Slimme Kees drok Deever sien ‘cultuur’ deur de strotte

In de krant De Telegraaf verscheen op 14 november 1964 het navolgende in wij-vorm geschreven bericht over de culturele weerstand van de Deeverse bevolking tegen het culturele openluchtspel in het culturele openluchttheater an de Heezeresch bee Deever en de culturele cultuurzolder van burgemeester Ome Kees (vaak ook Slimme Kees genoemd) in het gemeentehuis aan de brink van Deever.

Caféhouder Doorten en velen met hem: Diever wil liever niet cultureel zijn
In het centrum van Diever stonden deze week twee paarden met elkaar te praten. Er liep maar een heel smal asfaltstraatje tussen hun weilanden, dus ze hoefden elkaar niet te beschreeuwen. Toen we er aan kwamen trokken ze hun hoofden even terug om ons te laten passeren, en daarna hervatten ze hun gesprek.
Je zag weinig mensen op straat. Af en toe passeerde een boerin in overall op de fiets met een kind achterop, en in de buurt van het nieuwe postkantoor stonden een stuk of wat schoolkinderen zich te vergapen aan twee landmeters die onbegrijpelijke dingen deden met een verrekijker op pootje.
Een kleine auto toeterde bij de benzinepomp van smid Kloeze, die zich aan het omscholen is tot garagehouder. Verderop, op de brink, stond één geparkeerde auto. Een vrouw veegde de herfstbladeren weg op de stoep van het gemeentemuseum en in het nieuwe raadhuis, daar recht tegenover, zaten burgemeester en wethouders te vergaderen. De klok in het café naast het raadhuis stond stil.
Eerste indruk van Diever: als je rust nodig hebt, dan moet je dáár heen gaan.

Een mens kan zich vergissen
Buiten de dorpskern zie je een handjevol kostbare bungalows en veel kleine, soms wat vervallen boerenhuisjes. Bossen en weilanden en akkers, waar hier en daar een boer bezig is zijn bietenoogst binnen te halen. De wegen zijn doodstil. Bij het plaatselijke hunebed staat een oude man. Hij knikt goeiemiddag, maar hij zegt geen woord.
Tweede indruk van Diever: als je rust nodig hebt, dan moet je dáár heen gaan.
Maar een mens kan zich vergissen. In het stille Drentse Shakespeare-dorp schuilen verhitte gemoederen. En die gemoederen hebben iets met Shakespeare te maken.
Sinds 1946 voeren toneel-amateurs in het dorp onder leiding van dokter Broekema elk jaar een stuk van Shakespeare op. Dat gebeurt in het plaatselijke openluchttheater, midden in het toeristenseizoen. En de belangstelling van vorstenhuis, autoriteiten en publiek voor deze merkwaardige jaarlijkse artistieke daad is groot. Diever heeft er naam mee gemaakt. En er zijn mensen in Diever, die daar erg gelukkig mee zijn: die de toekomst van het dorp koppelen aan de reputatie van Shakespeare, maar er zijn nog veel meer Dievenaren, die hun strijd om het dagelijks brood op de eerste plaats zetten. Neem het ze maar eens kwalijk. En wanneer Shakespeare postuum hun belangen schaadt, gaan ze zich verzetten.
We hebben gepraat met een willekeurig aantal van de 3000 inwoners van het dorp en uit die gesprekken hebben we onze derde indruk gepeurd: het is niet zo erg rustig in Diever, want een groot deel van de bevolking wil op de vuist met Shakespeare.

Boven de pet
“Kijk es, Shakespeare zal wel heel prachtig zijn, maar voor ons is dat toch allemaal veel te hoogdravend”, zei een boer, die met een vracht bietenloof onderweg was naar Dieverbrug. “Ze hebben een prachtig openluchttheater en het zal best wezen dat er een hoop mensen zijn, die zo’n hoogdravend stuk prachtig mooi vinden, maar ik ben er een keer geweest en het ging mij boven de pet. Waarom hebben ze nooit eens een ander stuk, waar je om kunt lachen, of een revue of zo iets ? Dat doen ze in andere plaatsen toch ook ? Maar nee: Shakespeare is ze hier naar de kop gestegen, want dat is cultureel. Nou ze hebben uitgeteld, dat tien procent van de bevolking de eerste voorstelling in 1946 heeft gezien. Toen waren ze nog nieuwsgierig. Maar het is elk jaar minder geworden en nu gaat alleen nog een handjevol vaders en moeders kijken, omdat hun kinderen meespelen.”
Hij zei wat tegen zijn paard en ze gingen verder.

Cultuurzolder
We kwamen terecht bij caféhouder Klaas Doorten. In zijn piepkleine gelagkamer zaten twee mensen een kopje koffie te drinken. Doorten kwam in zij  stofjas bij ons zitten en hij zei: “Er zijn hier vier cafés en dat zijn er eigenlijk drie te veel. We zijn hard op weg kapot te gaan. Dat komt door de cultuurzolder. Kijk: in 1957 is het nieuwe raadhuis klaargekomen, een mooi raadhuis hoor, en op de bovenste verdieping hebben ze toen die cultuurzolder ingericht. Een mooie ruimte voor 125 mensen en zeer geschikt voor vergaderingen, clubbijeenkomsten en recepties. De koffie kost er een dubbeltje.
En wat is er dus gebeurd ? Als er wat te vergaderen is, gaan ze naar de cultuurzolder. Vroeger hadden wij de vergaderingen. Neem de schaakclub. Die had ik vroeger hier. Dan stak ik in de grote zaal met parketvloer de kachel aan en ik zorgde voor de stukken en de borden. Voor verwarming en licht vroeg ik een rijksdaalder en de leden dronken een kopje koffie. Een kleine winst, maar het was winst. Maar de schaakclub zit nu op de cultuurzolder. We hebben geen recepties meer en geen vergaderingen en de biljarters houden we alleen nog maar, omdat de cultuurzolder geen biljarts heeft. Zo worden de cafés in het dorp kapotgemaakt door de gemeente.

Geen film
Vroeger draaide ik hier af en toe een film, maar ik krijg nou geen vergunning meer. Vroeger waren er hier dansavonden, maar de burgemeester geeft geen toestemming meer. Hij heeft gezegd dat hij wel toestemming wilde geven voor een cabaret of zo iets, als het maar cultureel is. Maar daar krijg ik toch geen mensen mee binnen ?
Ze willen ons dorp cultureel verheffen, maar we hebben wel wat anders aan ons hoofd. Gezelligheid en feest op onze eigen manier is er niet meer bij. Vroeger was het hier druk als er veemarkt was en op Pinkstermaandag was mijn café te klein. Maar al die dingen zijn afgeschaft.
Natuurlijk: Shakespeare trekt veel mensen naar het dorp, maar die komen om een uur of negen en ze gaan midden in de nacht weer naar huls. Die komen heus niet nog even bij ons in het café. Nee: aan die Shakespeare-stukken hebben we helemaal niks. En laatst heeft Slimme Kees – zo noemt iedereen hier de burgemeester – gezegd dat de caféhouders maar eens moesten afstappen van het idee dat ze een dorpskroeg beheren en dat ze zich veel meer -op het toerisme moeten instellen. Hoezo ? Hebben we dan zoveel toeristen hier ? Je krijgt een handjevol mensen in één maand van het jaar en daar heb je dan ons hele toeristenseizoen. Trouwens: onze zaken zien er netjes genoeg uit. Laat de toeristen maar komen.”
Doorten is kwaad. Kwaad op Shakespeare, op de burgemeester en de gemeenteraad, die hij overigens zelf mee heeft helpen kiezen. “Ach wat”, zegt hij over de gemeenteraad. “Allemaal ja-knikkers, die in Schoonebeek thuishoren. Ze moeten wel, want ze zijn niet zo ontwikkeld als de burgemeester. Die praat ze wel ondersteboven.”

Afgereageerd
We zeggen goeiemiddag en we stappen op. De straat in, langs de etalage van de plaatselijke loodgieter. Geen kraan, geen gasfornuis staat in zijn etalage. Wel een verzameling kunstvoorwerpen. Verderop een winkel in huishoudelijke artikelen. Er hangen op artistieke wijze twee” abstracte schildcrwerkjes in de etalage. Een boerin staat ernaar te kijken. Haar gezicht verraadt niets. Dokter Broekema, Shakespeare-regisscur en medisch monopolist van het dorp, rijdt voorbij op zijn blauw-witte scooter met aanhangwagentje. We komen aan de rand van het dorp, bij een stuk bebost terrein, dat doorsneden is door kronkelige asfaltweggetjes. Later moeten hier bungalows gebouwd worden. Oberonlaan staat op een bordje. Het is wat moeilijk te lezen, want het bordje is beschadigd. We lopen verder tot de Titanialaan, via de Helenalaan. De bordjes zijn allemaal kapot of beschadigd. Het bordje Pucklaan is nog heel, omdat het nogal verscholen staat, maar de Lysanderlaan en de Theseusweg zijn ternauwernood als zodanig te herkennen. De plastic bordjes zijn versplinterd en gebroken en de houten plankjes, waarop ze gespijkerd waren, hangen in splinters. Titania, Puck, Oberon. Figuren uit Shakespeare’s Midsummer Night’s Dream. Het is duidelijk: de Dievenaren hebben er iets tegen.

Geen artiesten !
Een eind buiten de kern van het dorp praten we met kalvermester Chris Herstein. Hij zegt: “Het openluchtspel betekent hier alles. Het wordt steeds duidelijker dat ze van Diever een soort kunstenaarsdorp willen maken, maar Bergen bestaat nu eenmaal al. En voor andere gemeentelijke zaken hebben ze gewoon te weinig aandacht.” Op de terugweg naar het dorp vragen we de weg aan een jongeman op een bromfiets. Hij zegt ten slotte: “In Diever is niks te beleven. Helemaal niks. Als we uit willen, gaan we op de brommer naar Oosterwolde of naar Assen, of naar Dwingeloo. Dit is een gat.” We zijn terug in het dorp. Het begint avond te worden. In de hal van het prachtige, splinternieuwe raadhuis wachten we op de burgemeester. Aan de muur hangt een “cultuurkaart van Diever” en een geschenk van een regionale culturele organisatie. Het is een stuk keramiek met allemaal wapentjes erop. In het trappenhuis hangt een geborduurd vaandel met een spreuk: “Hoor ieders mening, doch bewaar uw oordeel.”

Veertig punten
De  burgemeester komt uit de vergadering en gaat ons voor, zijn kamer in. Een groot bureau, gemakkelijke stoelen, een grote boekenkast met alleen maar boeken over Drente, een paar boeken die zijn vrouw geschreven heeft en een boek van Abe Brouwer, de bekende schrijver die in Diever stratemaker is. Hij zegt: “Dat was een vergadering met een agenda van veertig punten en niet een van die punten ging over Shakespeare. Ik wil maar zeggen: het is onjuist om over Diever te praten als het dorp waar ze elk jaar een stuk van Shakespeare opvoeren. Het: openluchtspel is natuurlijk niet weg te denken, maar Diever is ook een dorp met veel natuurschoon en een bevolking die agrarisch is: kleine en middelgrote gemengde bedrijven. Een goed slag mensen, met veel gemeenschapszin. Er doen veel mensen uit het dorp aan mee, niet alleen de spelers. De een zorgt voor de beplantingen, de ander schildert de banken. Het is een stuk gemeenschapswerk.”

Over zichzelf
“Ik ben hier nu 25 jaar en soms heb ik wel eens gesolliciteerd naar een andere gemeente. Maar ik solliciteerde altijd met de gedachte: het risico zit erin dat ik aangenomen word. Mijn voornaamste drijfveer om te proberen hier weg te komen, vormden mijn schoolgaande kinderen. Er is hier geen middelbare school. Ze moeten elke dag 18,3 kilometer ver, voor ze op school zijn. Op 17 november ben ik hier een kwart eeuw. Wat er die dag gaat gebeuren ? Ik weet het niet precies. Voor één keer weet ik het niet precies.”

This entry was posted in Cultuur, Eup’mlogtspel, Shakespearitis. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *