Studiosi Iuvare Delectamur regelde de waarkkaamp’m

In het periodiek De Standaard verscheen op 17 augustus 1934 het volgende bericht over het studentenwerkkamp, dat was gehuisvest in de boerderij De Uilenhorst in de Olde Willem. In het periodiek Christelijk Dagblad voor Nederland – De Amsterdammer verscheen op 18 augustus 1934 hetzelfde bericht.

Studenten maken een verkeersweg.
Werken om niet.
Het te weinig bekende Drentsche landschapsschoon.
Lichamelijke vermoeienis staalt bij geestelijke studie.
In het Nederlandse studentenwerkkamp bij Diever.

“Inden beginne was het woest en ledig op de heide. Des daags was de heerschappij aan den arend en ’s nachts aan de oehoe, beer en wolf waren koning over het land en heerschten over alle schepselen. Niemand, die hun de heerschappij betwistte, de paar armzalige zwervers, die van jagen en visschen leefden, waren al blij als zij ’t leven hadden en gingen dat gedierte graag uit den weg. Toen kwamen er op een avond andere menschen met blanke gezichten en gele haren. Paarden en wagens, kinderen, honden en kippen brachten zij mee. Elk zocht een plek op en bouwde daar een breed huis met een spits dak, dat met riet en plaggen werd gedekt.”

Aldus begint een der romans van Herman Löns, “De Weerwolf”; en telkens weer moet ik daaraan denken, wanneer een reis naar het verre Drente, het land van hei en struiken, op mijn programma staat.
Niet geheel Drente geeft denzelfden troostloozen aanblik, welken bovenstaand citaat suggereert, er zijn ook sappige gedeelten, daar waar het malsche groen beloften biedt. Vooral op dezen morgen, nu ik mij op weg begeef naar het Nederlandsche Studentenwerkkamp, op de hoeve „De Uilenhorst” tusschen Diever en Klein Wateren, is het aspect van het landschap van een gigantische en majesteitelijke bekoring.
In den vroegen morgen blonk de zon als een diamant en de nevel glom als vochtige parels. In zulke spaarzame dagen van witten nevel en amberkleurige zon komen er maar enkele zoo in het jaar is het Drentsche land een van de schoonste plekken op aarde. Zilverwit, vochtig als kinderoogjes, met glanzend groen beneden en luchtig blauw daarboven; een enkele boom kleurt nu reeds roestig en de lange vaarten zijn staalhard, met de koele glanzen van een mes.
Maar dan komen, plotseling, je weet eigenlijk niet vanwaar zoo eensklaps, de echt-Hollandsche wolkformaties zich opstapelen, groote bolle wolken, die zich al hooger torenen. Eerst zijn het statig zeilende blanke wolkenkolossen, dan verzwaren ze zich tot bundelende en tornende grauwe gevaarten in onweerszwangere luchten. En eensklaps stort het water in ondoorzichtbaren grijzen sluier met geweld naar omlaag.
Maar dan komt straks weer de avond met een breede baan van gloeiend oranje aan den horizon. Het wordt een betooverend spel van langzaam vervloeiende tinten boven een paarsende hei dan breekt het licht in kwijnend rood, en vallen violette schaduwen en aan den hemel is een ster verschenen, die voor den nacht haar plaats herneemt.
Elken dag opnieuw zijn de studenten, die voor eenige weken hun intrek in het werkkamp genomen hebben, getuige van dit natuurverschijnsel en elken dag opnieuw valt er midden onder hun drukke conversatie, onder hun werk, onder hun ontspanning en hun jolijt even een stilte, wanneer de Hollandsche luchtkoepel op z’n schoonst te prijken staat.
Wat deze studenten in het werkkamp doen ? Geen overbodige vraag, want, naar de leider ons mededeelde, blijkt hierover zelfs in de naaste omgeving van het kamp nog een groote mate van onkundigheid te bestaan.
Het Nederlands Studentenwerkkamp is georganiseerd door de Organisatie voor Studentenhulp “Studiosi iuvare delectamur”, de bekende vereeniging, die tijdens de Olympiade haar werk begon met als tolk en gids voor vreemdelingen op te treden in samenwerking met het Nederlands Comité van de Internationale Student Service.
Er zijn studenten geweest, die gezegd hebben: “eigenlijk zijn wij parasieten van de maatschappij; wij verkeeren in een bevoorrechte positie en hoe kunnen wij dit eenigszins goed maken ?” Anderen hebben hun dat nagezegd en zoo werd naar een gelegenheid gezocht om zijn krachten ten dienste te stellen van de samenleving. Men deed dit door hulpverleening bij liefdadigheidswerken enz., men doet dit sinds eenige jaren ook in werkkampen, waarvan er reeds te Havelte en Bakkeveen ingericht zijn geweest en zooals er thans één bij Diever geopend is.
De studenten verrichten hier handenarbeid. Het is werk, waarmede men de werkverschaffing niet dwars zit, omdat steeds naar objecten uitgezien wordt, die anders toch niet uitgevoerd zouden worden en waarvan het toch wel wenschelijk zou zijn, dat zij tot stand kwamen.
Zoo is men thans bezig met den aanleg van een breeden verkeersweg ter lengte van 3 kilometer, loodrecht staand op den weg van Diever naar Zorgvliet en loopende tot de Smildervaart; is deze eenmaal gereed, dan zullen de bewoners van deze streek niet meer genoodzaakt zijn een omweg van 7 kilometer rondom het Dieverderveld te maken. Het Staatsboschbeheer heeft het werk aangewezen en onder toezicht van deze instelling wordt het ook uitgevoerd.
Gedurende negen weken worden op de Drentsche heide door studenten de spaden in den grond gestoken. Op 8 Juli is het eerste kamp geopend, dat 3 weken duurde. En zoo zal het tot 8 September doorgaan; drie kampen, ieder van drie weken, zullen dan gehouden zijn. leder kamp bevat ongeveer 20 jongens en 8 meisjes. De jongens, die de schoppen en de kipkarren en de zagen hanteeren, de meisjes, die hun stroozakken opschudden, hun eten verzorgen en de boel schoon houden.
Durft ge beweren, dat een studeerend meisje geen verstand van huishouden heeft en geen oog kan houden op den inhoud van haar portemonnaie ? Ziet gij kans, lezeres, een man, die den geheelen dag in de vrije natuur is en zwaren handenarbeid verricht, voor 41 cent per dag den kost te verschaffen? Ans Prange, de kampmoeder, studente in de rechten te Leiden, zal het u leeren. En de kampdeelnemers hebben geen klacht over haar, noch over haar assistenten. Er zitten zelfs geen zwarte pitjes in de gekookte aardappelen en de messen en lepels zijn kraakzindelijk, zóó dat menige hospita er een voorbeeld aan nemen kan.
Garnalencroquettes of warme amandelbroodjes kent men hier natuurlijk niet, maar wel dikke boterhammen met hagelslag en jam en vergeet dat heerlijke roggebrood niet ! Vijf-en-twintig brooden gaan per dag schoon op.
Van den boer op De Uilenhorst hebben de studenten een stal en een loods gehuurd, welke op kostelijke wijze in een slaapgelegenheid en een conversatievertrek gemetamorphoseerd zijn. De jongens slapen op stroozakken ter plaatse waar ’s winters de koeien staan, de meisjes op den zolder bóven het conversatie- en eetlokaal. Geen spoor meer van het verblijf der wintersche gasten is er te ontdekken, het is er alles even netjes en frisch. Het fornuis buiten rookt wel eens, maar daar is men voor in een kamp en rappe handen hebben er gauw een schuttinkje voor en een dakje boven getimmerd, primitief, maar het helpt. En de regen stuurt wel eens een opzet in de war, maar „dat geeft water in de put en ten deele reeds gratis gewasschen emmers”, zegt de practische kampmoeder.
Als ’s morgens om tien minuten vóór vijven het fluitje van den kampleider klinkt, ten teeken dat het reveille is, springt ieder naar de waschgelegenheid. Veel tijd te verliezen is er niet, want reeds om kwart over vijven volgt de afmarsch naar het werk, per fiets langs smalle heidepaadjes. Om half zes wordt de eerste spade in den grond gestoken en met alle krachten werkt men door tot 8 uur. Dan komen de meisjes met het ontbijt, brood en thee met verbluffende techniek hebben zij de ketels en emmers langs de smalle sporen op haar fietsen vervoerd. En gezamenlijk ontbijten mannen en vrouwen in de openlucht. Een half uur slechts duurt de pauze, want tot elf uur klinkt er weer het lied van den arbeid dan wordt opnieuw een half uurtje gepauzeerd en het laatste overgebleven brood, door de meisjes achtergelaten, verorberd. Half twee is het: einde van het werk en terug naar de boerderij, waar de dames inmiddels haar krachten beproefd hebben op het middagmaal.
Alleen wanneer groote regenval het werk ’s morgens belemmerd heeft, wordt er ’s middags overgewerkt; anders zijnde middagen en avonden na een 7-urigen arbeidsdag vrij. En het loon ? Niemand ontvangt loon. De kampdeelnemers moeten zelfs nog ƒ 15 toe betalen om drie weken in deze werkgemeenschap opgenomen te worden. Immers, een deel van de boerderij moest worden gehuurd, er dient heel wat gecorrespondeerd te worden, enz. enz., de onkosten dienen toch goedgemaakt te worden?
En wordt er geluilakt ? Het is een lust de jonge menschen te zien werken. In gestadig tempo gaat het voort, niemand treuzelt er. Velen zien dit werk als idealistisch, ze willen ook eens ervaren wat het is lichamelijk moe te zijn, ze willen zelf aan den lijve constateeren wat ’n wegwerker voelt als hij ’s avonds thuis komt; anderen beschouwen het als een vacantie of als een welkome afleiding tusschen het verblijf temidden van muffe studieboeken. „’k Moet er niet aan denken”, aldus de kampleider, de student J. P. A. Jonker, „dat ik de volgende week over m’n boeken en dictaten zit. Het zijn m’n eenige vacantieweken, want ik zit vlak voor m’n doctoraal. En dan het afscheid van het kamp en van het Drentsche landschap valt ons allemaal zwaar. Juist als we een beetje gewend zijn, moeten we weer weg.”
Hoogstwaarschijnlijk zal het volgend jaar dit werk worden voortgezet, aangezien de studenten er slechts tot de helft mee gereed komen. Dan hebben zij tegelijk een nieuw werkobject en behoeven zij niet, zooals in 1933, tevergeefs naar nieuw werk om te zien. Dan komen vast de deelnemers allen terug, want zij willen ook af zien, wat zij begonnen zijn. De grammofoon ’s avonds in de conversatiezaal trekt hen, ook de gezamenlijke fietstochten in den namiddag en de uren van uitgelaten scherts in de slaapzaal of rondom het kampvuur, maar niet het minst het werk zelf, het voortduwen van de kipkarren, het plaggen steken, het boomen zagen en het hanteeren van de schop. En de onvergetelijke, te weinig bekende schoonheid van het Drentsche land ! Bruingebrand zullen ze ook het volgend jaar weer naar hun colleges terugkeeren. Ja, misschien komen zelfs de Polen en Amerikanen, die dit jaar bij Diever werkten, ook wel weer terug. Au revoir !

Aantekeningen van de redactie van ut Deevers Archief
In 1931 werd het eerste studentenwerkkamp gehouden in Havelte.
In 1932 werd het tweede studentenwerkkamp gehouden in Bakkeveen.
In 1933 kon de organisatie geen geschikt werkobject vinden en werd het studentenwerkkamp niet gehouden.
In 1934 vond het derde studentenwerkkamp onderdak in de boerderij De Uilenhorst in de Olde Willem.
De vereniging voor studentenhulp Studiosi Iuvare Delectamur (Wij helpen studenten graag) organiseerde van 8 juli tot 8 september 1934 drie studentenwerkkampen van elk drie weken, die waren gehuisvest in de boerderij De Uilenhorst in de Olde Willem.
De vereniging Studiosi Iuvare Delectamur (Wij helpen studenten graag) ontstond in 1928, toen zij op de Olympische Spelen in Amsterdam optrad als tolk en gids voor vreemdelingen in samenwerking met het Nederlands comité van de Internationale Student Service.
De redactie kan volstrekt geen chocola bakken van de titel van het bericht: Lichamelijke vermoeienis staalt bij geestelijke studie. De redactie verwachtte eerder de titel: De geest staalt zich door lichamelijke vermoeienis en niet door studie.

This entry was posted in de Olde Willem, de Uilenhorst, Student'nwaarkkaamp. Bookmark the permalink.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *