieuwe Prinsengracht 102 in Amsterdam, geboren op 14 mei 1907 in Amsterdam, overleden op 14 augustus 1993 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 86 jaar, beroep: niet bekend.
Jacob Gobets, woonachtig in de Veeteeltstraat 104 huis in Amsterdam, geboren op 8 maart 1896 in Amsterdam, overleden op 9 juli 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 47 jaar, beroep: coupeur en tailleur.
Samuel Mendel Goldstein, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 14 I in Amsterdam, geboren op 27 oktober 1889 in Chrzanów (Polen), overleden op 11ereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: verplegende.
Abraham Groothuis, woonachtig in de Nieuwe Herengracht 51 I in Amsterdam, geboren op 16 juli 1881 in Amsterdam, overleden op 28 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: niet bekend.
David Halmans, woonachtig in de Govert Flinckstraat 227 II in Amsterdam, geboren op 17 september 1877 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 65 jaar, beroep: niet bekend.
Willem Harpman, woonachtig in de Ruijschstraat 47 I in Amsterdam, geboren op 19 juli 1905 in Amsterdam, overleden op 31 maart 1944 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 38 jaar, beroep: niet bekend.
Maurits Hartog, woonachtig in de Van Woustraat 118 III in Amsterdam, geboren op 1 februari 1897 in Eindhoven, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: huidenkoopman.
Abraham Benjamin de Hes, woonachtig in Lepelstraat 73 I in Amsterdam, geboren op 4 februari 1882 in Hoogeveen (Drente). Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Benjamin van Hes, woonachtig in de Weesperstraat 30 I in Amsterdam, geboren op 19 juni 1899 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 43 jaar, beroep: koopman.
Marcus Hoed, woonachtig in de Borssenburgstraat 31 I in Amsterdam, geboren op 9 juli 1894 in Amsterdam, overleden op 16 juli 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: glasbewerker.
Eliazer Jacobs, woonachtig in de 2e Boerhaavestraat 19 I in Amsterdam, geboren op 3 maart 1888 in Amsterdam, overleden op 5 oktober 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 54 jaar, beroep: fotograaf.
Jacob Jacobs, woonachtig in de Albert Cuijpstraat 134 III in Amsterdam, geboren op 9 februari 1879 in Amsterdam, overleden op 5 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: niet bekend.
Philip Elias Jacobs, woonachtig in de Waverstraat 101 III in Amsterdam, geboren op 2 9 februari 1884 in Zutphen, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: reiziger.
Georg Jacobsohn, woonachtig in de Zandstraat 13 huis in Amsterdam, geboren op 23 februari 1880 in Berlijn, overleden op 26 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: toneelspeler.
Samuel Kats, woonachtig in de Tilanusstraat 68 II in Amsterdam, geboren op 18 mei 1880 in Rheden (Gelderland), overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: slager.
Jacob Knegje, woonachtig in de Tugelaweg 115 huis in Amsterdam, geboren op 23 mei 1889 in Amsterdam, overleden op 13 juli 1942 in Amsterdam, bereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: niet bekend.
Elias Korthoef, woonachtig in de Blasiusstraat 127 I in Amsterdam, geboren op 13 december 1900 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: koopman.
A. de Leeuw, woonachtig in de ’s Gravenzandestraat 18 in Amsterdam, geboren op 6 augustus 1894.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
S. Lelie, woonachtig in de Tweede Jan van der Heijdenstraat 22 II in Amsterdam, geboren op 2 september 1880.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Benjamin de Levie, woonachtig in de Rapenburg 98 huis in Amsterdam, geboren op 20 augustus 1888 in Groningen, overleden op 24 september 1942 in Monowitz, bereikte de leeftijd van 54 jaar, beroep: huisschilder.
Marcus Lisser, woonachtig in de Schalk Burgerstraat 24 huis in Amsterdam, geboren op 23 april 1884 in Amsterdam, overleden op 23 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: sigarenmaker.
Jacob Haïm de Mesquita, woonachtig in de Zandstraat 13 I in Amsterdam, geboren op 24 januari 1877 in Amsterdam, overleden op 26 januari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: koopman.
Emanuel Mok, woonachtig in de Valkenburgerstraat 206 II in Amsterdam, geboren op 16 juli 1882 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
Saul Monnikendam, woonachtig in de Gaaspstraat 56 I in Amsterdam, geboren op 18 mei 1901 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 41 jaar, beroep: heilgymnast.
Joseph Naarden, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 61 I in Amsterdam, geboren op 25 september 1883 in Amsterdam, overleden op 16 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: niet bekend.
Joseph Neuman, woonachtig in de Vechtstraat 14 II in Amsterdam, geboren op 4 september 1880 in Roermond (Limburg), overleden op 21 januari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: niet bekend.
Aron Nunes Vaz, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 19 III in Amsterdam, geboren op Sobibor, bereikte de leeftijd van 26 jaar, beroep: huisschilder.
Lion Pesaro, woonachtig in de Louis Bothastraat 29 I in Amsterdam, geboren op 18 juni 1879 in Amsterdam, overleden op 7 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: loopknecht.
David Polak, woonachtig in de Rapenburgerstraat 58 I in Amsterdam, geboren op 30 augustus 1898 in Amsterdam, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 44 jaar, beroep: koopman.
Levie Polak, woonachtig in de Lange Houtstraat 17 II in Amsterdam, geboren op 11 oktober 1880 in Amsterdam, overleden op 3 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: koopman.
Meijer van Praag, woonachtig in de Tweede Boerhaavestraat 3 II in Amsterdam, geboren op 9 februari 1882 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 61 jaar, beroep: niet bekend.
Emanuel Querido, woonachtig in de Van Woustraat 189 III in Amsterdam, geboren op 24 mei 1894 in Amsterdam, overleden op 11 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: diamantbewerker.
Jozeph Reens, woonachtig in de Nieuwe Kerkstraat 115 III in Amsterdam, geboren op 15 januari 1909 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 34 jaar, beroep: behanger.
Joël de Roos, woonachtig in de Camperstraat 16 III in Amsterdam, geboren op 25 december 1879 in Amsterdam, overleden op 5 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: niet bekend.
Juda Roos, woonachtig in de Tilanusstraat 83 II in Amsterdam, geboren op 20 maart 1893 in Amsterdam, overleden op 11 december 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: kantinehouder.
Aäron van Rooijen, woonachtig in de Kraaijpanstraat 44 huis in Amsterdam, geboren op 28 februari 1885 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: koopman.
Aäron Salomons, woonachtig in de Zuider Amstelstraat 10 I in Amsterdam, geboren op 30 september 1882 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
David Salomon, woonachtig in de Borssenburgstraat 24 II in Amsterdam, geboren op 23 juli 1905 in Rogasen (Polen), overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 37 jaar, beroep: boekhouder.
Joseph Sacksioni, woonachtig in de Tugelaweg 82 in Amsterdam, geboren op 25 september 1882 in Amsterdam, overleden op 13 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: niet bekend.
David Santen, woonachtig in de Spitskopstraat 4 II in Amsterdam, geboren op 7 mei 1878 in Amstedam, overleden op 26 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Mozes Schuijer, woonachtig in de Nieuwe Uilenburgerstraat 117 III in Amsterdam, geboren op 21 april 1883 in Den Haag, overleden op 19 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 59 jaar, beroep: huisschilder.
Levie Sluijter, woonachtig in de Plantage Doklaan 32 huis in Amsterdam, geboren op 17 juli 1879 in Amsterdam, overleden op 21 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: koopman.
Sander Speelman, woonachtig in de Zwanenburgwal 48 I in Amsterdam, geboren op 11 oktober 1876 in Rotterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: reiziger.
Salomon Speelman, woonachtig op het Waterlooplein 84 II, geboren op 24 december 1881 in Amsterdam, overleden op 19 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 60 jaar, beroep: koopman.
Elkan van Sijs, woonachtig in de Vaalrivierstraat 20 huis in Amsterdam, geboren op 17 december 1896 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: venter.
Mozes Tailleur, woonachtig in de Borssenburgstraat 18 IV in Amsterdam, geboren op 5 september 1879 in Amsterdam, overleden op 13 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 63 jaar, beroep: magazijnbediende.
Jozes Tertaas, woonachtig in de Foeliestraat 40 II in Amsterdam, geboren op 27 februari 1880 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: havenarbeider.
Aäron Troeder, woonachtig op het Afrikanerplein 32 II in Amsterdam, geboren op 13 oktober 1896 in Amsterdam, overleden op 28 februari 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 46 jaar, beroep: diamantslijper.
Bernard Troostwijk, woonachtig in de Iepenweg 26 I in Amsterdam, geboren op 6 april 1878 in Amsterdam, overleden op 27 november 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 64 jaar, beroep: koopman.
Mozes Veffer, woonachtig in de Tugelaweg 50 I in Amsterdam, geboren op 4 mei 1894 in Amstersam,. overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 49 jaar, beroep: diamantwerker.
David Vierra, woonachtig in de Lepelstraat 61 I in Amsterdam, geboren op 17 juni 1885 in Amsterdam, overleden op 4 juni 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 57 jaar, beroep: venter.
… Vierra, woonachtig in Amsterdam, zijn gegevens moeten nog worden uitgezocht.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Cosman Vos, woonachtig in het Sarpathipark 36 II in Amsterdam, geboren op 17 november 1891 in Amsterdam, overleden op 9 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 51 jaar, beroep: toneelspeler.
Barend Waas, woonachtig in de Zwanenburgerstraat 21 I in Amsterdam, geboren op 21 augustus 1900, overleden op 29 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 42 jaar, beroep: sigarenmaker.
Gabriël Walvis, woonachtig in de Weesperstraat 18 I in Amsterdam, geboren op 2 augustus 1877 in Amsterdam, overleden op 26 maart 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 65 jaar, beroep: niet bekend.
Isaäc Walvisch, woonachtig in de Amstellaan 27 II in Amsterdam, geboren op 21 september 1888 in Amsterdam, overleden op 14 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 53 jaar, beroep: koopman.
… de Vries, woonachtig in de Lutmastraat 11 II in Amsterdam, geboren op 3 januari 1877, gegevens ontbreken.
Van deze persoon is niet vastgesteld of hij de oorlog heeft overleefd.
Abraham Winnik, woonachtig in de Vaalrivierstraat 18 huis in Amsterdam, geboren op 4 november 1884 in Amsterdam, overleden op 2 april 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd van 58 jaar, beroep: darmenbewerker.
Joseph Winnik, woonachtig in de Sparrenweg 1 III in Amsterdam, geboren op 30 maart 1907 in Amsterdam, overleden op 30 april 1943 in Midden-Europa, bereikte de leeftijd van 36 jaar, beroep: venter.
Siegried Wolder, woonachtig in de Tweede Jan Steenstraat 73 I in Amsterdam, geboren op 24 november 1918 in Amsterdam, overleden op 30 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 23 jaar, beroep: niet bekend.
Jacob Zak, woonachtig in de Krugerstraat 17 II in Amsterdam, geboren op 5 juni 1877 in Amsterdam, overleden op 17 september 1943 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 66 jaar, beroep: schijvenschuurder.
Izak Zilverberg, woonachtig in de Retiefstraat 15 II in Amsterdam, geboren op 9 augustus 1885 in Coevorden, overleden op 28 mei 1943 in Sobibor, bereikte de leeftijd vn 57 jaar, beroep: huisschilder.
Joseph Zwaab, woonachtig op de Nieuwe Keizersgracht 56 II in Amsterdam, geboren op 18 november 1879 in Amsterdam, overleden op 24 september 1942 in Auschwitz, bereikte de leeftijd van 62 jaar, beroep: diamantbewerker.

Afbeelding 1
Mannelijke Joden in Amsterdam zonder arbeid of vaste bezigheid moesten een formulier invullen, dat leidde tot tewerkstelling in rijkswerkkampen in onder meer Drente. Dit formulier is aanwezig in het archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies in Amsterdam.

Afbeelding 2
Ingang van rijkswerkkamp Diever A op een door Roelof (Roef) van Goor uut Deever in 1935 uitgegeven ansichtkaart

Afbeelding 3
Gedenkteken bij de rijkswerkkampen Diever A en Diever in de Olde Willem

Posted in Ansigtkoate, Oorlogsmonement, Tweede Wereldoorlog, Werkkampen Diever A en B | Leave a comment

Gemiente geet proat’n mit de kebiet skeeters

In de Meppeler Courant (de Olde Möppeler) van 26 november 2012 verscheen het navolgende bericht over het traditionele carbid schieten (kebiet skeet’n) in Deever.

Gemeente gaat om tafel met carbidschutters
Diever – Over een aantal weken is het oudejaarsavond en wordt er traditiegetrouw flink met carbid geschoten in de gemeente Westenveld. Om ervoor te zorgen dat het carbidschieten veilig gebeurt, wil de gemeente om de tafel met carbidschieters. Burgemeester Jager wil graag meewerken aan het in stand houden van de traditie en daarom worden er twee bijeenkomsten gehouden over de spelregels voor carbidschieters. De overleggen vinden plaats op 6 en 13 december om 20.00 uur in het gemeentehuis. Aan bod komen onder meer de huidige en de toekomstige schietlocaties.

Aantekeningen van het redactie van ut Deevers Archief
De ‘spelregels’ voor het ‘kebiet skeet’n’ zullen wel bedacht zijn door die nijvere niet uut Deever komende en niets van tradities begrijpende regelzuchtige ambtenaren van het Team Veiligheid van de gemeente Westenveld. Wie wil nou regels bedenken voor het spel ‘kebiet skeet’n’ ? Het is geen spel, het is een traditie !
Traditie is een melkbusse an un iekeboom bien’n op ut pièrdemaarktterrein bee de kaarkhof. Ut lid an un laank stuk touw knupp’m en dan in ut pikkedonker bolder’n tot daij ur doof van wödt of tot dat de plisie komp. Dat möt now en doalijk en veur altied de stee veur ’t kebiet skeet’n weed’n.
Het plaatselijke niet uit Deever komende correspondentje van de Olde Möppeler (Meppeler Courant) vergiste zich een beetje bij het bedenken van de titel voor zijn berichtje: carbidschutters = carbidschieters. Het zij hem voor deze ene keer vergeven.

 

Posted in Gemeente Westenveld, Kebied skeet’n, Traditie | Leave a comment

Ansichtkaart van een oude boerderij in Oldendeever

De hier afgebeelde zwart-wit ansichtkaart van de boerderij van ….. Hessels in Oldendeever is uitgegeven door Jan Brugging (de Wiba) in juli 1960. Wat was de voornaam van deze Hessels ?
De redactie van ut Deevers Archief heeft de eerste kleurenfoto van deze boerderij met pothokke gemaakt op 3 oktober 2012.
De tweede afbeelding in kleur is een scan van de voorkant van het boekje ‘Oldendiever in de twintigste eeuw’. De heemkundige vereniging uut Deever heeft dit onvolprezen boekje in 2009 uitgegeven ter gelegenheid van haar 15-jarige bestaan. Wellicht is het boekje voor een paar eurootjes of een habbekratsje nog te koop bij een handeltje in tweedehands boeken ergens in den lande.
Het mag toch wel merkwaardig worden genoemd dat de makers in het boekje ‘Oldendiever in de twintigste eeuw’ geen aandacht hebben besteed aan de boerderij die op de voorkant van het boekje is te zien. Het moet toch wel enigszins belangwekkend zijn wie daar sinds de nieuwbouw in 1818 zoal hebben gewoond en hebben gewerkt en zijn geboren en zijn overleden ?
De redactie kwam de derde afbeelding in kleur in een webstee op het internet tegen. De redactie weet niet wie de maker is van deze foto.


Posted in Ansigtkoate, Boerdereeje, Oll'ndeever | Leave a comment

Diever kreeg nieuw gemeentehuis an de brinq

In de Leeuwarder Courant van 20 juni 1957 verscheen het volgende korte bericht over de ingebruikname van een nieuw gemeentehuis aan de brinq van Deever.

Diever kreeg nieuw gemeentehuis
De Drentse gemeente Diever heeft de gewoonte, belangrijke evenementen in het gemeentelijke leven of in de dorpsgemeenschap te laten samenvallen met de première van de jaarlijkse Shakespeare-uitvoeringen en het dient daarmee zowel het een als het ander. Immers: wie niet voor Shakespeare naar Diever zou komen, komt wel voor ‘het evenement’ en omgekeerd, waarmee geenszins gezegd wil zijn, dat de uitvoeringen in ’t sprookjesachtige openluchttheater géén evenement zouden zijn. Integendeel ! Was het vorig jaar de ingebruikneming van de geheel gerestaureerde korenmolen De Vlijt, waarvoor mede de Dieverse gasten van heinde en verre waren gekomen, gisteren gold ‘het evenement’ de opening van het nieuwe gemeentehuis aan de Brink -een gebeurtenis, die het volgend jaar moeilijk zal zijn te evenaren, want het gemeentehuis is gebouwd volgens plannen, waaraan de bestedingsbeperking nog vreemd was.
Het is een gebouw geworden, dat vele andere noordelijke gemeentebesturen ertoe zal brengen, Diever te benijden. Niet alleen qua stijl (het doet het uitstekend aan de Brink) en qua omvang, maar vooral om zijn inrichting zal het beantwoorden aan de wensen van meer dan één burgemeester en secretaris.
Van waarde vooral zijn de geschenken van de burgerij en de organisaties (waarvan wij noemen de originele aardewerken krans met de symbolen van bijna alle plaatselijke sociale en culturele instellingen in de hall en het enorme, esthetisch zeer verantwoorde gezandstraalde raam van de plaatselijke coöperaties), omdat zij tonen dat dit het huis der gemeente is in de beste zin des woords.
Daarvan getuigt ook de oplossing, die voor enkele ruime zolderzalen is gevonden: de ene is gepromoveerd tot ‘cultuurzolder’, waarin bijeenkomsten met ruim 200 mensen kunnen worden gehouden en de andere is ‘expositiezolder’ geworden. Daarin is nu tentoonstelling van schilderijen, verbazend aardige kindertekeningen over eigen dorp en een collectie foto’s en ansichtkaarten van Diever. Een prima idee !

Aantekeningen van de redactie van het Deevers Archief
Op bijgaande afbeelding (aanwezig in de beeldbank van het Drentsch Archief in Assen) is de cultuurzolder van het gemeentehuis an de brinq (de voorkant van het gelijk heeft een nieuwe schrijfwijze voor deze vernielde openbare ruimte bedacht) van Deever te zien. Let vooral op de Stako-stoelen (stapelbare en koppelbare stoelen), die an de Deeverbrogge zijn geproduceerd.
In de vijftiger jaren van de vorige eeuw dacht de voorkant van het gelijk tegen beter weten in dat de vraag naar ruimte bij Deeverse verenigingen opgelost kon worden met een ‘cultuurzolder’ in het gemeentehuis.
De redactie herinnert zich dat schaakclub ‘Koning Schaak’, waar burgemeester Jan Cornelis Meiboom (die in de volksmond altijd ome Kees werd genoemd) ook spelend lid van was, zijn clubavond op de ‘cultuurzolder’ hield.  
De ‘cultuurzolder’ op de bovenste verdieping van het gemeentehuis an de brinq van Deever zou beschouwd kunnen worden als een soort van voorloper van het voor Deever onmisbare en nog altijd zeer gemiste Dingspilhuus, de spil van het sociale en culturele leven in Deever, het sociale warme hart van Deever.
Wellicht is het nog steeds mogelijk de ‘cultuurzolder’ na de rampzalige sloop van het Dingspilhuus op te delen in kleinere ruimten, die in gebruik genomen kunnen worden door enige verenigingen; een zeer geschikte kandidaat is bijvoorbeeld de heemkundige vereniging uut Deever.
De redactie blijft wel met een grote vraag zitten: waar zijn de ten toon gestelde kindertekeningen, foto’s en ansichtkaarten, zoals vermeld in het bericht, gebleven ? Wie het weet, die mag het natuurlijk melden.


Posted in Cultuur, Deever, Gemientehuus | Leave a comment

Langs de Wapserweg bee ut Addervene in 1891

De redactie van ut Deevers Archief mocht van wijlen Albertus (Bert) Doorman aan het einde van de vorige eeuw van enige door zijn grootvader mr. Albertus Christiaan van Daalen uit Bennekom op Berkenheuvel gemaakte foto’s een scan maken. Opnieuw, maar nu posthuum, hartelijk dank daarvoor.
Mr. Albertus Christiaan van Daalen kocht in 1890 het landgoed Berkenheuvel, een landgoed van 700 ha in de gemiente Deever. Hij maakte de hier afgebeelde foto op Berkenheuvel.
De tekst bij deze foto in zijn fotoalbum luidt als volgt: Langs Wapserweg bij Adderveen in 1891.
De redactie van ut Deevers Archief kent van het landgoed Berkenheuvel vooralsnog geen oudere bosgezichten dan deze.
Wel is nu enig lastig uitzoekwerk ontstaan, want op de wandelkaart van het landgoed Berkenheuvel uit 1936 is bij het Adderveen geen Wapserweg te vinden, wel Adderveenweg en Jacobaweg. Wie weet waar de Wapserweg lag ? In elk geval in heuvelachtig terrein.
De redactie heeft op een stukje topografische kaart uit 1881 het gebied rond het Adderveen rood gemarkeerd, zie de bijgevoegde afbeelding.

Reactie van Marten Wouwenaar van 16 februari 2016 
De achterkleinzoon van boschbaas Marten Wouwenaar gaf in zijn reactie aan waar volgens hem de Wapserweg ligt of moet hebben gelegen. Deze reactie is verwerkt in het bericht Achterkleinzoon van Marten Wouwenaar reageert.

Reactie van Peter Haveman van 15 augustus 2017
Het Adderveen ligt tegenover het boshuis van roofvogelkenner Rob Bijlsma, aan het zandpad met de naam Doldersummerweg, vroeger Wapserweg.

Abracadabra-1603

Posted in Albertus Christiaan van Daalen, Bosgesigte, Landgoed Berkenheuvel | Leave a comment

Wallegies en sloties van de Witteler Wière

In de Nieuwe Drentse Volksalmanak 1907, uitgegeven door de Commissie van Bestuur over het Provinciaal Museum van Oudheden in Drente, is op de bladzijden 34 tot en met 51 het artikel ‘De Wittelter Schans’ van Hendrik Gerard van Os, burgemeester van de gemiente Deever, opgenomen. De redactie van ut Deevers Archief toont hier enkel een afbeelding van de bladzijden 34, 35, 36 en 37 en een schets van de situatie ter plekke van die ene Wittelter schans, waarin Hendrik Gerard van Os, burgemeester van de gemiente Deever, de toestand ter plekke van die ene Wittelter schans vergelijkt met de toestand ter plekke van die ene Wittelter schans, zoals dr. L.J.F. Janssen die in 1847 heeft beschreven in zijn boek ‘Drenthsche Oudheden’. Leonardus Jan Frederik Jansen was Lit. Doctor en Conservator bij het Museum van Oudheden in Leiden. De tekst op de bladzijden 35, 35, 36 en 37 van het artikel van Hendrik Gerard van Os is hierna weergegeven. De zeer gewaardeerde bezoeker van ut Deevers Archief en hopelijk zeer geïnteresseerde in de Deeverse oudheidkunde wordt voor het lezen van het volledige artikel verwezen naar de Nieuwe Drentse Volksalmanak 1907. 

De Wittelter Schans
In het Wittelterveld (gemeente Diever), tusschen het gehucht Wittelte en de buurtschap ’t Moer, bevinden zich verschillende wallen en grachten, blijkbaar door menschenhanden aangelegd, welke onderling verbonden zijn en daardoor den indruk wekken dat ze bij elkander behooren en tot een gemeenschappelijk doel hebben gediend. Tot dusver echter liggen de oorsprong en de bestemming van het werk in het duister.
Reeds vele jaren geleden heeft deze plek de aandacht getrokken van oudheidkundigen, die wel hunne veronderstellingen daaromtrent hebben neergeschreven, doch niet tot een beslist resultaat zijn gekomen. Zij schijnen evenwel eenstemmig de meening te zijn toegedaan, dat men hier heeft een gedenkteeken der oudheid, behoorende tot de met wildgraven of landweeren verbonden schansen.
Intusschen maakt ons deze indeeling niet veel wijzer, want men heeft de benaming schans niet op te vatten in de meest gangbare en in dien zin tamelijk begrensde beteekenis van het woord, maar in de meer algemeene beteekenis welke in de oudheidkunde daaraan gehecht wordt, n.l. van een aardhoogte door menschenhanden opgeworpen en door een of meer droge grachten omringd, zonder dat daarbij bepaald aan een krijgskundige bestemming behoeft gedacht te worden. Wildgraven of noemt men de wallen met droge grachten, die in velerlei vorm uit vroegere eeuwen bewaard zijn gebleven.
In 1847 heeft dr. L. J. F. Janssen deze schans bezocht en vrij uitvoerig beschreven in zijn het volgend jaar uitgekomen werk ‘Drentsche Oudheden’. In deze beschrijving komen echter eenige onjuistheden voor ten opzichte van de windstreken waarschijnlijk een gevolg van de omstandigheid dat het bezoek bij schemeravond plaats vond en slechts van korten duur was. Ik laat hier de beschrijving volgen, zooals ze op pagina’s 128 en 129 van genoemd werk voorkomt en voeg tusschen haakjes daarbij de resultaten eener onlangs door mij verrichte opmeting, waaruit men zou kunnen opmaken, dat – indien althans niet ook in dit opzicht de opneming door dr. Janssen wat al te vluchtig is geweest – de schans c.a. door vergravingen is geschonden:
Deze schans is nagenoeg rond, doch van boven plat (men ziet thans boven in den heuvel een vrij diepe ingraving, het werk van schatgravers), heeft 15 ellen middellijn en 3 tot 4 ellen hoogte. Zij is omgeven van eene drooge gracht van 2 ellen breedte; daarna volgt een wal van 3 ellen breedte en 2 tot 3 ellen hoogte, hierop weder eene drooge gracht van 2 ellen breedte en eindelijk een laag walletje. (ik vond voor de breedte der grachten gemiddeld 3 meter, voor die der beide wallen gemiddeld 5 meter; het verschil zal wel zijn oorzaak vinden in het sehuin beloop der wallen.) De eerste wal en de tweede gracht (volgens mijne meening, waarover later, de tweede gracht en de tweede of buitenste wal) verlengen zich zuidwaarts (lees: noordwest- en verder noordwaarts) tot eene uitgestrektheid van meer dan 350 ellen (thans volgens opmeting circa 300 meter, op enkele plaatsen onderbroken door een veldweg; tot circa 200 meter is de wal op maaiveldshoogte 6 meter, de gracht 3 meter breed, de overige 100 meter wal en gracht elk circa 3 meter, terwijl op dit laatste gedeelte de wal ook veel lager is); dit doen zij ook noordwaarts (lees; zuidoostwaarts), doch daar slechts eenige ellen ver, terwijl 40 ellen ten noorden (lees: ten zuidoosten), doch geheel in dezelfde richting als de daar verlengde wal en gracht, nog een wal gelegen is van 50 ellen (57½ meter) lengte, die aan zijne oostzijde (lees: zuidzijde) ook eene gracht heeft. Vermoedelijk is deze noordelijke (lees: zuidoostelijke) wal eertijds evenzeer met de schans vereenigd geweest als het thans de zuidelijke (lees: noordwestelijke) nog is; hij is misschien door den ouden weg van Diever op Steenwijk geschonden geworden. Opmerkelijk is bij deze schans nog, dat er nergens een in- of opgang te vinden is, en dat de eerste wal, tegenover de oostzijde der schans, veel breeder is dan de wal, die de overige zijden omgeeft; deze heeft n.l. de breedte van 8 ellen. Deze schans, als zeer weinig geschonden zijnde, verdient een nauwkeurig onderzoek, vergezeld van opgravingen en teekeningen. Dewijl zij eenzaam is gelegen, zich rondom enkel heide bevindt en in de nabijheid niets te ontdekken is wat te verdedigen valt, zij bovendien ook zeer gemakkelijk kan beklommen worden, zal er bezwaarlijk eene krygskundige bestemming aan kunnen worden toegeschreven;
ten ware men stelde, dat er de tent van een veldheer opgestaan, die van deze hoogte althans een verspiedend uitzigt zou gehad hebben. Opgravingen zouden omtrent de bestemming misschien opheldering geven.
Voor zoover ik kon nagaan, is de verbinding van heuvel en wildgraaf anders geweest dan dr. Janssen vermeldt. Immers volgens bijgaand schetskaartje, dat den tegenwoordigen toestand weergeeft, zijn de gracht en de wal van den wildgraaf verbonden respectievelijk met de buitenste gracht en wal om den heuvel en hebben ze zich aan de andere zijde van den heuvel op dezelfde wijze voortgezet tot over den Ruiterdijk. Dat de toestand ook vroeger zoo zal zijn geweest, mag men afleiden uit de omstandigheid, dat de buitenste wal om den heuvel bij het verbindingspunt dezelfde breedte en hoogte heeft als de wal van den wildgraaf en eerst geleidelijk smaller en lager wordt. Trouwens, waar de eerste wal om den heuvel door de tweede gracht geheel is omringd, kan die wal bezwaarlijk met een anderen wal verbonden zijn geweest.
Aan de zuidoostzijde van den heuvel is de verbinding, zooals ik mij voorstel dat ze vroeger geweest is, niet meer aanwezig, doch ik meen dat hiervan ook een verklaringkan worden gegeven. Het komt mij n.l. voor, dat in lateren tijd de gracht van den wildgraaf dwars door de schans is gegraven, met het doel, het water uit een in de nabijheid gelegen turfveentje langs de bestaande gracht (waarmee het door een nog aanwezig slootje verbonden is geweest) en verder langs een bermsloot van den Ruiterdijk …………………….

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Oudheidkundigen tasten wat betreft de oorsprong en het doel van de Witteler Wière volledig in het diepzwarte aardeduister. Zij veronderstellen dat mensen de niet meer aanwezige wallen en sloten bij het Holleveen en de Ruiterdijk in het Wittelerveld hebben aangelegd. De wallen en sloten waren onderling verbonden en leken daardoor bij elkaar te horen. Zij veronderstellen dat de wallen en sloten behoren tot met wildwallen of landweren verbonden schansen.
Wellicht was het de bedoeling van de boeren van de marke van Wittelte de gewassen op de bouwakkers op de Westeresch tegen hordes oprukkend wild uit het Wittelter Veld 
te beschermen met een sloot en een wildwal begroeid met een dicht gesloten struweel. Misschien hebben de Wittelter boeren zich wel laten inspireren door de Friese landweer op de grens van de gemiente Deever en de gemeente Ooststellingwerf op Woater’n ?
De hoogdoorgestudeerde heer doctor Leonardus Jan Frederik Jansen heeft de Witteler Wildwal met dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) in 1847 goed zichtbaar gezien in de heidevelden van het Wittelter Veld. Ook de edelachtbare heer burgemeester Hendrik Gerard van Os heeft de Wittelter Wildwal met dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) nog goed zichtbaar gezien in de heidevelden van het Wittelter Veld. Zie zijn bijgevoegde schets uit 1906.
De Wittelter Wildwal met dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) is door ontginningen van de heide en stevig doorploegende en noest doorwerkende en ruilverkavelende Wittelter boeren weggevaagd. Weggevaagd ? Toch niet helemaal, want vanuit de ruimte zijn de contouren van de sloten en de met grond uit de sloten opgeworpen wildwallen en dat ene merkwaardige onverklaarbare schansje (was het wel een schansje ?) wel degelijk zichbaar. Zie de bijgevoegde satelietfoto uit 2019 van het gebied, met linksboven het Holleveen en rechts de Ruiterdijk.
Hebben de hoogdoorgestudeerde heer doctor Leonardus Jan Frederik Jansen en de edelachtbare heer burgemeester Hendrik Gerard van Os destijds toch wel een behoorlijk beetje lopen te slapen op de Wittelter heide ? Want op de satelietfoto zijn aan de rechterkant van de Ruiterdijk, dus rechtsboven op de satelietfoto ook contouren van sloten en wallen te onderscheiden, die op de grens van de Westeresch liggen.
De redactie vraagt zich tot op de dag van vandaag af waarom het stuk weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg nog steeds geen Ruiterdijk heet, temeer nu aan deze weg een paardenspul staat. De echte oude Steenwijkerweg boog gezien vanuit de kant van Oll’ndeever bij het Noordsweggie rechtsaf richting Wapserveen. Die cultuurhistorisch zeer waardevolle zandweg moest bij de ruilverkaveling om volstrekt onduidelijke redenen sneuvelen. De weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg heette tot in 1986 nog Ruiterweg, in ut Deevers dus Ruterweg. Stuit het teruggeven van de echte naam aan een stukje weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg op onwillige Minder Hoge Dametjes en Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Straatnamen Gelijk Van De Gemeente Westenveld ? Ervaren de Minder Hoge Dametjes en Heertjes Van De Voorkant Van Het Grote Straatnamen Gelijk Van De Gemeente Westenveld Stuit het teruggeven van de echte naam aan een stukje weg tussen het Noordsweggie en de Wapserveenseweg als een nederlaag ?

Afbeelding 1
Schets van de ‘Wittelter Schans’ , in 1906 gemaakt door de edelachtbare heer Hendrik Gerard van Os, burgemeester van de gemiente Deever.

Afbeelding 2
Satelietfoto van de Ruiterdijk en zichtbare sporen van de Witteler Wildwal

Afbeelding 3
Satelietfoto van de Westeresch van Wittelte met aan de linkerkant de Ruiterdijk
Afbeelding 4
Foto van de Ruiterdijk met links het weiland waarin de sporen van de Wittelter Wildwal nog zijn te vinden.
De redactie van ut Deevers Archief heeft deze foto op vrijdag 28 november 2020 gemaakt.


Posted in Oudheidkunde, Wittelte | Leave a comment

De kapelle van Obadja op Zorgvlied

In het online-magazine InWesterveld verscheen op 11 september 2020 het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied. Dit bericht is geschreven in het kader van de Open Monumentendagen van 2017, waarbij de gemeente Westenveld gastheer was van de landelijke opening. In dat jaar verschenen in een speciale uitgave van het magazine InWesterveld interessante artikelen over monumenten in de gemeente Westenveld. Vanwege de corona-pandemie zijn de Open Monumentendagen in 2020 niet doorgegaan, vandaar dat het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied opnieuw is gepubliceerd in het magazine InWesterveld.
De redactie van ut Deevers Archief heeft toestemming van de redactie van het online-magazine InWesterveld dit bericht in zijn geheel op te nemen in ut Deevers Archief. De redactie van ut Deevers Archief is de redactie van InWesterveld bijzonder erkentelijk voor deze toestemming.

De Obadja kapel in Zorgvlied
Westerveld telt vele monumentale kerkgebouwen. Van de imposante Pancratiuskerk in Diever tot het kleinste stenen kerkje van Drenthe in Leggeloo. De kleinste houten kapel van Drenthe staat in Zorgvlied: De Obadja kapel, een rijksmonument.
Het bijzondere witte kapelletje aan de Dorpsstraat in Zorgvlied werd in 1904 gebouwd en doet nog steeds dienst als hervormde kerk. In de zomermaanden weliswaar, als er veel vakantievierende kerkgangers zijn, want met de huidige negen leden is een kerkdienst in de winter niet rendabel.

Eigen kerk bouwen
Dat was ruim honderd jaar geleden wel anders. Toen moesten de kerkgangers uit Zorgvlied, Oude Willem en Wateren te voet naar Diever. Anderhalf uur heen en anderhalf uur terug over de toen nog niet verharde Bosweg. Tot Wolter Benthem de mensen in de gelagkamer van zijn boerencafé in Wateren uitnodigde voor de wekelijkse kerkdienst. Dominee Kan leidde de diensten. Toen ook die situatie niet ideaal bleek, besloot Benthem het initiatief te nemen voor het bouwen van een eigen kerk. Van de zeventig leden werd een extra bijdrage van 25 cent gevraagd. Daarnaast werden er vanuit het hele land door middel van postwissels diverse bijdragen ontvangen.
Het houten witte kerkgebouwtje verrees binnen zeer korte tijd. Op 18 oktober 1904 werd de eerste steen gelegd (de binnenkant van de houten kerk bestaat uit een halfsteens muur), op 14 december vond de eerste kerkdienst plaats.

Druk bezocht
In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het kerkje zo druk bezocht dat er twee diensten werden gehouden om iedereen een plek te kunnen geven. In 1968 werd er een stuk bij de kerk aangebouwd. Daarvoor werd de gehele voorgevel naar voren geplaatst. Maar ook de jaren erna was het kerkgebouw al weer snel te klein en werd een legertent aan het gebouw gekoppeld om mensen onderdak te bieden. In de jaren tachtig bezochten wekelijks 120 mensen het kleine kerkje.

Alle protestanten voelen zich hier thuis
De getallen staat in schril contrast met de huidige situatie, waarbij de kerk slechts negen leden telt. Maar Dirk Ferwerda, voorzitter van de evangelisatievereniging Obadja, die ook het historische pand beheert, is niet pessimistisch. ‘Naast de negen leden hebben we 34 gastleden, mensen die langdurig in een zomerverblijf in de omgeving wonen. Met daarbij nog de losse zomergasten hebben we van april tot eind oktober wekelijks een mooi gevulde kerk. Tijdens de zomermaanden is de kerk met zestig tot zeventig mensen helemaal vol. Gereformeerden, christelijk gereformeerden, hervormden, doopsgezinden, alle protestanten voelen zich hier thuis.’

Gastvrijheid
‘Mensen zijn verrukt van de kleine kapel. Vooral de gastvrijheid en het na afloop met elkaar gezellig een kopje koffie drinken wordt zeer gewaardeerd,’ vult penningmeester Attie Goettsch-Tol aan. ‘Dat geeft een band.’ De kerk heeft een prettige sfeer, met tapijt als vloerbedekking en een aangename temperatuur. ‘Vroeger werd er een kachel gestookt met turf. Kijk, dat was het turfhok.’ Dirk wijst naar het schuurtje naast de kerk. ‘Later kwamen er gaskachels en nu hebben we centrale verwarming.’

Historische waarde
Aan de wand van de kerk hangen foto’s van hoe de kerk en het interieur er vroeger uit heeft gezien. Er was in 1933 een brand in de toren. Later werd een andere toren teruggebouwd. Waar nu losse stoelen staan, stonden in de beginjaren rotanbanken. Later werden er ossenbloedrode houten banken geplaatst.
De evangelisatievereniging is verantwoordelijk voor het onderhoud van het gebouw. Doordat het kerkgebouw als rijksmonument staat geregistreerd heeft de vereniging een grote verantwoordelijkheid. En de vereniging neemt dat heel serieus. ‘We zijn trots op deze mooie kerk en we doen er alles aan om dit in stand te houden. De monumentenwacht komt eens in de twee jaar langs om het pand te controleren en aandachtspunten aan te geven. Dat is zeer prettig, want je krijgt tips om bepaalde onderhoudswerkzaamheden in te plannen.
Dit jaar wordt de houten buitenkant opnieuw in de verf gezet. ‘Dat betekent alle verf er af branden en opnieuw verven. Daarvoor hebben we een contract met een schilder, dat moet je niet als amateur gaan doen.’

Het kerkorgel is ook een monument
Het kerkorgel is als apart monument beschermd. Het eenklaviersorgel, in 1785 gemaakt door J.S. Strumphler, heeft niet altijd in deze kerk gestaan. ‘Het staat er in ieder geval vijftig jaar,’ weet Attie. ‘Er stond eerst een oud kamerorgel. Dit is een bijzonder orgel. Het werd in 1969 gerestaureerd. Ik weet nog dat er ooit binnen het bestuur over werd gesproken om het te vervangen door een elektronisch orgel. Maar goed dat we dat niet hebben gedaan.’

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie heeft in een aantal berichten aandacht besteed aan de evangelisatievereniging Obadja.
In het bericht De Obadja kapel in Zorgvlied zijn vier kleine afbeeldingen opgenomen, die hier in een groter formaat zijn weergegeven. Daarnaast stelde de redactie van het online magazine InWesterveld enige foto’s beschikbaar die te zelfder tijd en te zelfder plaatse zijn gemaakt en niet in het magazine InWesterveld zijn gepubliceerd, maar wel in ut Deevers Archief worden getoond. De maker van deze serie foto’s is Charlie Wessels. Hij heeft deze foto’s gemaakt op 13 juni 2017.

Afbeelding 1 – Voorgevel van de Obadja kapel (© Charlie Wessels)
Afbeelding 2 – Voorgevel van de Obadja kapel met rechts het voormalige turfhok (© Charlie Wessels)

Afbeelding 3 – Voorgevel van de Obadja kapel (© Charlie Wessels)

Afbeelding 4 – Voorgevel van de Obadja kapel met de dr. Jan Harm Pol-bank  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 5 – De olde kaarkhof met de achtergevel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 6 – Interieur met het orgel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Afbeelding 7 – Kansel met het orgel van de Obadja kapel  (© Charlie Wessels)

Posted in Obadja, Zorgvliet | Leave a comment

Wat overbleef van de boerdereeje van Oar’nd Mogg’n

In de geparametriseerde Duitsgezinde krant het ‘Drentsch dagblad: officieel orgaan voor de provincie Drenthe’ verscheen op 4 augustus 1942 het navolgende indoctrinatieberichtje.

Diever.
In café Balsma was een vergadering belegd om te komen tot een vrijwillige organisatie van den Nederlandsche Volksdienst en Winterhulp Nederland.
De leiding van dezen avond berustte bij het wijkhoofd den heer Muggen te Dieverbrug.
De spreker de heer Zuurveen gaf een uiteenzetting van den Nederlandsche Volksdienst en Winterhulp Nederland.
Het doel van deze vergadering is volkomen geslaagd, aangezien een voldoend aantal personen aanwezig was om een vrijwillige organisatie tot stand te brengen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De vergadering werd gehouden in het café Brinkzicht van de beruchte N.S.B.’er Klaas Marcus Balsma an de brink van Deever. Tussen de regels door van het gecensureerde bericht is te lezen dat in Deever de belangstelling voor beide genoemde organisaties te verwaarlozen was.

De N.S.B.’er en commies van de distributie Arend Muggen schreef op zaterdag 11 mei 1940 de  volgende mededeling:
Van officiële zijde wordt vernomen, dat na afloop van de thans lopende distributieperiode, welke donderdag j.l. eindigde, de distributieregeling voor bonen en capucijners en grauwe erwten komt te vervallen. Met ingang van gisteren is de verkoop van deze artikelen aan het publiek vrij en behoeft bij aflevering door de winkelier geen bonnen van de rijksdistributiekaart te worden ingeleverd. Er wordt nadrukkelijk op gewezen dat bonen, capucijners en grauwe erwten dan weder vallen onder het hamsterverbod

Voor wat het waard is, vermeld de publiek toegankelijke webstee nl.wikipedia.org over de Nederlandsche Volksdienst het volgende.
De Nederlandsche Volksdienst werd in juli 1941 opgericht naar voorbeeld van de National Sozialistische Volkswohlfahrt in nazi-Duitsland. De oprichters van de Nederlandsche Volksdienst wilden al het sociale werk in Nederland bundelen in de Nederlandsche Volksdienst. De Nederlandsche Volksdienst werd opgericht op initiatief en met hulp van de Duitse bezetter. Het ging de bezetters om de nazificering van het maatschappelijk werk in Nederland. Door zich in te zetten voor de Nederlandsche Volksdienst steunde men in feite de vijand.

Voor wat het waard is vermeld de publiek toegankelijke webstee nl.wikipedia.org over de organisatie Winterhulp Nederland het volgende.
Winterhulp was de gemeenzame benaming van de Stichting Winterhulp Nederland, de nationaal-socialistische organisatie die tijdens de Tweede Wereldoorlog alle maatschappelijke hulpverlening, zoals verleend door de overheid, particuliere en kerkelijke organisaties in Nederland moest overnemen.

De publiek toegankelijke webstee www.alledrenten.nl bevat de volgende gegevens over het wijkhoofd an de Deeverbrogge:
Beilen, huwelijksakte, 1 mei 1931, aktenr. 18
Bruidegom: Arend Muggen, geboren te Diever; oud: 28 jaren; beroep: landbouwer, zoon van Albert Muggen, beroep: landbouwer, en Klaasje van Wester, beroep: zonder.
Bruid: Henderika Ovinge, geboren te Beilen; oud: 27 jaren; beroep: zonder, dochter van Hendrik Ovinge, beroep: landbouwer, en Jantje Lutken, beroep: zonder.
Diever, geboorteakte, 17 september 1902, aktenr. 47
Kind: Arend Muggen, geboren te Diever op 16-09-1902, zoon van Albert Muggen, beroep: landbouwer; oud: 29 jaren, en Klaasje van Wester, beroep: zonder.

Klaasje van Wester was een dochter van Hendrik van Wester en Geertje Huisman, die tuss’n de Oll’ndeeversebrogge en Wittelte bee ‘t Olde Voartie woonden. Klaasje van Wester was een zuster van boer en wethouder Roelof van Wester uut Oll’ndeever.
Een plaatselijk wijkhoofd was een vaste medewerker van de nationaal-socialistische liefdadigheidsorganisatie Stichting Winterhulp Nederland. Winterhulp had tot politieke doel hulpbehoevenden in de winter materieel te ondersteunen.

Op de foto, die de redactie van ut Deevers Archief heeft gemaakt op 8 februari 2008, is de situatie te zien, zoals deze al sinds jaar en dag is te zien op de plek waar de woning van de N.S.B.’er Arend Muggen tot in de Tweede Wereldoorlog stond. Het huis is in de Tweede Wereldoorlog afgebrand. De geruchten gingen dat een belangrijk lid van het Drentse verzet het huis in de brand heeft gestoken. Maar dat is niet meer na te gaan. In de volksmond was het commentaar: See hept hum in de braand esteuk’n.

De redactie heeft nog niet na kunnen gaan of in het boek met de titel ‘An de Brogge’, dat de Historische Vereniging Vroegere Gemeente Diever heeft samengesteld ter gelegenheid van haar twintigjarig bestaan, enige aandacht is besteed aan ‘de Brogge in oorlogstied’.

Posted in An de Deeverbrogge, N.S.B., N.S.B.'er, Tweede Wereldoorlog, Verdwenen object | Leave a comment

De situatie an de Deeverbrogge bij tegenlicht

Deze afbeelding van de Deeverbrogge en van hotel-café-restaurant-pension Blok staat op een ansichtkaart die in augustus 1955 is uitgegeven door Hotel Blok, telefoon 05219-456.
Diverse Deeverse verzamelaars zijn in het bezit van een exemplaar van deze ansichtkaart.
Van deze ansichtkaart is ook een herdruk bekend uit juni 1959.
Deze kaart is dus veel verstuurd. Blijkbaar hadden toen lang onderweg zijnde handelsreizigers en vrachtvervoerders tijdens een eet- en drinkpauze in café-restaurant Blok even de tijd een kaartje met een berichtje naar huis te sturen. Hotel-café-restaurant Blok stond in 1955 aan de drukst bereden route tussen Meppel en Assen; de autosnelweg A28 tussen Meppel en Assen bestond toen nog niet.
Op de bij tegenlicht gemaakte kleurenfoto, die de redactie van ut Deevers Archief op 21 november 2014 om ongeveer twee uur in de middag heeft gemaakt, is een enigszins ander beeld te zien.

Posted in An de Deeverbrogge, Ansigtkoate, de Voat, Hotel Blok | Leave a comment

Sukersakkie van Hotel Blok – TT Assen – 29 juni 1957

De klanten van het hotel-café-restaurant van Johan Blok an de Deeverbrogg kregen in 1957 bij hun kopje koffie of kopje thee ter gelegenheid van de motorracewedstrijden op het oude TT-circuit bij Assen op 29 juni 1957 een tijdlang -zolang de voorraad strekte- suiker in een zakje met rode opdruk: 29 juni 1957, TT, Hotel Blok, Dieverbug (Dr), aan de weg Assen-Meppel, telefoon 05219-456.
In die tijd -de autosnelweg A28 bestond nog niet- gingen veel inwoners uut de gemiente Deever in de namiddag na afloop van de TT hen de Gowe, hen de Deeverbrogge, hen de Oll’ndeeversebrogge of hen de Wittelerbrogge om -stinkende en schadelijke uitlaatgassen trotserend- naar de zeer vele voorbij komende motoren te kijken.

Posted in An de Deeverbrogge, Hotel Blok, Sukersakkie | Leave a comment

Stroatveger Jan Jurjen de Boer stopt ur mit

In de Olde Möppeler (Meppeler Courant) van woensdag 1 november 1972 verscheen het volgende artikel over de pensionering van gemientewaarker Jan Jurjen de Boer uut de Kloasterstroate in Deever.

Straatveger de Boer stopt ermee
Laten ze er in Diever nu geen smeerboel van maken
Diever. De heer J. de Boer, straatveger van de gemeente Diever heeft maandagavond in café Centrum afscheid van het gemeentepersoneel genomen. Iedere zaterdagmorgen en in de week veegde Jan Jurjen de Boer de straten in het dorp Diever. Het vegen van de straten op zaterdagmorgen was een traditie, die niet zal terugkomen. De opvolger van de oude veger zal in het vervolg de straten alleen door de week vegen.
De heer de Boer is in al die jaren een bekend figuur in het dorp geworden. De Boer heeft het straatvegen in de gemeente bijna 25 jaar gedaan. Iedere morgen trok hij er met zijn karretje op uit, om de route van die dag af te leggen. Zaterdagmorgens werd hij wel door de inwoners geholpen, want dan veegde men het vuil op hoopjes en dan behoefde hij het alleen maar in de kar te doen. Ook had hij dan altijd een vast adres om koffie te drinken.
Onprettig
Trouwens, ook onprettige werkzaamheden, zoals het schoonhouden van de kadaverbakken werden hem niet bespaard. Daarnaast was hij de rattenvanger van de gemeente. Met het met pensioen gaan van de heer J.J. de Boer verdwijnt een bekend en moeilijk te vergeten figuur uit het dorp.
Receptie
Tijdens de afscheidsreceptie voerde J.C. Meyboom, burgemeester van Diever als eerste het woord. Daarna sprak de heer K.T. de Vries als voorzitter van de personeelsvereniging Diever. Hij bood namens het personeel een vuilniswagentje op schaal aan. Het vuilniswagentje werd gemaakt door plaatsgenoot K. Kleine.
Door beide sprekers werd de heer de Boer geschetst als een man die men in de gemeente niet gauw zal vergeten, want alle werkzaamheden die hem werden opgedragen heeft hij met volle overgave gedaan.
Namens de motorclub sprak de heer Snoeken, die de heer de Boer een gouden dasspeld aanbood, terwijl mevrouw de Boer een zilveren kandelaar kreeg.
De heer de Boer sprak aan het einde een dankwoord, waarin hij ook het personeel van de gemeente-secretarie betrok. ‘Ik heb altijd prettig samengewerkt’, zei hij onder meer.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
De redactie kwam bij het digitaliseren (scannen) van dozen vol met oude krantenknipsels bijgaand afgebeeld bericht over dorpsfiguur Jan Jurjen de Boer tegen. 

Dorpsfiguur Jan Jurjen de Boer heeft in zijn vrije tijd ook mooi toneel gespeeld in het openluchttheater. Jan Jurjen de Boer begon ooit als kapper. In Diever heeft hij als een soort van hobby en om een beetje bij te verdienen nog lange tijd in zijn vrije tijd een aantal voornamelijk wat oudere mannen het haar geknipt.
De in de Lemmer in Friesland opgegroeide Jan Jurjen de Boer (geboren op 30 oktober 1907 in de Lemmer, overleden op 24 oktober 1992 in Assen) en zijn vrouw Grietje Sinnema (geboren op 28 mei 1911 in de Lemmer, overleden op 26 november 1999 in Assen) liggen begraven op de kaarkhof an de Grönnegerweg in Deever.

Posted in Alle Deeversen, Deever, Dorpsfiguur, Gemiente Deever, Klaas Kleine | Leave a comment

De messies saat’n wel hiel lös in de büse

In de Leeuwarder Courant van 6 september 1883 verscheen het volgende bericht over een groote onenigheid tussen de jeugd van Deever en Dwingel op de Deeverse kermis.

Makkinga, 4 september.
Tusschen de jongelingschap van Diever en Dwingelo bestaat sedert de Dieversche kermis groote twist. Op dien dag namelijk werden de kermisbezoekers uit Dwingelo door de Dieversche jongelingen letterlijk bij klaarlichten dag naar huis gejaagd. Die van Dwingelo besloten wraak te nemen, en alle jongelieden aldaar werden bij geheimen brief uitgenoodigd om Zondag daar aan volgend, te acht uur, op den Brink zamen te komen en een togt naar Diever te maken, natuurlijk niet met edele bedoelingen. Aan die uitnoodiging werd door plusminus honderd man gevolg gegeven, waarvan sommige met pistolen gewapend, en onder ’t zingen van krijgshaftige (?) liederen ging ’t op Diever los.
De Burgemeester van Dwingelo, van de zaak bewust en wonende te Dieverbrug, posteerde zich met eenige veldwachters vóór zijne woning, en toen de troep, onder het lossen van eenige schoten, de gemeente Diever zou betreden, trad de burgervader voor de bende en kommandeerde: ‘Retireren !’
Dank zij de doortastende maatregelen van dien ambtenaar en de omstandigheid dat de troep nog niet te veel aan Bacchus gewijd had, werd de terugtogt aangenomen. Echter de dappere (?) Dwingelo’ster jonkheid heeft nu aan de inwoners van Dwingelo eene andere proclamatie uitgevaardigd, namelijk: Niet van Dieversche ingezetenen te koopen, en dat, wordt deze bepaling overtreden, met het inwerpen der glasruiten van den overtreder zal worden bestraft.
En die laatste bedreiging schijnt te helpen; althans de bakkers en andere neringdoenden uit Diever verkoopen nu in Dwingelo niets en worden door die dapperen (?) met steenen begroet. Een kuiper met eenige vaatjes moest door de laagheden dier bengels den terugtogt aannemen.
Ook Diever had zich op den voorgenomen togt voorbereid; men verzekert ons, dat op dien dag vele geladen pistolen aan de wand hingen.
’t Is te hopen, dat de belhamels van weerszijden eens kennis maken met het pakhuis van Themis, want zulke daden moeten bestraft worden.

In het Algemeen Handelsblad van 31 oktober 1883 verscheen het volgende korte bericht.

Ter gelegenheid der jaarmarkt te Diever is een persoon, terwijl hij buiten de herberg was, door anderen aangegrepen en zóódanig in ’t aangezicht gesneden, dat hij bijna onherkenbaar was. Bovendien werden de jassen van een tiental personen op verschillende plaatsen aan stukken gesneden. Van een en ander is proces-verbaal opgemaakt.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Op de Deeverse jaarmarkten met kermis werd natuurlijk stevig gedronken en was er voor de jeugd uit de toen nog gesloten dorpsgemeenschappen altijd wel een aanleiding om met elkaar op de vuist te gaan, bijvoorbeeld de omgang met een mooi meisje uit een ander dorp.
De aanleiding van de hier beschreven twist moet echter wel heel ernstig zijn geweest, in het artikel in de Leeuwarder Courant wordt daar geen aandacht aan besteed. De verslaggever wil de belhamels in het pakhuis van Themis (de gevangenis) opsluiten.
Wellicht heeft de twist te maken met het bericht in het Algemeen Handelsblad van 31 oktober 1883.
De messies saat’n wel hiel lös in de büse.

Abracadabra-443

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Abracadabra-444

 

Posted in Deever, Joarmaarkt | Leave a comment

De greinse löp wat aans in de kaarspel Deever

In de Nieuwe Drentsche Volksalmanak 1905, bladzijden 22 tot en met 39, verscheen het artikel ‘Het voormalige kerspel Diever en de latere grensveranderingen’ van burgemeester H. G. van Os van de gemeente Diever

Bij de mededeling van de oorspronkelijke uitgestrektheid van het kerspel Diever heb ik gemeend niet verder te moeten teruggaan dan tot het begin der 15de eeuw, omdat gegevens omtrent de vroegere indeling van Drenthe in kerspelen nagenoeg ontbreken en ongeveer op dat tijdstip in de oude Landschap ene gewijzigde orde van zaken intrad, welke gedurende de volgende vier eeuwen in hoofdzaak onveranderd bleef. Immers eerst na den afstand van Drenthe door Reynold van Coevorden aan de Utrechtsen bisschop Frederik van Blankenheim in 1395, werd door laatstgenoemde een meer geregeld bestuur in Drenthe ingesteld en het is dan ook van omstreeks deze tijd, dat enigszins betrouwbare inlichtingen, vooral ook aangaande het burgerlijk bestuur in de kerspelen, tot ons zijn gekomen en de benaming kerspel een scherper omlijnde betekenis kreeg.

Deze betekenis van een tweeledige: de indeling in kerspelen betrof zowel het werkelijk als het kerkelijk machtsgebied, zodat men sedert genoemde afstand in de regel in elk kerspel een schulte en een pastoor aantrof.

De oudst bekende volledige opgaaf van de Drentse kerspelen vindt men in een handschrift van omstreeks het jaar 1435, medegedeeld in den Nieuwe Volksalmanak van 1904, bladzijde 182, waarin Diever voorkomt als ‘Deueren’. Uit de vermelding van de namen van de overige kerspelen is na te gaan, dat het kerspel Diever ten Noorden en Noord-Oosten begrensd werd door het kerspel Beilen, ten Oosten door Dwingelo, ten Zuiden door Westerhessel en Wapserveen en ten Westen door Vledder. Overigens grensde het noordelijk aan Friesland (Stellingwerf).

Men zal tegenwoordig deze grenzen niet overal met even grote juistheid kunnen aanwijzen, onder andere op die plaatsen, waar vroeger uitgestrekte onbewoonde heidevelden, moerassen of venen werden aangetroffen; nauwkeuriger echter waar een riviertje of stroom een natuurlijke grens vormde. En daar dergelijke natuurlijke grenzen tussen de tegenwoordige burgerlijke gemeente en de meeste der omliggende gemeenten, in de opgaaf van 1435 reeds als kerspelen voorkomende (de gemeente Havelte als gevormd uit de kerspelen Westerhessel en Wapserveen), bijna overal aanwezig zijn, mag men, ook gelet op de benamingen en grenzen der marken, velden, maden enzovoort van de verschillende buurtschappen en kluften, die natuurlijke grensscheiding veilig aannemen als de grens van het oude kerspel Diever, behoudens de plaats gehad hebbende grensveranderingen, waaromtrent echter voldoende zekerheid bestaat. Deze grenzen waren: de Oude of Beilerstroom tegen het kerspel Dwingelo, de Wapserveensche Aa tegen het kerspel Wapserveen, de Vledder Aa tegen het kerspel Vledder.

De grens tegen het kerspel Westerhessel vormde waarschijnlijk een moeras ter plaatse van het tegenwoordige gehucht ‘het Moer’, dat daaraan blijkbaar zijn naam heeft ontleend (voetnoot 1), terwijl in het Noorden en Noord-Oosten uitgestrekte moerassen en venen werden aangetroffen tussen het kerspel Diever aan de ene zijde, Friesland en het kerspel Beilen aan de andere zijde. Juist terwijl deze streek niet bewoond was, zal het vergeefse moeite zijn, na te sporen, hoever in die tijden het kerspil zich in deze richting uitstrekte. Van ene eigenlijke grenslijn zal wel geen sprake zijn geweest. Eerst later, toen de venen vergraven en de gronden dientengevolge productief gemaakt werden, zal de grens der onder de verschillende kerspelen gelegen marken, als gevolg van het op de voorgrond tredend eigenbelang van de wederzijdse deelgerechtigden, door deze zijn vastgesteld. En deze markegrenzen, welke ook thans nog wel zijn aan te wijzen, werden alzo tevens de grenzen tussen de kerspelen, van welke die marken deel uitmaakten.

Op het tijdstip, waarmede deze verandering begint, bestond het kerspel Diever, behalve uit het dorp Diever (in ene acte van 1181 of 1182 reeds voorkomende als Devere), uit de buurtschappen of gehuchten Kalteren (in 1209 of 1210 Calthorne), Oldendiever (in een register van de jaren 1298-1304 Oldendene, waarschijnlijk een schrijffout voor Oldendever), Wittelte (21 mei 1040 Withelte), Wapse (5 februari 1384), Leggelo (in 1207 of 1208 Leggelo) en Eemster (in 1210 of 1211 Hemsere) (voetnoot 2). Enige kleinere gehuchten schijnen eerst later te zijn ontstaan, zoals Krommevoort (reeds in 1633 bekend), Wateren (in de 17e eeuw bekend als Achter- en Voor-Wateren, terwijl de benaming Klein-Wateren voor ’t eerst in 1761 voorkomt), ’t Moer in 1683, de Brugge of Dieverbruggge in 1685, de Voshaar in 1737, de Geeuwenbrug in 1768 en de Haart in 1772 (voetnoot 3).

Magnin (voetnoot 4) vermeldt nog, dat na de 14e eeuw Lhee onder ’t kerspel Diever heeft gehoord. Ik heb niet kunnen ontdekken, waarop deze mening gegrond is en ben geneigd aan een onwillekeurige vergissing bij die schrijver te denken. Volgens die mening zou Dwingelo, dat toen reeds een afzonderlijk kerspil vormde, behalve aan den kant van Ruinen geheel door ’t kerspel Diever zijn ingesloten geweest, terwijl Lheebroek, dat steeds een deel van Dwingelo heeft uitgemaakt, een enclave zou hebben gevormd. Een en ander komt mij zeer onwaarschijnlijk voor en ook bij overlevering is van een vereniging van Lhee met het kerspel Diever niets bekend.

De enige malen uitgesproken mening, dat Wapserveen nog geruime tijd, althans nog in de 15de eeuw, onder Diever heeft behoord, zal wel op een dwaling berusten. Volgens Romein (voetnoot 4) en waarschijnlijk in navolging daarvan de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1902, bladzijde 73, zou het in 1461 kerkelijk van Diever zijn afgescheiden, terwijl op laatstgenoemde plaats nog vermeld wordt, dat er toen eveneens een schulte werd aangesteld en de schrijver blijkens de bewoordingen wil te kennen geven, dat Wapserveen voor ‘t eerst sedert dat jaar zowel in ’t burgerlijke als in ’t kerkelijke een afzonderlijk kerspel uitmaakte, in overeenstemming met de stelling onder andere bij Magnin (voetnoot 4). Dat dit niet het geval geweest is, mag blijken uit een open brief van het jaar 1285 (voetnoot 4), waarin van de kerk aldaar reeds als van een parochiekerk wordt melding gemaakt, alsook uit de lijst der kerspelen van 1435, waarop Wapserveen eveneens reeds als zodanig voorkomt.

Wel is het aan te nemen, dat Wapserveen in vroegere tijd met Diever en de omgelegen buurtschappen een kerspil vormde. Niet alleen de naam, in verband met die van de buurtschap Wapse onder Diever, maakt dit zeer waarschijnlijk, doch ook de omstandigheid, dat Wapserveen, sedert het een afzonderlijk kerspel werd, meest met Diever tot een schultambt verenigd was. Tot dusver heeft men alleen in de jaren 1461, 1469 en 1480 (voetnoot 4) afzonderlijke schulte van Wapserveen aangetroffen; overigens was de schulte van Diever tevens schulte van Wapserveen, althans van 1595 tot 14 april 1795, toen laatstgenoemd kerspel bij besluit van de Representanten van het volk van Drenthe in ’t burgerlijke bij Havelte werd gevoegd.

Een eigenaardige illustratie van de verhouding tussen de kerspelen Diever en Wapserveen (misschien wel een uitvloeisel van de vroegere afscheiding), leverde de sinds onheugelijke tijden bestaande gewoonte, dat de schulte van Diever van elk erf te Wapserveen een voer turf genoot, waartegenover de schulte om het andere jaar twee tonnen bier placht te geven.

Bij een contract van 17 juni 1768 (voetnoot 6) werd tussen de schulte L. Nysingh en de carspellieden van Wapserveen tot onderling gemak en gerief overeengekomen, dat de carspellieden, zolang de heer Nysingh schulte zou zijn, in plaats van turf voor elk voer zouden betalen 14 stuivers, terwijl de schulte vrij zou zijn van het geven van bier. Er waren toen te Wapserveen 59 of 60 erven.

Behalve Wapserveen, schijnt ook Vledder enige tijd met het kerspel Diever in het burgerlijke te zijn verenigd geweest. Met zou dit kunnen opmaken uit een ordel van de Etstoel, in 1454 te Rolde gewezen, aldus aanvangende: “Soe iss gewiset tusschen den Drost unde den Kasspil van Deueren unde Vledderen…”. Deze vereniging is dan echter slechts zeer tijdelijk geweest, want op de lijst van 1435 komt Vledder als een afzonderlijk kerspel voor, in 1595 weer, terwijl het korte tijd daarna dezelfde schulte had als Havelte. Wellicht dat dus een enkele schulte van Diever tevens schulte van Vledder was, evenals later Hendrik van Barneveld, bijgenaamd Magere Hein, sedert 1530 tegelijkertijd schulte was van Meppel en Diever en Arent Dannenberg in 1737 en 1738 tegelijkertijd van Diever en Hoogersmilde.

In de loop der jaren is de grens van het kerspel Diever, zoals die hierboven is aangegeven als te zijn geweest in het begin van de 15de eeuw, meermalen gewijzigd door de afscheiding van enkele buurtschappen. Deze afscheiding betrof nu eens het wereldlijk, dan weder het kerkelijk gebied, doch nimmer het een en ander tegelijk.

De eerste afscheiding had plaats in 1633 en betrof de uitgestrekte hoge venen in het Noorden en Noord-Oosten van het kerspel onder de marken Diever en Leggeloo, tot de vervening waarvan in 1612 octrooi was verleend. In 1625 waren de meeste gronden reeds van veen ontbloot en ontgonnen, terwijl zich daar inmiddels een kolonie gevormd had, de Hoogersmilde genoemd. Bij een acte van 19 februari 1633 werden door Ridderschap en Eigenerfden ten behoeve van Adriaan Pauw, Ridder, Heer van Heemstede, Raadpensionaris van Holland en Westfriesland, deze venen, genaamd de Dieverder en Leggelder Smilder venen ‘beginnende t’eydens de Crommevoerder veenen (voetnoot 7), streckende opwaerts aen tot aen Hycker- ende andere Marcken ende tot aen de Vriesche Custen respective’ tot een Heerlijkheid verheven onder de naam van ‘de Heerlickheyt van Hooger-Smilde’. Dientengevolge kreeg Hoogersmilde een eigen schulte; een enkele maal was de schulte van Diever tevens schulte van de Heerlijkheid (voetnoot 8).

Kerkelijk bleef ze onder Diever ressorteren en ook de armenzorg, destijds uitsluitend een zaak van de diaconie, bleef aanvankelijk op de oude voet bestendigd. Op de duur gaf dit laatste echter aanleiding tot bezwaren en onenigheden, welke bij de Ridderschap en Eigenerfden werden aanhangig gemaakt. Een notitie in een oud kerkelijk register (voetnoot 6) leert ons de uitslag. Op 22 maart 1711 werd namelijk de kerk te Diever afgekondigd, dat ingevolge sententie van Ridderschap en Eigenerfden, op de laatstgehouden landdag genomen, de diakenen van het kerspil Diever ‘van alle gemeynschap met de Smildinger armen of armcassa ten enemaal aftreden en niet voornemens sijn eenich support an deselve te verlienen. Noch oock van haar armpenningen te profiteeren en dat diensvolgens de Smildinger haar armgeld en almosen separaat sullen konnen manieren, distribueren end imployeren so als sullen goedvinden’. Doch hiermee was het geschil niet uit de weg geruimd, want daarna vinden wij de zaak voor de Etstoel gebracht. Bij een uitspraak van 6 juni 1714 (voetnoot 9) van Gecommitteerden namens de Etstoel werd, na verhoor van diakenen en volmachten van Diever en Smilde, een minnelijke overeenkomst tot stand gebracht, in hoofdzaak hierop neerkomende, dat het armoortjesgeld (voetnoot 10) van de verpachtingen en de opbrengst van de bussen, in de herbergen hangende, door elke diaconie op haar eigen gebied zou worden genoten; evenzo hetgeen in het bekken op het kerkhof te Diever gegeven werd bij de begrafenissen van doden uit het kerspil Diever en uit Smilde. Daarentegen zou de opbrengst  der collecten in de kerk te Diever voor 9/10 aan Diever, voor het overige 1/10 gedeelte aan de Smilder diaconie komen en zouden in dezelfde verhouding de rente en huur van de armengoederen verdeeld worden, uitgezonderd de goederen, welke reeds voor de stichting van Hoogersmilde aanwezig waren en waarvan de opbrengst geheel aan de diaconie van Diever verbleef.

Zoals gezegd , bleef Hoogersmilde kerkelijk onder Diever behoren en het is vrij nauwkeurig na te gaan, hoever zich destijds het gebied van de kerk te Diever noordelijk uitstrekte. Deze grens moet worden aangenomen ongeveer ter plaatse, waar zich tegenwoordig de Leembrug over de Drentse Hoofdvaart bevindt. In de oude doopboeken immers ziet men, dat herhaaldelijk personen van den- achter den- of tegenover de Wolvenberg (gelegen in de nabijheid van de vervening van het Oranjekanaal met de Drentse Hoofdvaart) hun kinderen in de kerk te Diever lieten dopen.

Een grote verandering bracht de vereniging van het Koninkrijk Holland met het Franse Keizerrijk, bij Keizerlijk decreet van 9 juli 1810 en de daarop gevolge verdeling in departementen, arrondissementen, kantons en gemeenten, definitief omschreven bij decreet van 21 oktober 1811, ten opzichte van Diever teweeg.

Werd bij deze verdeling Vledder met Diever tot een commune verenigd, de welvarende buurtschappen Eemster en Leggeloo werden van Diever afgescheiden en in het burgerlijke bij Dwingelo gevoegd. Bij deze afscheiding wens ik enigszins uitvoeriger stil te staan, omdat ze – en vooral de daaruit gevolgde kerkelijke afscheiding – op hevig verzet van de zijde van de belanghebbenden stuitte en vooral ook omdat, zonderling genoeg, noch Magnin in zijn overigens zo volledig ‘Overzicht van de Kerkelijke Geschiedenis van Drenthe’, noch Romein in ‘de Hervormde Predikanten van Drenthe’ hiervan met een enkel woord gewag maken.

De beweegreden voor deze afscheiding schijnt minder te moeten worden gezocht in de wens om de ingezetenen van deze buurtschappen welgevallig te zijn, dan wel om het zielental van Dwingelo tot een behoorlijk cijfer op te voeren; van een andere overweging is mij althans niet gebleken. In Diever schreef men de afscheiding toe aan kuiperijen van de zijde van Dwingelo, gegrond als men ze noemde op willekeurigheid, misverstand, overijling of persoonlijke berekeningen. In elk geval is het duidelijk, dat daarbij geen rekening is gehouden met de wensen van de bevolking van de beide buurtschappen, die op ondubbelzinnige wijze blijk gaf van haar tegenzin tegen deze verandering.

In Dwingelo daarentegen heeft men zich gemakkelijker bij het geval neergelegd en haastte men zich de nieuwe gemeentenaren ook de voorrechten van een kerkelijke vereniging te doen deelachtig worden. Reeds in november 1811 richtte de maire van Dwingelo een verzoek tot de prefect van het departement van de Wester-Eems, om de beide buurtschappen thans ook in de geestelijke onder Dwingelo te doen ressorteren. Dit verzoek werd in dier voege toegestaan, dat bij besluit van de perfect van 16 december daar aan volgende, no. 15, werd verklaard, dat met ingang van 1 januari 1812 Eemster en Leggelo ten aanzien van het kerkelijk zouden gehouden worden tot de mairie van Dwingelo te behoren ’tenzij daartegen gegronde inconvenienten mogten militeeren, dewelke existerende, door den onderprefekt opgegeven en ter kennisse van den prefekt moeten gebragt worden.’

Niettegenstaande de laatste zinsnede van deze beschikking, die door de onderprefect in het arrondissement Assen ook aan de maire van Diever werd gezonden en die als ’t ware een uitnodiging was aan belanghebbenden om met hun bezwaren voor de dag te komen, bleef men van die zijde aanvankelijk stilzitten. De maire van Dwingelo schijnt daaruit niet zonder reden te hebben afgeleid, dat er geen ‘inconvenienten’ aanwezig waren, waarom hij de vrijheid nam om op de 7 mei 1812 in de kerk te doen afkondigen, dat sedert 1 januari van dat jaar Eemster en Leggelo kerkelijk met Dwingelo verenigd waren.

Deze mededeling was wel in staat, de belanghebbenden op onzachte wijze uit de slaap te wekken. Reeds de 16 mei daarop volgende werd een adres, door een aanzienlijk getal inwoners van Eemster en Leggelo en leden van het Hervormde kerkgenootschap te Diever ondertekend, ingezonden, waarbij zij te kennen gaven ‘niets hartelijker te verlangen dan met de gemeente Diever op de oude voet verknocht te blijven en wel op grond van een door de tijd diep ingewortelde en door niets te wraken gehechtheid aan een gemeente, in welke kring hun voorvaderen sedert onheugelijke jaren en zijzelf de zegeningen van de godsdienst genoten hebben, alsmede op grond van de nadelen, die door de voorgenoemde afscheidingen bedreigen’.

Nu ook achtte de maire van Diever de tijd gekomen om te voldoen aan de aanschrijving van de onderprefect te Assen van 23 december van het vorige jaar, om ten spoedigste te rapporteren ten aanzien van de inconvenienten, die bij hem tegen het besluit van de prefect mochten aanwezig zijn. En nu worden wij bekend gemaakt met tal van bezwaren, sommige wel wat al te breed uitgemeten, andere daarentegen volstrekt niet denkbeeldig, uit welke opsomming blijkt, dat men het ook destijds reeds een goede gewoonte achtte, de meest afdoende argumenten tot het laatst te bewaren.

In de eerste plaats dan zouden de ingezetenen van Diever voor de afscheiding in de onmogelijkheid worden gebracht, hun kerkgebouw en aanhoren naar eis te onderhouden. Deze kerk zou veel te groot worden en die van Dwingelo te klein voor de vermeerderde bevolking. Verder hadden de bewoners van Eemster en Leggelo te Diever in de nabijheid van de kerk sedert jaren bij hun oude vrienden en bloedverwanten, met wie zij – zowel als deze met hen – de broederlijke gemeenschap wensten te onderhouden, een zogenaamde ‘vrije intrek’, waar zij bij slecht weer, te vroege aankomst en tot verblijf tussen de kerkdiensten kosteloos vertoefden en verfrissing vonden, hetgeen zij te Dwingelo misten en zich dus tegen betaling moesten verschaffen. Te Diever hadden zij merendeels in de kerk hun vaste zitplaatsen en eigen voorouderlijke graven; hier waren zij gedoopt en in de echt verbonden, hier stonden ook hun familie van de oudste tijden er in de kerkelijke registers opgetekend en hadden zij van hun jeugd af het godsdienstonderwijs genoten, zodat een onlaakbare vooringenomenheid en van hun kindsheid af aan de plaats, medelidmaten en leraar verbond. Bovendien viel hun de uitoefening van de eredienst te Diever gemakkelijker, terwijl de weg daarheen korter en te allen tijde te voet en per rijtuig begaanbaar was, terwijl die naar Dwingelo, vooral in de winter wanneer de Oude stroom buiten zijn oevers was getreden, veelal onbruikbaar was, bepaaldelijk voor voetgangers. Het slotargument, dat naar de mening van adressanten moest beslissen, was, dat zij voor hun aandeel wettige eigenaars waren van de kerk en pastorie te Diever van welke eigendom zij door de afscheiding verstoken zouden worden, terwijl hun aandeel in de lasten voor rekening van de Dieverse leden zou komen.

De zaak schijnt daarna geruime tijd hangende te zijn gebleven, waarschijnlijk een gevolg van de algemene toestand van het land, welke in het volgende jaar tot de val van het Franse Keizerrijk en de herstelling van onze onafhankelijkheid leidde. Wel opmerkelijk is het, dat juist tussen januari 1812 en juli 1813 geen enkel kind uit Eemster of Leggelo te Diever is gedoopt, later wel weer.

Uit een in mijn bezit gekomen ontwerpadres van ingezeten uit Eemster en Leggelo blijkt, dat men nu de tijd gekomen achtte om opnieuw, ditmaal bij de Staten van de Landschap Drenthe, aan te dringen op een hereniging met Diever, waartoe de op handen zijnde reorganisatie van het inwendig bestuur een ongezochte gelegenheid aanbood. Dit verzoek betrof zowel de burgerlijke als de kerkelijke indeling, zodat wij, behalve de reeds vroeger gebezigde argumenten, daarin ook de bezwaren tegen de politieke afscheiding aantreffen.

Vooropstellende, dat van de oudste tijden er de Oude stroom de natuurlijke grens was geweest tussen de kerspelen Diever en Dwingelo, betoogde men, dat door de afscheiding de evenredigheid tussen bouwland, heide en zandgrond met hooi- en weilanden in eenmaal verbroken werd, daar bijna al het groenland van de gemeente onder de afgescheiden buurtschappen gelegen was. Dientengevolge zou de gemeente niet bestand zijn tegen de aanmerkelijke quota’s en aanslagen, inzonderheid van de grondbelasting, welke over de zo weinig opleverende overgebleven gronden moest worden verdeeld. Talloze onenigheden zouden hieruit voortvloeien, daar de grondeigendommen wederzijds zodanig door elkander waren gelegen, dat dit alleen reeds de afscheiding als geheel absurd en als zonder kennis van zaken tot stand gebracht moest doen voorkomen. Ook had door de afscheiding het traktement van de schoolmeester te Diever een aanmerkelijke vermindering ondergaan, terwijl deze functionaris toch mede door adressanten was beroepen, welke verbintenis zij voor hun aandeel thans verhinderd waren na te komen (voetnoot 11). Ten slotte gaven zij hun vast voornemen te kennen, niettegenstaande alle politie betrekkingen, bij voortduring van het kerkgebouw te Diever gebruik te zullen maken en tot het onderhoud van kerk en eredienst aldaar te blijven bijdragen, wat toch wel niemand hun zou kunnen beletten. Ook hun liefdegaven ten bate van de diaconie zouden zij te Diever blijven besteden.

Deze poging heeft evenmin het gewenst gevolg gehad. In het burgerlijke bleven Eemster en Leggelo met Dwingelo verenigd, terwijl Diever en Vledder afzonderlijke gemeenten werden.

Op 15 juli 1817 heeft de commissaris-generaal, provisioneel belast met de zaken van de Nederlands Hervormde kerk enzovoort, Eemster en Leggelo kerkelijk van Diever afgescheiden en met Dwingelo verenigd. Bij Koninklijk Besluit van 12 september 1823, no. 103, werd die afscheiding definitief tot stand gebracht.

De bedreiging, dat de ingezetenen van de buurtschappen niettegenstaande de burgerlijke afscheiding toch te Diever de bevrediging van hun godsdienstige behoeften zouden blijven zoeken, is niet lang volgehouden. Werden in de eerste jaren na 1823 hun kinderen nog op de oude voet te Diever gedoopt, spoedig verminderde dit, om in 1830 geheel op te houden. Reeds sedert 1814 waren uit Leggelo, sedert 1816 uit Eemster geen nieuwe lidmaten meer te Diever aangenomen. Enkele families daarentegen bleven nog een 30-tal jaren te Diever naar de kerk gaan.

Nog tweemaal moest de kerk te Diever een deel van haar gebied afstaan.
De eerste maal was dit een gevolg van de kolonisatie der buurtschappen Wateren door de Maatschappij van Weldadigheid, die daar een opvoedingsgesticht vestigde. Bij beschikking van de Minister voor de zaken van de Hervormde eredienst enzovoort van 17 april 1834, no. 3, werden de godsdienstige belangen der Protestantse kwekelingen van het opvoedingsgesticht te Wateren en van de Protestantse bewoners van de te Groot-Wateren gelegen woningen aanbevolen aan de predikant te Vledder. Nadat in 1860, dus een jaar nadat de bedelaarsgestichten te Ommerschans en Veenhuizen door het Rijk van de Maatschappij van Weldadigheid waren overgenomen, alle bezittingen van de Maatschappij te Wateren, de kweekschool daaronder begrepen, in openbare veiling waren verkocht en in handen aan bijzondere personen overgegaan, werd bij besluit van dezelfde Minister van 7 maart 1862, no. 8, op een adres van het Classicaal bestuur van Meppel vorenbedoelde beschikking van 1834 ingetrokken, zodat sedert dat jaar geheel Wateren weer kerkelijk onder Diever behoort.
De laatste afscheiding betrof de voormalige Heerlijkheid Hoogersmilde, in 1633 reeds in het burgerlijke van Diever gescheiden. Met het oog op de verre afstand ligt het voor de hand, dat het voor de bewoners op de duur een groot ongerief was, hun godsdienstplichten te Diever blijven te vervullen. Een deel van hen bezocht dan ook reeds sedert jaren de op 17 februari 1788 ingewijde nieuwe kerk te Kloosterveen. Op verzoek van de Hervormde ingezetenen van Hoogersmilde werd hun bij Koninklijk Besluit van 23 maart 1844, no. 70, toegezegd, dat zij van Diever zouden worden afgescheiden en een afzonderlijke kerkelijke gemeente uitmaken, indien zonder bezwaar van ’s lands kas aldaar een geschikt kerkgebouw met predikantswoning werd gebouwd. De kerk te Diever zou alle kerkelijke bezittingen behouden, de ingezetenen van Hoogersmilde zouden daarentegen worden vrijgesteld van de kerkelijke omslag te Diever, in te gaan op 1 januari na het jaar waarin de nieuwe kerk zou zijn ingewijd. Deze inwijding had plaats op 26 december 1844, zodat op 1 januari 1845 ook deze afscheiding haar beslag kreeg.

Volledigheidshalve werd nog vermeld, dat te Wateren, waar voor de afscheiding van de Maatschappij van Weldadigheid door de Rooms Katholieke bewoners gebruik werd gemaakt van de Rooms Katholieke kerk te Frederiksoord. (rectoraat onder de parochie Steenwijkerwold), zich vooral sedert het jaar 1880 meer Rooms Katholieke gezinnen vestigden, zodat zich langzamerhand de behoefte aan een eigen kerk deed gevoelen. In 1883, toen het getal van de gezinnen 9 bedroeg met 50 gezinsleden, richtte de Vikaris Kapitulair van het Aartsbisdom Utrecht tot de Minister van Financiën het verzoek om ten behoeve van de pastoor een te Wateren op te richten parochie een rijksjaarwedde, benevens een subsidie voor de bouw van een kerk, toe te kennen. Niettegenstaande dit verzoek, met het oog op de weinig talrijke nederzetting, werd afgewezen, werd bij beschikking van de Aartsbisschop van Utrecht van 3 september 1884 met ingang van 18 september daaropvolgende te Wateren een kerkelijke parochie opgericht onder de bescherming van de H. Andreas.

Voetnoten:
1)
Van de vroegste tijden af, dat deze naam in oude stukken voorkomt, werd de bevolking van dit gehucht steeds aangeduid als wonende “op het Moer”.
2)
Deze oorkonden zijn te vinden in het Oorkondenboek van Groningen en Drenthe onder de nrs. 39, 48, 199, 19, 726, 44 en 49.
3)
Deze jaartallen zijn geput uit de oude kerkelijke doopboeken, aanwezig op het gemeentearchief te Diever, beginnende op het jaar 1676.
4)
Magnin. Overzicht der Kerkelijke Geschiedenis van Drenthe, bladzijde 141.
5)
De Hervormde Predikanten van Drenthe.
6)
In het gemeentearchief van Diever.
7)
In de nabijheid van de Geeuwenbrug.
8)
Zie de Nieuwe Drentse Volksalmanak van 1902, bladzijde 197.
9)
Kopie in het “Protocol aangaande de administratie der armen wegens de Hooger Smilde”, in het gemeentearchief te Smilde.
10)
Een vierde gedeelte, namelijk een oortje (2 duiten of 4 penningen) van elke stuiver, welke van elke gulden op de pachtsommen der Generale Middelen ten laste van de pachters werd geheven.
11)
Dat Eemster en Leggeloo inderdaad het welvarendste deel van het kerspil Diever hebben uitgemaakt, mag blijken uit de volgende lijst van zuivere bezittingen (daaronder begrepen de gekapitaliseerde waarde van revenuen van ambten, bedieningen en beneficiën) van de ingezeten, welke tot een bedrag van minstens 100 gulden gegoed waren. Deze lijst strekte ten behoeve der heffing van den 100sten penning, ingevolge resolutie van de representanten van het Drentse volk van 11 oktober 1796.
Diever                 83 huizen     201515,– gulden
Oldendiever        19 huizen       38525,– gulden
Kalteren                3 huizen           400,– gulden
Wateren                6 huizen         5400,– gulden
Wittelte               12 huizen       32050,– gulden
’t Moer                  4 huizen         1450,– gulden
Wapse                36 huizen       61990,– gulden
Leggeloo            22 huizen       79550,– gulden
Eemster              25 huizen       57635,– gulden

Posted in Deever, Kaarke an de brink, Kalter’n, Kerspel Diever, Oll'ndeever, ut Moer, Wapse, Wittelte, Woater’n | Leave a comment

Een steenen potje met tien oude muntstukken

In de Provinciale Drentsche en Asser Courant verscheen op 4 december 1928 het volgende belangwekkende bericht over de vondst van oude munten in een weiland op Kalteren.

Oude munten gevonden
Terwijl een zoon van den landbouwer Seinen met een knecht op het weiland te Kalteren bezig was met graafwerk, deden ze een merkwaardige vondst. Reeds eenige malen waren op dit land voorwerpen gevonden, welke er op duidden dat daar vroeger een woning had gestaan. Toen de knecht nu wederom op iets stootte met zijn schoffel, zei hij uit de grap, dat hij nu de pot met goud had gevonden. En waarlijk kwam er een steenen potje te voorschijn, hetwelk door een kei afgedekt was.
De inhoud werd zorgvuldig nagezocht en bestond uit 10 oude muntstukken, 4 gouden en 6 zilveren. Tussen de munten zat telkens een stukje zak (nog geheel gaaf). De gouden munten waren ter grootte van bijna een gulden, de zilveren als van een rijksdaalder.
Bij nadere beschouwing bleek ons dat de muntstukken verschillende randschriften droegen.
Op een gouden munt stond: P. HS. D.G. HISPZ. REX. DUX. BR aan de eene zijde en aan de andere DOMINUS MIHI ADJUTOR, benevens een beeld van Philips II.
De tweede gouden munt bevatte eveneens het woord Philips.
Deze beide munten zijn dus uit den tijd van Philips de Tweede. Koning van Spanje.
Van de beide overige gouden munten bevatte de eene een massa (vermoedelijk) Hebreeuwse letterteekens en de andere een wapen, voorstellende een Engel.
Vier van de zes zilveren munten waren gelijk. Aan de eene zijde stond een wapen, voorstellende een leeuw met als randschrift CON FIDENS DNO NON MOVETVR, benevens het jaartal 1616. Aan de andere zijde een wapen, voorstellende een geharnaste ridder met een leeuw in een apart wapen er onder. Het randschrift vermeldde: FOE BELG IRAN MO. ARG PRO : CON.
De beide andere zilveren munten waren eveneens gelijk en vertoonden aan beide zijden een wapen. Het randschrift aan de een zijde luidde: Albert et Elisabeth Dei Gratia en als vervolg daarop aan de andere zijde: Archid. Aust. Duces. Burg. Brab. Zd.
De heer Seinen heeft de muntstukken onder zijn berusting gehouden, terwijl kennis is gegeven aan dr. A.E. van Giffen te Groningen.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Landbouwer Seinen moet Jan Seinen uit Wapse zijn geweest. Jan Seinen is geboren op 15  juli 1876 in Wapse. Jan Seinen is overleden op 13 december 1950 in Deever. Wellicht is de bijzondere muntschat nog steeds in het bezit van een nazaat van Jan Seinen.

Dominus mihi adiutor (DOMINVS MIHI ADIVTOR) (de Heer is mijn helper) was de lijfspreuk van de Spaanse koning Philips II, daarmee ligt de datering van de betreffende munt ongeveer vast, namelijk 1555-1581. 
PHS. D.G. HISP. Z. REX. DUX. BR is voluit: Philippus Dei gratia Hispaniarum z rex dux Brabant. Dit betekent: Philips, bij de gratie Gods koning van Spanje en hertog van Brabant.

Posted in Alle Deeversen, Kalter’n, Oudheidkunde, Wapse | Leave a comment

Panorama van de Aachterstroate en de Noorderesch

De redactie van ut Deevers Archief schat in dat dorpsfiguur en dorpsfotograaf Harm Hessels, staande boven in de gemeentelijke toren aan de brink van Deever, deze prachtige panoramafoto van de Aachterstroate en de Noorderesch in de eerste helft van de zestiger jaren van de vorige eeuw heeft gemaakt. Harm Hessels is niet in de toren geklommen om te genieten van het fraaie panorama, maar mogelijk wel vanwege een speciale gebeurtenis in het dorp Deever, want in de Aachterstroate loopt veel volk. De redactie heeft nog niet kunnen bedenken of achterhalen ter gelegenheid van welke gebeurtenis zo veel volk op de been was.
Op deze panoramafoto is heel goed te zien hoe de Hoge Heren Van Het Grote Essenbehoud Gelijk Van De Gemiente Deever met de aanleg van de halve rondweg met de naam Betonweg, die tegenwoordig onterecht Ten Darperweg heet, de Noorderesch voor altijd hebben vurropt, vurnaggeld en vurrineweerd.
De redactie heeft nog niet uitgezocht wie rond 1965 in de huizen en de panden an de Aachterstroate woonden. Voor de hand ligt dat in de boerderij met het rieten dak, die in de lengte langs de Aachterstroate staat, Jan Tabak, Griet Bennen en hun kinderen Jans en Roelof woonden. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie gegevens verschaffen over de mensen die in de periode 1960-1965 in de zichtbare panden woonden ?
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 10, nu Achterstraat 6, Lammigje Haveman, weduwe van Hendrik Mulder Ezn, moeder van Anne en Egbert Mulder. In die periode hield ze nog een paar koeien. Zoon Egbert was postbode, maar zal ook wel het boerenwerk hebben gedaan. Ze leverde melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op haar melkbussen stond leveranciernummer 94. Ze bewoonde het pand achter de leilinden, dat links op de voorgrond van de foto is te zien.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 9, nu Achterstraat 8, het echtpaar Hilbert Folkerts en Egbertje Winters. Zij hielden ook een paar koeien. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 95. Ze bewoonden het pand dat naast het pand van Lammigje Haveman staat.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 4, nu Achterstraat 7, het echtpaar Teunis Wesseling en Lammigje Seinen. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 96. Ze bewoonden de boerderij waarvoor een grote groep mensen loopt.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 8, nu Achterstraat 10, de ongetrouwde Geert Bennen. Hij leverde melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op zijn melkbussen stond leveranciernummer 97. In mei 1951 verhuisden Jan Tabak en Griet Bennen van Dieverbrug 10 naar Achterstraat 8. Zij leverden ook melk aan de fabriek, maar blijkbaar stond in die periode het busnummer nog op naam van Geert Bennen. Geert Bennen woonde in de boererij, die in de lengte langs de Achterstraat staat.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 6, nu Achterstraat 14 t/m 24, het echtpaar Jan Dolsma en Hendrikje Koops. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 98. Ze woonden in de niet zichtbare boerderij achter de bomen aan de rechterkant van de foto.
In de periode 1950-1953 woonde op het adres Achterstraat 5, nu Achterstraat 9, het echtpaar Klaas Hummelen Smidt en Hendrikje Vos. Zij leverden melk aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Op hun melkbussen stond leveranciernummer 99. Ze woonden in de boerderij die rechts boven de boerderij van Geert Bennen is te zien.
De redactie is al heel lang op zoek naar foto’s van melkbussen met het leveranciernummer van boeren, keuterboeren en arbeiders, die melk leverden aan de zuivelfabriek aan het Moleneinde. Wie van de zeer gewaardeerde bezoekers van ut Deevers Archief kan de redactie voorzien van een goede scan van foto’s van melkbussen met het leveranciernummer ?

Posted in Aagterstroate | Leave a comment

Blik, Wringe, Boekweitenveen, Giere, Kleine Kwabbik

In het Nieuwsblad van het Noorden van 18 december 1964 -alweer meer dan vijftig jaar geleden- verscheen het volgende korte bericht over de verkoop van bouwland en groenland in café Brinkzicht an de brinq in Deever.

Diever. Ten overstaan van notaris D. Botje te Dwingelo werd in café Brinkzicht te Diever bij toeslag, wegens voorgenomen beëindiging van het bedrijf, in het openbaar verkocht:
1.
Voor de heer R. Hummelen te Almelo:
Bouwland ’t Blik op de Westeres, groot 48 are 10 ca.
Kopers werden gebroeders Elting te Wittelte voor f. 3690,-.
2.
Voor de heer A. Vierhoven te Ruinerwold:
Groenland de Wringe bij de Bolderhoek, groot 97 are en 70 ca.
Koper werd de heer J. Pot te Wittelte voor f. 5650,-.
3.
Voor de  heer H.J. Bennen te Diever:
Groenland Boekweitenveen op de Westeres, groot 2.63.20 ha.
Kopers werden gebroeders Van Wester te Oldendiever voor f. 15.800,-.
Bouwland de Giere op de Hezenes, groot 46 are.
Koper werd de heer H. Offerein te Diever voor f. 3000,-.
Groenland de Kleine Kwabbik aan de Groningerweg, groot 62 are 60 ca.
Koper werd de heer W. Bakker te Diever voor f. 3440,-.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw werden bouwlanden en groenlanden aangeduid met hun eeuwen oude veldnaam. Hoe eenvoudig kon het zijn.
De heemkundige vereniging uut Deever heeft met langdurend en geduldig uitzoekwerk gelukkig zoveel mogelijk oude veldnamen in alle dorpen van de gemiente Deever in kaart gebracht. Deze hebben grote cultuurhistorische waarde. Veldnamen zijn cultureel erfgoed.
Met het in de vorige eeuw doordrukken en uitvoeren van de zo genoemde ruilverkaveling, het verdwijnen van de kleinschalige landbouw en het verdwijnen van de boerenstand uut de gemiente Deever is helaas ook het gebruik van de oude veldnamen van bouw- en groenlanden verdwenen.
Als men nu een willekeurige inwoner van de gemiente Deever vraagt waar ’t Blik, de Wringe, ‘t Boekweitenveen, de Giere en de Kleine Kwabbik liggen, dan zal die inwoner het antwoord hoogstwaarschijnlijk schuldig blijven.
Of wellicht weet die inwoner waar de Wringe heeft gelegen, omdat die veldnaam terug is te vinden op een straatnaambordje an de Deeverbrogge.
De gebroeders Elting waren Jan en Willem Elting uit Wittelte.

Jan Pot is geboren op 3 augustus 1919 in Wittelte en is overleden op 12 november 1987.
De gebroeders Van Wester waren Hendrik, Roelof Willem en Lucas van Wester uit Oll’ndeever.
H.J. Bennen is Harman Jan Bennen. Harman Jan Bennen is geboren op 3 mei 1904 in Deever.
H. Offerein is Hendrik Offerein.
W. Bakker is Willem Bakker.

Posted in Aarfgood, Cultuurhistorie, Deever, Landbouw, Veldnème | Leave a comment

De smid en de tiedmesiene

De redactie van ut Deevers Archief vond bij het digitaliseren (scannen) van zijn papieren archief bestaande uit vooral veel dozen en veel mappen en veel ordners met veel foto’s, kranten- en tijdschriftenknipsels, reclamemateriaal, folders, en zo voort, en zo voort, en zo voort, uut de gemiente Deever bijgaand artikel over dorpsfiguur Klaas Kleine, dat is gepubliceerd in 1983 in nummer 40 van het tijdschrift Panorama. De redactie wil dit vermakelijke artikel niet onthouden aan zijn trouwe bezoekers.

Boven aan het artikel stond de volgende tekst.
Panorama’s Buitenbeentjes
Wat tien jaar geleden begon als de Panorama-serie Buitenbeentjes is dank zij de NCRV uitgegroeid tot Showroom, het meest bekeken televisieprogramma van de laatste jaren. Showroom is gestopt, maar Panorama pakt de draad weer op

Klaas Kleine, de duizendpoot van Diever, zet de klok eens per jaar een eeuw terug.
De Smid en de Tijdmachine

Klaas Kleine is smid, hij bouwt violen, maakt kaas, fokt geiten en schrijft gedichten. Daar is dus niks raars aan. Wat ons wel bevreemdt, is zijn jaarlijkse terugkerende hang naar een leven zonder stofzuiger, radio en stromend kraanwater. Want over een paar weken is het weer zover: dan doet hij met zijn gezin een week lang net alsof het honderd jaar geleden is.

Sinds enkele jaren is Klaas Kleine in de herfstvakantie onbereikbaar voor de geneugten van de moderne tijd. Niet dat hij er dan ineens een week uitbreekt met tent en primusstel of dat hij zich een woudlopershut huurt in het Schwarzwald of zoiets, nee, Klaas Kleine uit het Drentse Diever keer telkens voor de winter invalt een week lang terug naar de vorige eeuw. Hij doet dan de deur op slot, zet de tijdmachine in zijn achteruit en stapt uit in de buurt van 1860, 1870. Daar vindt hij zijn eigen huis en zijn eigen vrouw en kinderen, maar de wasmachine is buiten werking, de stofzuiger staat op non-actief en zijn vrouw roert in een kookpot boven het houtvuur, terwijl de kleintjes spelen met bikkels en knikkers van klei. Klaas heeft namelijk iets met ‘vroeger’ en iets tegen -wat hij noemt- de dranghekkencultuur.
Normaliter treft de doordeweekse bezoeker Kleine aan in zijn werkplaats. Of in zijn geitenwei, in zijn kaasmakerij, achter een bos vioolhout of zijn typemachine. Maar als wij aanbellen staat hij voor de verandering achter de deur.
Ze zeggen wel, zegt hij, dat hij voortdurend op de vlucht is voor het moderne bestaan. Dat is dus flauwekul. Hij is danig tevreden met zijn platenspeler en de waarde van de telefoon weet hij heus wel naar waarde te schatten; hem zal je nooit horen zeggen dat hij honderd jaar te laat is geboren. Edoch. Onder het motto: beproeft alle dingen en behoudt het goede, spit Kleine aanhoudend in het verleden om tot de conclusie te komen dat sommige dingen uit de oude doos hem beter bevallen. Rust bijvoorbeeld. Tegenwoordig heeft iedereen haast en iedereen komt tijd tekort. Dat is behalve ongezond ook absurd. De goeie God heeft de mens vierentwintig uur per etmaal gegeven en dat moet voldoende wezen.
Nu mag het gerust een mirakel heten dat Kleine het redt met die twee dozijn uur. Naast zijn vak als smid oefent hij een aantal bijvakken uit waar een ander zijn leven lang de handen aan vol zou hebben. Neem het viool bouwen. Als klein jongetje zag hij voor het eerst een viool in handen van zijn oom. Dat was wat, zulke rare instrumenten kwamen normaal het huis van zijn ouders niet in. Dat was meer voor de dokter en de domeneer en vandaar dat hij nooit heeft geweten wat voor geluid zoiets nou eigenlijk voortbracht. Tot zijn oom op die viool begon te spelen, toen was hij er gelijk kapot van. Binnen de kortste keren maakte hij van een sigarenkistje een eigen viool en daarmee was het hek van de dam. Geen snaarinstrument kon hij meer in handen hebben of hij peuterde er net zolang aan tot hij wist hoe het in elkaar zat. Hij vrat alle beschikbare lectuur over middeleeuwse instrumenten en nu hij 43 is, is de vioolbouwerij een halve broodwinning.
Het fokken van oud-Nederlandse geiten. Ook zoiets. Ooit kocht hij zich één scheeloog om een maaimachine uit te sparen. Dat zette hem op het spoor van de zeldzaam geworden Veluwse geit en prompt was hij verkocht. Voor hij het goed en wel besefte had hij twintig van die langharige types in de wei staan en vergaderde hij in verenigingsverband in de dorpskroeg over het wel en wee van zijn geiten. Als maaimachine voldoen ze niet, zo heeft hij gemerkt, maar van hun melk maak je na wat oefening frisse kaas.
Toen het voltallige bestuur van de Dieverse geitenfokvereniging niet langer bij machte was Kleines met de hand geschreven notulen te ontcijferen, kreeg hij een typemachine. Dat bleek een verrassend handig apparaat, waarop ook zijn Drentse gedichten en verhalen getypt bleken te kunnen worden. De gelegenheden waarbij hij deze of gene een sonnet cadeau deed, werden ineens aanmerkelijk enthousiaster toegejuicht, vrienden en kennissen konden eindelijk lézen wat Kleine voor hen had geschreven. Publikaties in een Drents tijdschriftje voor literatuur behoren sindsdien ook tot zijn gewone bezigheden.
Tussen de bedrijven door werd er bij de Dieverse smid en zijn vrouw ook nog eens een stel kinderen opgevoed, een klus waarvan Kleine zich nimmer met een Jantje van Leiden heeft afgemaakt. Enkele jaren geleden gebeurde het dat zijn oudste dochter van geschiedenisles thuiskwam met vragen als Hoe kookten de mensen eigenlijk in de vorige eeuw ? en Hoe leefden ze zonder electriciteit ? Waar ieder ander zo nauwgezet mogelijk zou proberen te antwoorden, om daarna over te gaan tot tde orde van de dag, koos Kleine een andere methode, zij het een wat omslachtige. Hij stelde zijn vrouw en de kinderen voor een paar dagen vorige eeuw te gaan spelen. De gehele herfstvakantie van dat jaar werd voor het experiment gereserveerd. Kleine kocht rookvlees, alsmede worsten en zijden spek; zijn vrouw maakte voor iedereen zo origineel mogelijke kleding en de kinderen werd geïnstrueerd het speelgoed te zuiveren van twintigste-eeuwse elementen. Toen ging de deur dicht.
Dat eerste jaar viel de regen met bakken uit de hemel. Het stookhout werd vochtig en met rooie ogen van de rook leefden ze genietend het leven van een eeuw geleden. Dat het zo’n succesvolle herfstweek werd, kwam mede door de authentieke staat waarin hun huis verkeert. De vrouw van Kleine kon zich, gezien het feit dat er zoals eertijds een pomp op het erf staat, met beide handen uitleven op het wasgoed. Kleine zelf begaf zich, in plaats van per auto, te voet naar zijn geitenwei en in zijn smidse ging hij ouderwets te keer met de blaasbalg, terwijl de kinderen zich oefenden in het gebruik van griffel en lei. Na die week werd besloten dat, zolang ze het allemaal leuk bleven vinden, iedere herfstvakantie voortaan besteed zou worden aan het-leven-in-de-vorige-eeuw.
De dorpsgenoten bezien sindsdien die Kleine met wat meer oplettendheid. Een afwijkinkje of wat is tot daaraan toe, maar al te bont moet het ook niet worden. Een vriendinnetje van één van de kinderen kwam tijdens zo’n herfstweek eens binnen met de mededeling: ‘Ik moet van mijn vader zeggen dat jullie gek zijn’.
Vrienden en kennissen houden zich verbaal iets meer op de vlakte, maar putten zich gedurende de bewuste week wel uit in een meer dan gemiddelde belangstelling voor het gezin van de smid. En als iemand eindelijk een fout meent te hebben ontdekt (Heb je een slaapzak op bed ? In die tijd hadden ze anders helemaal geen slaapzakken !) is de ondertoon van triomf net iets te duidelijk hoorbaar. Daarom heeft Klaas Kleine besloten dat de komende herfstvakantie de deur niet al te wijd open zal staan. Nu maar eens geen pottenkijkers die handenwrijvend zoeken naar missers. En na die week zal de smid er weer gewoon bij zijn, inclusief auto, platenspeler en telefoon. Want hij mag dan graag het een en ander beproeven, hij is zuinig op het goede.

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
Duizendpoot wijlen Klaas Kleine (dertien ambachten en geen ongelukken, van nature kritisch en een beetje cynisch) was onder meer hoefsmid, siersmid, edelsmid, romanticus, historicus, bouwkundige, huizenbouwer, restaurateur, timmerman, metselaar, landgeitenfokker, landgeitenhouder, landgeitenkaasmaker, vioolbouwer, toneelspeler, schrijver, dichter, vertaler, docent in de Drentse taal, onderzoeksjournalist, klokkenluider, koster, ouderling, kerkvoogd (als nog een kunde of beroep of bijberoep aan deze lijst moet worden toegevoegd, aarzel dan niet die kunde, dat beroep of dat bijberoep aan de redactie door te geven).
Meer gegevens over Klaas Kleine zijn te vinden op een bladzijde van Wikipedia.
Wijlen Klaas Kleine (geboren op 20 maart 1940 op Koldervene, veel te jong overleden op 24 oktober 2000 in Deever) woonde met zijn gezin in het door hem zelf gerestaureerde en herbouwde huus op de hook van de grote en de kleine Peperstroate in Deever.

Posted in Deever, Dorpsfiguur, Klaas Kleine, Peperstroate | Leave a comment